Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1999 (nrs. 85-88)
(1999)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
Het levenZij werd geboren als Franciszka Weinles, in Warschau, op 28 juni 1907, als dochter van de beeldend kunstenaar Jakub Weinles. Als vijfjarige zat Franciszka aan een kleine ezel in haar vaders atelier en kreeg zij haar eerste onderricht in modeltekenen. Zij zou weldra in opstand komen tegen haar vader's academische stijl, maar vervolgde haar opleiding in de beeldende kunst tot 1931 toen zij, op vierentwintigjarige leeftijd summa cum laude afstudeerde aan de Academie voor Beeldende Kunst in Warschau. In hetzelfde jaar huwde ze de schrijver Stefan Themerson, met wie ze samenwerkte bij het maken van experimentele films. Het echtpaar richtte de eerste filmmakerscoöperatie in Polen op en Franciszka ontwierp het bijbehorende tijdschrift, f.a. Zij illustreerde ook kinderboeken, waarvan vele geschreven door Stefan. In 1938 verlieten de Themersons Warschau om in Parijs, het centrum van de avantgarde-kunst, hun werk voort te zetten. Stefan droeg artikelen bij aan verscheidene tijdschriften en schreef zowel in het Pools als het Frans. In hun atelier in Arcueil illustreerde Franciszka kinderboeken voor Flammarion, maakte ze illustraties voor Poolse uitgevers, en schilderde ze. Ze waren van plan zich definitief in Parijs te vestigen. Twee dagen na het uitbreken van de oorlog op 1 september 1939 namen de Themersons als vrijwilligers dienst in het Poolse leger. Franciszka vond werk op het Poolse Ministerie van Informatie, eerst in Parijs, vervolgens in Angers. In de derde week van juni 1940 werd het Ministerie geëvacueerd naar Lourdes. Franciszka hoopte dat Stefan daar eveneens zou zijn, te midden van de regimenten van het Poolse leger. Op 21 juni bracht zij de verjaardag van hun huwelijk op de kade van Bayonne door, op zoek naar Stefan te midden van duizenden soldaten die zich inscheepten op troepenschepen met bestemming Engeland. Tegen de ochtend werd ze samen met verscheidene collega's aan boord gebracht van een Pools schip, de Batory. Het enige dat zij bij zich had was een rugzak met daarin alle kinderboeken waaraan zij en Stefan samengewerkt hadden, een paar van zijn manuscriptem en enkele van | |
[pagina 70]
| |
haar eigen oude tekeningen. Afgezien van Franse rantsoenbonnen voor een maand brood en een tandenborstel was dat alles wat ze op weg naar Engeland bij zich had. De groep waarin Franciszka beland was kreeg door de International Federation of University Women onderdak aangeboden in de Royal Avenue, Chelsea. Intussen deed Stefan als gewoon soldaat dienst in het achtste infanterieregiment van de Poolse Brigade in het Noorden van Frankrijk. Na de sauve-qui-peut verspreiding van zijn regiment in juni 1940 nabij Saint-Nazaire ontkwam hij aan gevangenneming en ging terug naar Parijs. Vanaf eind october 1940 woonde hij in onbezet Frankrijk, in Voiron, in een onderkomen van het Rode Kruis voor het Poolse leger. Het contact tussen Franciszka en Stefan was verbroken. Pas in augustus 1940 vernam Franciszka via vrienden in Amerika dat hij nog in Frankrijk zat, maar vooralsnog in veiligheid. Ze kreeg zijn eerste brief in november. De hare kreeg hij pas in januari 1941. In Londen werkte Franciszka in de cartografische eenheid van het Poolse Ministerie van Informatie en Documentatie. Aanvankelijk woonde ze met een groep vrienden onder wie een vroegere collega, de filmmaker Genek Cekalski, in een huis aan Royal Avenue. Later, de eenzaamheid verkiezend, verhuisde ze naar een pension in Greencroft Gardens, West Hampstead. Toen ze begon te geloven dat Stefan zich uiteindelijk bij haar zou kunnen voegen, huurde ze een tweekamerflat aan Lansdowne Crescent, Notting Hill. Zij vergeleek die eerste tijd in Londen met het verblijf in de wachtkamer van een tandarts. Ze was bepaald niet enthousiast over de stad, maar wel enorm getroffen door de gastvrijheid en vriendelijkheid die ze ontmoette. Net als de mensen om haar heen lachte en huilde ze tegelijkertijd. Humor was een wapen. Terwijl bommenwerpers van de Luftwaffe de hemel vulden, werden er bomverhalen opgedist als evenzovele grappen. Iedereen had wel een anecdote over gevaarlijke ontsnappingen en over het wachten op een eind dat niet gekomen was. Ze herinnerde zich een man die midden op straat stond met een plakkaat: ‘Geef een kwartje voor het Spitfire Fonds en vertel mij hoe u gebombardeerd werd.’ Franciszka had twee overheersende zorgen. De eerste was Stefan's ontsnapping uit Frankrijk, die zij trachtte te vergemakkelijken. De tweede was het lot van haar familie in Warschau, waaraan zij heel weinig kon doen. Het zou tot de zomer van 1942 duren voordat ze de visa, toestemmingen, affidavits, plaatsbewijzen, gezondheidscertificaten en fondsen - benodigd om Stefan via Marseille, Spanje en Portugal naar Londen te laten komen - bij elkaar had. | |
[pagina 71]
| |
Pas in augustus 1942 arriveerde Stefan ten slotte in Engeland waar hij zich opnieuw bij het Poolse Leger voegde. | |
De tekeningenNa haar aankomst in Londen kocht Franciszka een heel klein schetsboek. Ze zag het als een geschenk voor later aan Stefan: klein genoeg om in zijn zak te kunnen. Onder de eerste dingen die ze erin tekende waren schetsen van de mensen om haar heen en details van Londense straten. Sommige gaf ze weg en de rest gooide ze eruit. De communicatie tussen Franciszka en Stefan verliep vlaagsgewijs en aarzelend en beperkte zich grotendeels tot telegrammen. Niet alle brieven bereikten hun bestemming. Sommige werden geschreven maar niet verstuurd. Franciszka schreef aan Stefan: ‘Vaak wanneer ik “het niet langer uithoud”, schrijf ik jou en gooi de brief in de la. Liet is moeilijk om te schrijven wanneer je weet dat veel mensen het onderweg zullen lezen.’ Gedurende haar twee jaren in Londen waren tekeningen de echte brieven. Ze waren, als altijd, voor Stefan. Zij vond ze mooi omdat hij ze mooi vond. Tekenen was Franciszka's tweede natuur. Het vertegenwoordigde niet alleen wat ze deed maar wie ze was. Het was de activiteit waarin zij opging, die gelijkstond met het overleven van de ziel. Om dit te kunnen doen tegen de achtergrond van de turbulentie van de oorlog was een vasthoudenheid vereist die ze niet altijd in stand wist te houden. Pogend ‘in evenwicht te blijven op de eeuwige schommel die tussen hoop en droefenis zweefde’ bleef ze verdwalen, zoals Alice in het bos in Wonderland. Ze vreesde dat de problemen en vragen die hun creatieve leven voor de oorlog gevoed hadden hun geldingskracht verloren hadden - dat er nergens meer een plek zou zijn om het eigen werk te doen, dat het niet alleen onmogelijk zou zijn maar dat er zelfs geen reden meer was om het te doen. En toch geloofde ze ook ‘dat het het enige is dat ons kan helpen om dit alles te doorstaan’. Ze werkte de hele dag op kantoor, tekende kaarten van de veranderende omtrekken van Europa en bereidde de publicatie van atlassen voor. Na het werk liep ze door straten en parken om alleen te zijn. De avonden werden gewoonlijk doorgebracht voor de haard van de flat in Royal Avenue, in het gezelschap van drie of vier landgenoten die met haar in Engeland gekomen waren. ‘Thuis is er een haard en een zwarte kat. We warmen ons 's avonds met de kat en de overige kostgangers, we babbelen over alles wat ons gemeenschappelijk pijn doet, en we verbergen wat ieder van ons afzonderlijk pijn doet.’ ‘Boven mijn tafel hangt, zoals altijd, El Greco; en De avonturen van Marceljanek en Pan Tom [twee van hun kinderboeken] liggen op een | |
[pagina 72]
| |
plank in de boekenkast. Dat is eigenlijk alles wat ik meegenomen heb. Met nog een paar boeken en tekeningen in een rugzak.’ In het huis waar ze woonde, vond ze ‘een oud Engels boek met dwaze limericks en prachtige nonsensicale tekeningen. Het was een openbaring. Ik voelde me echt als iemand die verlamd was geweest en zijn voeten weer op de grond kan zetten.’ Ze was ontroerd door Edward Lear's tekeningen en trof in hem een verwante geest aan die ‘het humoristische met het macabere’ combineerde. In Franciszka's tekenwerk gaan reacties op het dagelijks leven op in de allegorie. Afgezien van caricaturen van haar collega's op het Ministerie is de werkelijke wereld in elk opzicht ontoegankelijk. Hoe kun je bloemen ruiken door een gasmasker of naar een hemel kijken die bedekt is met dreigende machines? Hoe kun je meester zijn over je leven tenzij door de wereld te manipuleren door middel van tekenen? Dieren hebben nu die eigenschappen van nadenkende vriendelijkheid die bij mensen verloren gegaan zijn. God's alziende ogen zijn ontsnapt aan zijn gezicht, hij is nu blind en zoekt zijn weg door de lucht met een stok, Jezus is van de schoot van zijn moeder gesprongen en weggerend. Franciszka wacht op de kade aan de rivier, met de Electriciteitscentrale van Battersea in de verte. De tijd verglijdt, de lijnen op papier vloeien direct voort uit haar gevoelens. Wanneer Franciszka tekende, was die bezigheid even natuurlijk als het drinken van water. Pas achteraf kon ze zien wat ze gedaan had. ‘Wat geweldig om te kunnen tekenen,’ schreef ze Stefan. ‘Tekenen is enorm plezierig, ook al is mijn impuls droefheid, net zoals de jouwe droefheid is.’ De bushalte werd de metafoor voor de levensomstandigheden waarin zij tijdelijk verkeerden. Memento Magnitudinis (herinner je de grootheid) was nu hun slogan, een oproep tot bezinning. Ze had die woorden bij wijze van motto onder de tekening gezet die ze Stefan op het station in Parijs gaf toen ze in juni 1940 gescheiden werden. ‘Je tekening, die ik meenam, bleef achter, ver weg, en ik weet niet wie er nu naar kijkt, maar ik probeer me hem steeds en overal te herinneren.’ ‘Maar wat is het moeilijk,’ antwoordde ze, ‘om grote dingen in je hoofd te houden.’ Zij had wel eens het gevoel dat haar eigen tekenkunst zich heen en weer bewoog tussen surrealisme en expressionisme, maar voor het grootste deel was haar getekende werk direct, kunstloos, bijna naief. Soms stopte haar hand: ‘Mijn hand wil gewoon niet tekenen, omdat ik denk dat ie het niet meer volhoudt, dat ie mij te sterk wordt.’ ‘Het zijn alleen maar fragmenten, kleine notities over mijn ervaringen, die tekeningen van mij nu. Ik heb het nog niet door, ik heb er nog te weinig van begrepen om het echt goed, oprecht en serieus om te kunnen zetten in | |
[pagina 73]
| |
lijnen, in vormen, in uitdrukking. Maar deze tijd moet tot iets leiden. Ik voel me nu zo ontzettend veel rijper.’ Het was nu december 1941 en het tweede nieuwe jaar dat zij gescheiden door zouden brengen. Franciszka had een nieuwe flat. ‘Het is er prettig en rustig en ik dacht echt dat we hier samen zouden zijn.’ ‘Er zijn katoenen gordijnen met bloemen en er is een grote tafel om aan te werken... En je kunt er het dak op, om daar te zitten en naar de lucht te kijken. Je kunt een heleboel lucht zien, net als in ons atelier in Warschau.’ ‘Ik teken kleine dingen, schetsen. Ik acht de lijn net zo hoog als het woord. Ik praat ook heel weinig en wanneer ik niets te zeggen heb dan teken ik in plaats van te praten.’ ‘Het is grappig: die stukjes autobiografische nonsens die hun weg naar het papier vinden. Een beetje zoals een beginneling schrijft, snap je. De ene keer diep ik iets op uit de ingewanden, dan weer is het een soort van naiviteit, en na een poosje slaag ik erin het te zien. Nu is het weer anders. Ik teken een huis en een raam en de lucht: ik kijk ernaar, ik weet dat het jouw huis en raam en lucht zijn waar jij naar kijkt. Ik teken een weg en het is de weg waarover jij loopt. En een hele wereld komt tot stand. Ik plak hem op de muren en reis door deze wereld waarin jij woont. En het is almaar lucht, bomen en aarde. Ten slotte weet ik niks meer en dat is wat het belangrijkste is. En er zijn ook bergen. En er is ook witte sneeuw en zon achter een roze mist.’ In de tekeningen wordt Stefan vergezeld door een hond die Franka's ogen heeft. Stefan zit aan zijn tafel met zijn hoofd in zijn handen, of met een glas wijn en een paar lege vellen papier voor zich. Buiten is er een winters landschap met een donkere en dreigende lucht, maar zowel de maan als de zon zijn van de partij. Daar loopt de hond over de weg de verte tegemoet.
In 1943 publiceerde Franciszka hors commerce enkele Unposted Letters in een editie van 25 genummerde exemplaren getiteld Forty Drawings for Friends, London 1940-1942. Voor haar tachtigste verjaardag, in 1987, liet Stefan enkele Unposted Letters uitgeven in eigen beheer, in een oplage van 200. In 1991 werden 28 Unposted Letters tentoongesteld in het Nordjyllands Kunstmuseum te Aalborg. vertaling: nicolaas matsier | |
[pagina 74]
| |
Sirens
| |
[pagina 75]
| |
Don't look
| |
[pagina 76]
| |
Sentimental Cartography
|
|