Dominique Garât
Portret van Denis Diderot
Op 15 februari 1779 verscheen in Le Mercure de France het volgende portret van de inmiddels bejaarde Diderot, van de hand van de jonge schrijver Dominique Joseph Garât:
Ik kom met het krieken van de dag zijn woning binnen en mijn aanwezigheid lijkt hem niet méér te verbazen dan het daglicht. Hij bespaart me de moeite onhandig stamelend de reden voor mijn bezoek te geven. Die leest hij kennelijk af aan de bewondering die van me moet hebben afgestraald. Hij bespaart me ook de lange omwegen van een gesprek dat absoluut op poëzie en proza moest worden gebracht. Nauwelijks komen die ter sprake of hij staat op en kijkt me strak aan, maar het is overduidelijk dat hij me helemaal niet meer ziet. Hij begint te praten, maar eerst zo zacht en snel dat ik, hoewel ik vlak bij hem sta en hem zelfs aanraak, hem nauwelijks kan horen en volgen. Ik begrijp meteen dat mijn rol in deze scène beperkt moet blijven tot die van stille bewonderaar - en die rol valt me niet zwaar. Geleidelijk wordt zijn stem luider, duidelijk en helder; eerst bewoog hij bijna niet, nu gaat hij steeds meer en steeds drukker gebaren. Hij heeft me nog nooit eerder gezien, maar als we staan slaat hij zijn armen om me heen, als we zitten slaat hij op mijn dij alsof het de zijne is. Als hij met zijn vlugge, vederlichte associaties het woord wetten laat vallen, krijg ik een compleet plan voor een nieuwe wetgeving voorgeschoteld, als hij het toneel ter sprake brengt, mag ik kiezen tussen vijf mogelijke projecten van tragedies en tragikomedies. Als het gaat over het belang van taferelen voor het toneel, dat volgens hem scènes moet laten zien en geen dialogen laten horen, herinnert hij zich dat Tacitus de grootste schilder van de Oudheid is en reciteert me uit de Annalen of de Historiën... Dan wordt hij geroerd door het verlies van zovele kunstschatten, die hij betreurt en beweent alsof hij ze zelf heeft gekend; konden de manuscripten die onder de ruïnes van Herculaneum zijn opgegraven toch nog ten minste enkele boeken van de Historiën of de Annalen
prijsgeven! - die hoop vervult hem van vreugde. Maar hoe vaak zijn meesterwerken die intact in de graven lagen niet vernietigd door de ondeskundige handen die ze weer