Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1999 (nrs. 85-88)(1999)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 164] [p. 164] Frans Kuipers Twee gedichten * schietgebeden uit het schuttersputje. De hoogliederen van Hijzij. Brandbrieven. Bekentenissen. Credo's. Pleidooien. - De stille wikkers en wegers in hun winkel van woorden en wind. - De grote droomdierendompteurs en de cantors in hun kooi. - ‘Na twee oorlogen waren alle mooie woorden nog mooier geworden. Meneer Cogito verzamelde ze allemaal, sloot ze op in een kast en gooide daarna de sleutel uit het raam. “En nu aan het werk,” mompelde hij.’ - De man voor het venster met de wolk etend uit z'n hand, de lege. - Het is kletsen als een gek alleen in de tuin. Het is spreken als een koning vanaf zijn balkon. - Het is proberen te spreken. - Het zijn bezweringsformules om te fluisteren in de lege kamer in de Nacht van de Hond: [pagina 165] [p. 165] Grootser, wonderbaarlijker, dan in hun lekkerveste de van lieverlede makgemaakte velen menen; vreemder, chinezer dan china, de wereld is stromend water. De wereld is stralende wolk. Het maakt aan het lijden geen eind. Het staat altijd aan beide zijden van de horden op het slagveld. Het heeft - onheil en pijn, pijn, pijn, zo gek als alleen maar een god kan zijn - op ieder antwoord een vraag. Het is - mijndijne majesteit uit sneeuwoude tijden, koninginnemoeder der wateren - iedere speelmans hoogste hartentroef. Duizendmaal verloren is het niet kwijt te raken. Het is de hartsopgang over de wereld onverhoeds. Het viert oud-en-nieuw elke sekonde en kent geen amen. Een droom nooit genoeg aangewakkerd is het. Frans Kuipers (1942). Recente publicatie: Wolkenjagen (pöezie, 1997). [pagina 166] [p. 166] * als jij mij vraagt wat in de wereld der kunsten, ik het mooiste, het allermooiste vind, dan zeg ik zeepbellen. Dan zeg ik kinderadem, warme kinderadem, in een fiberfijn kleurenvliesbolraam gevangen, ten hemel varend. Dan zeg ik schaam jullie smaragden, parels, opalen, diamanten in het donker van jullie doosjes. Dan zeg ik zeepbellen, sieraden van Iris, rijksappels van het Gulden Vlies, zeepbellen, onverwacht stukspattende zeepbellen, niets achterlatend dan een minuscule druppel, minder dan een traan, die ter aarde valt. Zeepbellen, planeetsgewijs zwevend in het licht. Zeepbelplaneten, waarop in voortdurende beweging zijn ultramarijnturkooisbruin - geeloranjegroenroodpaars - indigiblauwvioletlila werelddelen, rivieren en oceanen. Dan zeg ik woorden van mensenadem, van warme mensenadem gemaakt, ten hersens varend. Dan zeg ik zeepbellen, dan spat ik als zeepbellen achter jouw ogen uiteen. Vorige Volgende