verdacht nonsensicaal aandoende verschijning. Ze verdiept zich in een krant en bevindt die heel voedzaam, vooral de stukjes tussen de regels. Vergelijking met Themersons satire Professor Mmaa's Lecture, waarin een termietenkolonie op soortgelijke wijze de Encyclopaedia Brittannica assimileert, stemt echter alweer argwanend. Onversneden nonsensicaal, hoewel er geen speld tussen te krijgen is, lijkt het ‘verstandige gesprek’ van Aardje met Koning Pinguïn (handelaar in eerste klas tonguïstiek):
‘Laten we verstandige taal spreken. Wat een prachtig weer voor de tijd van het jaar! Twee maal twee is vier. Verrukkelijk! Drie maal vijf is vijftien.’
‘Vijf maal vijf is vijfentwintig,’ zei Aardje Stapper, die trachtte deel te nemen aan deze conversatie.
‘Negen gedeeld door drie is drie. Vijf gedeeld door twee is twee en een half. Vierenzestig gedeeld door tweeëndertig is twee,’ vervolgde Koning Pinguïn.
‘Duizend plus duizend is tweeduizend. Wat zitten we kostelijk te kletsen, mijn beste! Twee maal tienduizend is twintigduizend, geen ruzie, geen beledigingen! Negen maal negen is tachtig.’
‘Neemt u me niet kwalijk, meneer,’ zei Aardje Stapper, ‘maar negen maal negen is eenentachtig.’
‘Het gesprek is afgelopen!’ zei Koning Pinguïn.
Nonsensliteratuur gaat over het overtreden van regels, en nergens zijn meer regels dan in het wetboek. Een rechtszaak is dan ook vast onderdeel van een alidade. Hier is hij in Hoofdstuk het Zevende, waar Aardje wordt aangeklaagd omdat hij nieuw is, ongeëtiketteerd. Dit proces is echter een wonder van ordentelijke rechtsgang naast dat in Alice in Wonderland. Het eindigt zelfs op een iridescent humanistische noot in vrijspraak, al is de vorm van de juridische betogen wel nonsensicaal: in de vorm van gesproken brieven. ‘En precies bij het begin van Hoofdstuk het Achtste, midden op de weg, stond Professor Kameel Ah Aha Ahem’, die intussen zijn leerstoel heeft opgegeven voor de poëzie. Met Aardje op zijn rug loopt hij het boekje uit, op de valreep nog even het basisprincipe van de nonsenspoëzie uitleggend.
‘Neemt u me niet kwalijk, meneer,’ zei Aardje Stapper, ‘maar u hebt maar één bult.’