| |
| |
| |
Stanisław Lem
De volledige leegte
Pseudorecensies
Recensies over niet bestaande boeken schrijven is geen uitvinding van Lem; dergelijke pogingen zijn niet alleen bij een hedendaagse schrijver als J.L. Borges te vinden (bij voorbeeld als ‘Beschouwing over het werk van Herbert Quain’ in de bundel Ficciones), het idee gaat verder terug, en ook Rabelais is niet de eerste geweest die het toepaste. Maar ‘De volledige leegte’ is in zoverre uniek dat het boek een bloemlezing van uitsluitend zulke kritieken wil zijn. Systematische pedanterie of systematische humor? We verdenken de auteur van humoristische bedoelingen, en die indruk wordt ook door de inleiding niet weggenomen, een ellenlange, theoretische inleiding waarin men leest: ‘Romans schrijven is een vorm van het verlies van creatieve vrijheden... Verder is het recenseren van boeken een nog lagere vorm van dwangarbeid. Over de schrijver kan men tenminste zeggen dat hij zichzelf aan banden heeft gelegd - door de keuze van zijn thema. De criticus bevindt zich in een ongunstiger positie; als een dwangarbeider aan zijn kruiwagen zit de recensent aan het besproken werk vastgeklonken. De schrijver verliest zijn vrijheid in zijn eigen boek, de criticus in dat van een ander.’
De overdrijving van deze vereenvoudigingen is te opzichtig om serieus genomen te worden. In een andere alinea van de inleiding (‘Autosoil’) staat: ‘De literatuur heeft ons tot nu toe over fictieve personen verteld. Wij gaan verder, wij zullen fictieve boeken beschrijven. Dat is een kans om de creatieve vrijheden te heroveren en tevens het huwelijk tussen twee tegenstrijdige geesten, de belletristische auteur en de criticus.’
Het ‘Autosoil’, zet Lem verder uiteen, moet de vrije creativiteit ‘in het kwadraat’ zijn, want de criticus van de tekst zal, als hij zich er eenmaal vertrouwd mee gemaakt heeft, meer bewegingsvrijheid hebben dan de verteller van de traditionele of niet-traditionele literatuur. Daar kunnen we mee instemmen, omdat de literatuur tegenwoordig inderdaad moeite doet, een grotere distantie tot het geschapene te verwerven, zoals de hardloper probeert op de juiste manier adem te halen. Erg genoeg dat deze geleerde inleiding op een gegeven moment blijft steken. Lem vertelt over de positieve kanten van het niets, over ideale ma- | |
| |
thematische objecten en nieuwe metaniveau's van de taal. Voor een grap is dat net iets teveel van het goede. Sterker nog - met deze ouverture brengt Lem de lezer (en misschien ook zichzelf?) op een dwaalspoor. Want ‘De volledige leegte’ bestaat uit pseudorecensies die meer dan een verzameling grappen zijn. Ik wil ze in tegenstelling tot de auteur in drie groepen indelen:
1. Parodie, pastiche en spot. Hiertoe behoren de ‘Robinsonades’, ‘Niets of de consequentie’ (beide teksten maken op verschillende manieren de nouveau roman belachelijk), en eventueel ook nog ‘Jij’ en ‘Gigamesh’. Weliswaar is ‘Jij’ een tamelijk riskant geval, want een slecht boek bedenken dat je kunt afkraken omdat het slecht is, is te gemakkelijk. In formeel opzicht is de roman ‘Niets of de consequentie’ het origineelst, omdat beslist niemand hem zou kunnen schrijven; de toegepaste truc van de pseudorecensie maakt dus een acrobatisch kunststuk mogelijk: de kritiek van een boek dat niet alleen niet bestaat maar ook niet kan bestaan. ‘Gigamesh’ beviel mij het minst. Het gaat erom dat de zon alles aan het licht brengt. Maar levert het echt iets op, met zulke grappen meesterwerken af te doen? Misschien, als je er zelf geen schrijft.
2. Schetsen en ruwe versies (want uiteindelijk zijn het merkwaardige kladversies) zoals ‘Groepsleider Lodewijk de zestiende’, ‘De idioot’ en ook ‘De kwestie van het tempo’. Elk daarvan zou - wie zal het zeggen - het embryo van een goede roman zijn. Maar deze romans moeten nog geschreven worden. Een inhoudsopgave, kritisch of niet, is tenslotte toch alleen maar een voorgerecht dat onze eetlust wekt voor een hoofdgerecht dat in de keuken niet voorhanden is. Waarom is het niet voorhanden? Een kritiek met insinuaties is unfair, maar ik wil ze mij eens veroorloven. De auteur had invallen die hij niet in staat was ten volle te realiseren; hij kon ze niet op papier krijgen en hij vond het jammer dat hij ze niet op papier kreeg - dat is de hele genesis van dit deel van ‘Volledige leegte’. Intelligent genoeg om juist dit verwijt te voorzien, heeft Lem besloten zich achter de inleiding te verschuilen. Daarom heeft hij het in ‘Autosoil’ over de armetierigheid van de prozawerkplaats, over het handwerk van het schaven en vijlen aan beschrijvingen, ‘om vijf uur verliet de markiezin haar huis’. Maar een goede werkplaats is niet niks. Lem schrok terug voor de moeilijkheden die elk van de drie door mij alleen maar als voorbeeld genoemde titels in petto had. Hij riskeerde liever niets, hij heeft zich gedrukt, hij is het probleem uit de weg gegaan. Als hij zegt dat elk boek ‘een graf is voor talloze andere, die het heeft vernietigd en verdrongen’, geeft hij te kennen dat hij meer invallen tot zijn beschikking heeft dan biologische tijd (ars longa, vita brevis). Maar zoveel belangrijke, veelbelovende invallen heeft hij in ‘Vol- | |
| |
ledige leegte’ helemaal niet. Hij laat soms zien hoe handig hij is, dat heb ik gezegd; maar dan neemt hij zijn toevlucht tot grappen. Ik vermoed dat er iets serieuzers achter steekt, namelijk - een verlangen dat niet te verwerkelijken
is.
3. De overtuiging dat ik mij niet vergis, ontleen ik aan de laatste groep werken in deze bundel, zoals ‘De impossiblitate Vitae’, ‘De cultuur als fout’ en - vooral! - ‘De nieuwe kosmogonie’.
‘De cultuur als fout’ zet opvattingen op hun kop die Lem meer dan eens verkondigd heeft, zowel in zijn belletristische als in zijn meer theoretische boeken. De eruptie van de technologie, daar als liquidatrix van de cultuur gebrandmerkt, wordt hier tot bevrijdster van de mensheid verheven. Andermaal betoont Lem zich een apostaat in ‘De Impossibilitate Vitae’. De amusante absurditeit van de lange causale ketens van deze familiekroniek mag ons niet misleiden - het gaat niet om een komische anekdote, maar om een aanval op het allerheiligste van Lem, de waarschijnlijkheidsleer, dus het toeval, dus de categorie die aan allerlei opvattingen van hem ten grondslag ligt. De aanval vindt in een bizarre situatie plaats, dat moet de scherpte ervan afzwakken. Was de aanval misschien toch eventjes niet grotesk bedoeld?
Twijfel wordt gezaaid door ‘De nieuwe kosmogonie’, waarlijk een pièce de résistance van het boek, erin verborgen als de Grieken in het Trojaanse paard. Het is noch een grap noch een fictieve recensie. Wat is het dan wel? Het staat zo boordevol zware wetenschappelijke argumenten dat het voor een grap nogal omslachtig is - men weet toch hoezeer Lem encyclopedieën verslonden heeft, je hoeft hem maar te schudden en er rollen hele reeksen logaritmen en formules uit. ‘De nieuwe kosmogonie’ is de fictieve redevoering van een Nobelprijswinnaar waarin deze een revolutionair beeld van het universum schetst. Als ik nooit een ander boek van Lem gelezen had, zou ik op het eind kunnen veronderstellen dat het als een grap voor dertig ingewijden bedoeld was, dat wil zeggen voor de fysici en andere relativisten over de hele wereld. Toch lijkt mij dat onwaarschijnlijk. Derhalve heb ik het vermoeden dat het weer om een idee ging dat hem te binnen schoot, maar waarvoor hij terugschrok. Natuurlijk zal hij dat nooit toegeven, en ik noch iemand anders zal hem het bewijs kunnen leveren dat hij de kosmos als spel serieus heeft genomen. Hij kan zich te allen tijde op het grappige karakter van de context beroepen, op de titel van het boek (‘De volledige leegte’ - alsof het nergens over gaat); bovendien - de beste schuilplaats, de beste smoes is de licentia poetica.
Niettemin ben ik van mening dat er achter al deze teksten iets serieus schuilgaat. De kosmos als spel? Intentionale fysica? Als aanbidder van de wetenschap die voor haar heilige methodologie op z'n buik ligt, kon
| |
| |
Lem zich niet als haar eerste ketter en afvallige opwerpen. Hij kon deze gedachte dan ook in geen enkel theoretisch betoog onderbrengen. Anderzijds, als hij van de idee van de ‘kosmos als spel’ de rode draad van een handeling had gemaakt, zou hij weer eens een zoveelste doorsnee Science Fiction-boek geschreven hebben.
Wat bleef er over? Voor het gezonde mensenverstand niets anders dan te zwijgen. Boeken die een schrijver niet schrijft, waaraan hij wat er ook gebeurt niet eens begint, waar men fictieve auteurs voor kan verzinnen - hebben zulke boeken niet door het feit alleen al dat ze niet bestaan bijzonder veel weg van ostentatief zwijgen? Kan men zich nog meer van heterodoxe gedachten distantiëren? Als men over deze boeken of deze optredens praat alsof het uitingen van anderen zijn, dan is dat bijna alsof men zwijgend spreekt. Vooral wanneer dat zich in een grappige context afspeelt.
Dus, waaruit is De volledige leegte ontstaan? Uit jarenlang onder het hart gedragen hongeren naar een voedzaam realisme, uit gedachten die in krasse tegenspraak met de eigen opvattingen staan en daarom niet direct kunnen worden uitgesproken, uit alles waarvan men vergeefs droomt. De theoretische inleiding, die ogenschijnlijk de grondslag voor een ‘nieuw literair genre’ legt, is een afleidingsmanoeuvre, een opzichtige beweging waarmee de goochelaar opzettelijke onze aandacht afleidt van wat hij werkelijk doet. Het is de bedoeling dat wij denken dat hij bewijst hoe handig hij is, hoewel dat niet zo is. Deze werken zijn niet ontstaan dank zij de truc van de ‘pseudorecensie’, zij hebben zich zelf, vergeefs naar uitdrukking snakkend, van deze truc bediend als excuus en voorwendsel. Zonder deze truc zou alles in de sfeer van het verzwijgen gebleven zijn. Het gaat hier namelijk om een verraad aan de fantasie ten gunste van een goedgeaard realisme, om een verloochening in de empirie, om een ketterij in de wetenschap. Zou Lem echt geloofd hebben dat zijn manipulatie niet doorzien zou worden? Terwijl die erg eenvoudig is: lachend hardop uitroepen wat iemand in ernst niet eens zou durven fluisteren. Ondanks alles wat de inleiding zegt, hoeft de criticus niet aan het boek vastgeketend te zijn als de dwangarbeider aan de kruiwagen; zijn vrijheid bestaat er niet uit dat hij een boek de hemel in kan prijzen of kan kraken, maar dat hij door het boek als door een microscoop de auteur kan bestuderen. Maar dan doet ‘De volledige leegte’ zich kennen als verhaal van datgene wat iemand wil hebben maar niet heeft. Het is een boek vol onvervulde dromen. En het enige foefje dat de als een haas hakenslaande Lem nog zou kunnen uithalen, is de tegenaanval in de vorm van de bewering dat niet ik, de criticus, maar hij zelf, de auteur, deze recensie hier geschreven heeft en er een aanvulling van de ‘Volledige leegte’
van heeft gemaakt.
| |
| |
| |
Twee besprekingen uit De volledige leegte
Joachim Fersengeld: Perycalypsis (Editions de minuit - Parijs) Joachim Fersengeld [Joachim Hielenlichter] is een Duitser, hij heeft zijn Perycalypsis in het Nederlands gschreven (deze taal kent hij nagenoeg helemaal niet, wat hij in de inleiding toegeeft) en in Frankrijk uitgegeven, dat bekend staat om zijn vreselijke correcties. De schrijver dezer regelen kent eigenlijk ook geen Nederlands, maar is door de titel, de Engelse inleiding en de paar woorden die in de tekst te begrijpen zijn tot de conclusie gekomen dat hij desondanks geschikt is als recensent.
Joachim Fersengeld wil in een tijdperk waarin iedereen een intellectueel kan zijn, er geen zijn. Ook wil hij niet voor literator worden aangezien; alleen in die gevallen kan iets waardevols geschapen worden, wanneer het materiaal of de mensen tot wie het geschapene zich richt, weerstand bieden. Daar men echter na de dood van de door religie en censuur uitgevaardigde verboden alles en nog wat kan zeggen en na het verdwijnen van aandachtige, om ieder woord trillende toehoorders wie dan ook wat dan ook kan toeschreeuwen, is de literatuur met haar hele humanistische habitus een lijk waarvan het hardnekkig voortschrijdende verval door de Engelse familie verdonkeremaand wordt. Wie iets wil scheppen, moet dus nieuwe gebieden zoeken waarin men op weerstand, op een situatie van bedreigingen en risico's en daarmee van ernst en verantwoordelijkheid stuit.
Zo'n gebied, zo'n onderneming kan tegenwoordig alleen het profeteren zijn. Omdat hij onmogelijk is, zou de profeet, dus iemand die bij voorbaat weet dat hij gehoord noch erkend noch geaccepteerd zal worden, zich a priori op stomheid moeten instellen. En stom is zowel degene die zwijgt als degene die zich als Duitser na een Engelse inleiding in het Nederlands tot Fransen richt. Fersengeld gaat dan ook te werk in overeenstemming met zijn eigen vooronderstellingen. Onze machtige beschaving, zegt hij, streeft naar de vervaardiging van zo onhoudbaar mogelijke producten in zo houdbaar mogelijke verpakking. Het onhoudbare product moet snel door een nieuw product vervangen worden, wat de afzet bevordert; en de houdbaarheid van de verpakking bemoeilijkt het opruimen, wat gunstig is voor de verdere ontwikkeling van techniek en organisatie. Zo redden de kopers het best alleen met de aan de lopende band geproduceerde rotzooi, maar voor het opruimen van de verpakking zijn er speciale milieubeschermings- en sanerings-programa's vereist, een coördinatie van de inspanningen, plannen, grote reinigingsinstallaties enzomeer. Vroeger kon men erop rekenen dat de toename van vuilnis dankzij natuurkrachten als regen, stormen, rivie- | |
| |
ren, aardbevingen binnen redelijke grenzen bleef. Nu is datgene wat voorheen het afval wegspoelde en wegpoetste, zelf een excrement van de beschaving geworden, want de rivieren vergiftigen ons, de atmosfeer verschroeit onze longen en ogen, de winden strooien industrie-as op ons hoofd, en de verpakkingen van kunststof zijn omdat ze elastisch zijn zelfs tegen aardbevingen bestand. Op die manier vormen de uitwerpselen van de beschaving het normale landschapsbeeld en zijn de natuurreservaten tijdelijke uitzonderingen. In een landschap van verpakkingen die van producten zijn afgehaald, roeren zich monter de massa's, bezig met het verbruik van wat is uitgepakt evenals met het laatste natuurlijke product, dat is de seks. Maar ook die heeft men
van een grote hoeveelheid verpakkingen voorzien, want dat zijn het toch: de kleding, shows, rozen, lippenstift en andere reclame-omhulsels. Ook naaktheid is immers al doorzichtige verpakking geworden. Daardoor is de beschaving alleen in afzonderlijke delen bewonderenswaardig, net als alleen de precisie van het hart, de lever, de nieren of de longen bewonderenswaardig is, want als deze organen goed werken heeft dat zeer zeker zin, hoewel het werken van het uit deze perfecte onderdelen bestaande lichaam geen zin heeft indien dit het lichaam van een gek is.
Hetzelfde proces, zo verkondigt de profeet, is ook op het gebied van de geestelijke producten gaande, want de verschrikkelijke machine van de beschaving is, eenmaal op dreef, een melkmachine van de muzen geworden. Ze blaast de bibliotheken op, overspoelt boekhandels en krantenkiosken, verwart de beeldschermen en hoopt zich dusdanig op dat alleen al haar kwantitatieve macht tot de zekere ondergang leidt. Wanneer zich in de Sahara veertig zandkorreltjes bevinden waarvan de redding van de wereld zou afhangen, worden ze net zo min gevonden als de veertig verlossende werken die al geschreven zijn maar onder hopen oud papier begraven liggen. En deze werken zijn vast en zeker geschreven, daarvoor staat de statistiek van geestelijke geboortes borg die in het Nederlands door Joachim Fersengeld mathematisch berekend is, wat de recensent in goed vertrouwen herhaalt zonder de Nederlandse of de wiskundige taal machtig te zijn. Maar voordat wij de zielen met deze openbaringen laven, verstikken we ze in afval, want daarvan is er vier miljard meer. Ze zijn trouwens al gestikt. Wat de profetie verkondigt, is al geschied, het is alleen in alle haast niet opgemerkt. De profetie is bijgevolg postfetie en heet daarom perycalyps en niet apocalyps. De vooruitgang daarvan herkennen we aan tekens als verveling, vervlakking, afstomping, maar ook: acceleratie, inflatie, masturbatie. Geestelijke masturbatie is zelfbevrediging met aankondigingen in plaats van met vervullingen. Eerst heeft de reclame ons tot uitputtens toe geonaneerd (ze is de ontaarde vorm van openbaring waartoe het goederen- | |
| |
denken zich - in tegenstelling tot het personen-denken - kan verheffen), vervolgens heeft de zelfverkrachting zich - als methode - van de rest van de kunsten meester gemaakt. En dat alles omdat men aan de verlossende werking van marktartikelen niet met hetzelfde succes kan geloven als aan de invloed van Onze Lieve Heer.
Voorzichtig groeien van talenten, het langzame rijpen ervan, de zorgvuldige selectie, de natuurlijke teeltkeus op het vlak van een zorgvuldige en krachtige smaak - dat zijn kinderloos uitgestorven fenomenen van het verleden. De laatste prikkel die nog effect heeft is het oorverdovende gebrul; maar aangezien er steeds meer mensen brullen en steeds sterkere versterkers gebruiken, zullen eerder de trommelvliezen barsten dan dat de geest iets verneemt. De namen van vroegere genieën, die steeds vergeefser worden aangeroepen, zijn nog slechts holle klanken; dus Mane Tekel Phares, tenzij gedaan zou worden wat Joachim Fersengeld adviseert. Men moet een Humanity Salvation Foundation oprichten, een stichting tot redding van de mensheid, met een inleg van zestien miljard aan goudwaarde tegen een rente van vier procent jaarlijks. Uit deze stichting moeten alle scheppenden betaald worden: uitvinders, geleerden, technici, schilders, schrijvers, dichters, toneelschrijvers, filosofen en plannenmakers, en wel op de volgende manier. Wie niets schrijft, niets ontwerpt, niets schildert, niets voorstelt en op niets een patent aanvraagt - ontvangt een levenslang stipendium ter hoogte van 36.000 dollar per jaar. Wie iets van de genoemde activiteiten doet, ontvangt naar rato minder.
De Perycalypsis bevat een volledige lijst van kortingen voor alle vormen van creatieve bezigheden. Bij een uitvinding of twee boeken per jaar krijgt men geen stuiver meer; bij drie titels moet men voor het geschapene zelf bijbetalen. Derhalve zal alleen een echte altruïst, alleen een asceet van de geest, die zijn naaste liefheeft maar zichzelf niet in het minst, nog iets scheppen. Daarentegen zal de productie van goedverkopend afval ophouden; dat weet Joachim Fersengeld uit eigen ervaring, want hij heeft zijn Perycalypsis op eigen kosten - met verlies! - uitgegeven. Hem is daarom duidelijk dat totale onrendabiliteit nog helemaal geen totale vernietiging van alle creativiteit betekent.
Egoïsme treedt daarentegen op als begeerte naar de mammon, verbonden met begeerte naar roem; om ook die te blokkeren, introduceert het reddingsprogramma een volledige anonimiteit van de scheppenden. Om lui zonder talent het indienen van aanvragen voor stipendia onmogelijk te maken, zal de stichting door bevoegde organen de kwalificaties van de kandidaten laten onderzoeken. De authentieke waarde van een idee waarmee de kandidaat zich aanmeldt, heeft niet het minste te betekenen. Belangrijk is alleen of het project marktwaarde heeft, dat
| |
| |
wil zeggen of het te verkopen is. Als dat het geval is, wordt het stipendium terstond toegekend. Voor ondergrondse creatieve activiteiten wordt door het apparaat van de reddingsinspectie een systeem van straffen en represailles vastgelegd in het kader van een juridische vervolging; ook wordt er een nieuw type politie ingevoerd, namelijk de Antopates (Anticreatieve Onderzoeks-Patrouilles). Volgens het wetboek van strafrecht wordt wie in het geheim schrijft, verspreidt, bewaart of zelfs alleen maar zwijgend in het publiek een of andere creatie zichtbaar maakt teneinde met dit initiatief winst of roem te behalen, met isolatie of dwangarbeid gestraft en bij recidive met opsluiting in het donker, met daarbovenop een harde brits en stokslagen op elke verjaardag van de overtreding. Op het binnensmokkelen van ideeën in de openbaarheid, waarvan de tragische invloed op het leven te vergelijken is met de auto-, film- en televisieplaag en dergelijke, staan hoge straffen tot aan de hoogste, de schandpaal en de verplichting om de eigen uitvinding - levenslang te gebruiken. Strafbaar zijn zelfs pogingen, en doelgerichte plannen leiden tot onterende merktekens, dat wil zeggen: op het voorhoofd wordt met niet-afwasbare inkt het woord ‘Mensenvijand’gestempeld. Daarentegen is grafomanie, die niet op winst uit is, als geestelijke ontucht niet strafbaar; daarvan beschuldigde personen worden evenwel, omdat ze een gevaar vormen voor de orde, van de samenleving geïsoleerd en in speciale gesloten inrichtingen ondergebracht, die hun op humanitaire gronden grote hoeveelheden inkt en papier verschaffen.
Vanzelfsprekend zal de wereldcultuur door dergelijke maatregelen niets verliezen, maar juist opbloeien. De mensheid zal zich tot de prachtige werken uit het eigen verleden wenden; want het aantal standbeelden, schilderijen, toneelstukken, romans, apparaten en machines is groot genoeg om daarmee vele eeuwen te volstaan. Ook wordt niemand belet zogenaamde baanbrekende ontdekkingen te doen, mits hij ze verzwijgt.
Nadat hij de dingen op deze manier geregeld heeft, dat wil zeggen de mensheid gered heeft, gaat Joachim Fersengeld over tot het laatste probeem: Wat te doen met de ontstellende overdaad die reeds is ontstaan?
Als iemand die onomwonden voor zijn mening durft uit te komen, zegt Fersengeld: wat tot dusver in de twintigste eeuw geschapen is, stelt, ook als er briljante ideeën tussen zitten, over het geheel genomen niets voor, omdat deze briljanten in de afval-oceaan nooit te vinden zullen zijn. Daarom postuleert hij de totale vernietiging van alle producten, films, tijdschriften, ansichtkaarten, partituren, boeken, wetenschappelijke studies, kranten, want deze aktie zal - in een historische balans van Kosten en Baten van de mensheid - een behoorlijke opruiming van de Augiasstal zijn. (Onder andere worden alle gegevens over kernener- | |
| |
gie vernietigd, wat de actuele bedreiging van de wereld zal opheffen.) Joachim Fersengeld merkt op dat hij zeer wel op de hoogte is van de schandalige verbranding van boeken of zelfs van hele bibliotheken. Maar de autodafé's uit de geschiedenis - bij voorbeeld in het Derde Rijk - zijn schandalig omdat ze reactionair waren. Alles hangt ervan af vanuit welke standpunten men iets verbrandt. Hij stelt daarom reddende, progressieve, heilzame autodafé's voor, en omdat Joachim Fersengeld een uiterst consequente profeet is, adviseert hij in de laatste zin om te beginnen zijn eigen profetie te verscheuren en in brand te steken!
vertaling: jacq vogelaar
|
|