Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1999 (nrs. 85-88)
(1999)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| |
ISinds paradijs
rubber omhult ons
appel - appel
maar aan den boom van de hoop
hij hing eeuw'ge dingen
den gordiaanschen knoop
en een trosch tragische ringen.
| |
IIhij lag te bed, versteld van de geheimen, hem door een
dansende vrouw gezegd, de bleke muur met de grillige
lijnen, welke dien nacht met slijm van duizend maan-
amoeben werd beleekt, was achter haar geweest - niet te
verdwijnen en elke vorm die hem beloerde, een lange jeugd,
was tot haar ingegaan en door haar uitgestaan in deze
ene misterie - stand, die welke hem kaballa teeken deed
krassen in het zwarte tombe marmer van den nacht.
| |
IIIlegende
- aan zijn iris is de wereld witter -
dit werd gezegd door hen die kwamen
aan zijn haard - avondlijker, stiller
was de vrouw die aandroeg namen
zijner dingen, ijz'ren kleur en steile lijn
op rotswand van zijn trots verbeelden
| |
[pagina 142]
| |
morphe, sperma chroom en vereneren
droomduik warm in gele meren.
hij is de schone, vroege, die de morgen haalt
en haastig optrekt over vuil en vaalt.
| |
IVde morgen stolde gele room aan 't glas van zijn gedachten
- hoe sterk de laatste ster, ons laatste werk -
hij buigt zich uit het huis, over de lopende grachten
buigt met hem, witheet, 't eindelijk aangelengde zwerk.
| |
V- jij bent de liefste, jij bent de liefste -
duizendmaal tegen hout, metaal, verf, kurk gezegd
maakte het beeld vallende schacht overal
uit dankbaarheid heeft hij de zon er in gelegd.
| |
VI- geel genoeg om landen bergen vol te verven -
zoo in het voorjaar gaat hij uit, geheim
wekkend in dood hout uit blonde kerven
en fluistert van dichtbij in duistre bedden zijn geheim.
| |
VIImare
- aan zijn borsten brandt de wereld open -
zoo zei men en die niet wilde geloven
heeft gevonden na wel jaren lopen
zijn hart brandend in de schacht der aarde
en blind van hitte deed deze boete
in zijn vuur, verdroeg lachte en staarde
| |
[pagina 143]
| |
nu breekt hij uit met deze boodschap:
gedraag u naar de regel van het vlammenspel
en wordt voldaan na assen gramschap
een vuur voor hem verborgen in uw stervend vel.
| |
VIIImaar iedre liefde eindigt in onpeilbre rust. hij groef en
voer en dan ten leste droeg hij zichzelf uit naar wat hij
eind'loos wist. Zie, met deze zoen op straffe boezem van den
dag sloot hij de beelden die hij schiep bij alle leven in en dit
genoeg voor morgen en altijd...
| |
IXlege etalage van liefde
leen zijn nieuw gelukkig attribuut
een beeld behangen van omarmen
en een vulkaan vol brandende alarmen
een lende lopend uit verdriet
en eens met fluisteringen vul
een aarden mond
mond der liefste
appel - appel
voorjaar - 1948 |
|