Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1998 (nrs. 81-84)
(1998)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| |
Yra van Dijk
| |
[pagina 96]
| |
In zijn bekendste poëticale tekst, ‘de Meridiaan’, presenteert Celan de ideale lezer. Deze vrouw (een personage uit het werk van Georg Büchner) leest niet, maar ziet het spreken zelf, zij neemt de taal waar. De taal als tastbare vorm, als ‘Atem’ en ‘Gestalt’. Wie tot Celans poëzie wil doordringen, zal zich om te beginnen op deze fysieke manier tot het gedicht moeten verhouden, moeten lezen met de inzet van alle zintuigen. In het minste geval alleen met ogen en oren. Maar ook vingers komen regelmatig voor in zijn werk, het gedicht wil aangeraakt worden. En zelfs dat is Celan niet genoeg. Wat hij uiteindelijk van de lezer verlangt, maakt hij duidelijk in het gedicht ‘Engführung’Ga naar eind3.: Lies nicht mehr - schau!
Schau nicht mehr - geh!
Hoe vreemd deze aansporing ook klinkt (hoe ga je een gedicht binnen? En hoe kom je er dan weer uit?), het biedt de lezer een mogelijkheid om zich tot Celans werk te kunnen verhouden. Wanneer die Celans advies opvolgt, en stopt met lezen om naar het gedicht te kijken, is het eerste wat in het oog springt de extreme kortheid van de versregels. Ze reiken zelden over de helft van de bladzijde, zodat het gedicht tegen de linkermarge plakt, haast huiverig lijkt om verder inbreuk te doen in het wit van de pagina. De magere indruk die het gedicht maakt, wordt nog versterkt door de enjambementen. Celan breekt niet alleen zijn zinnen maar ook vaak de woorden doormidden, zodat zijn poëzie een gefragmenteerde indruk maakt. Ingesnoerd. Vaak gebruikt Celan die vorm om de inhoud van het gedicht uit te beelden, zoals in ‘Hochmoor’ (11: 390): aus dem
Lagg
stehen die Sabbatkerzen nach oben.
Door de (voor Celan) ongewoon lange regel, steken de kaarsen daadwerkelijk uit zoals er in de tekst over ze gezegd wordt. Voor een dergelijke visuele ondersteuning gebruikt Celan ook de enjambementen, zeker als het gaat om woorden die een ruimtelijke beweging aanduiden zoals: strom-
abwärts
| |
[pagina 97]
| |
of: hinauf-
gestiegen
En in ‘Die Brabbelnden’ (11:200), waar een overgeslagen trede aanwezig wordt gesteld: Auf die übersprungenen
Stufe
Maar niet alleen het enjambement heeft beeldende kracht. Ook het rijm kan daarvoor gebruikt worden, juist omdat Celan het zo zelden gebruikt. Het rijm in de volgende strofe uit ‘Vor einer Kerze’ (1: 111) krijgt extra nadruk omdat de rest van het gedicht niet rijmt: sprech ich dich frei
vom Amen, das uns übertäubt
vom eisigen Licht, das es säumt
De situatie van onvrijheid die deze strofe beschrijft, wordt herhaald in de onvrijheid van de versvorm. De ik spreekt iemand aan die, net als hijzelf, tot zwijgen is gebracht (übertäubt) door een ‘amen’. Hun opgesloten zitten in het ‘ijzig licht’ wordt geïllustreerd door het onverwachte rijm dat deze regels als een harnas insluit. In ‘Playtime’ (11: 386) gebeurt het omgekeerde en breekt de versregel juist door de grens van de bij Celan zo strenge rechtermarge: doch
auch hier
wo du die Farbe verfehlst, schert ein Mensch aus, entstummt
wo die Zahl dich zu äffen versucht,
ballt sich Atem, dir zu
De vorm van de middelste regel illustreert zijn eigen inhoud: de versregel treedt buiten zijn marges zoals de mens ‘uittreedt’. En de taal laat zich niet verstommen door het wit, zoals de mens ook ‘ontstomd’ is, dat wil zeggen zijn stem terugkrijgt. De mens kan doorspreken zoals de versregel ook ongestoord doorloopt tot het einde van de pagina. Maar niet alleen het ontstommen’, ook het omgekeerde, het doen verstommen, kan worden geïllustreerd door de regelval van een gedicht. Het gefragmenteerde karakter van Celans poëzie doet altijd aan als een | |
[pagina 98]
| |
soort verstomming, maar in sommige gedichten valt de dichter helemaal stil. In ‘Deine Augen im Arm’ (11: 123), bijvoorbeeld, een gedicht dat over de Tweede Wereldoorlog gaatGa naar eind4.. Aschen-Helle, Aschen-Elle-ge-
schluckt.
Vermessen, entmessen, verortet, entwortet,
entwo
Het geweld dat de slachtoffers en hun taal is aangedaan wordt hier opgeroepen door het agressieve afbreken van het woord. Een dergelijke verstomming, die nog liet meest op verstikking lijkt, wordt ook in ‘Keine Sandkunst mehr’(11:39) uitgebeeld door het gebruik van het typografisch wit: Tiefimschnee,
Iefimnee,
I-i-e.
Wat maakt deze voorbeelden nu tot meer dan een eenvoudige, en soms wat voorspelbare ondersteuning van de inhoud van het gedicht? Waarom zou het meer betekenen dan een flauwe imitatie van wat gewoonlijk is voorbehouden aan de beeldende kunst: mimesis? De vormgeving is Celans manier om zijn poëzie leven in te blazen: ‘Atem’ en ‘Gestalt’ te laten worden. Door de betekenisvolle typografie wil hij het gedicht een concrete aanwezigheid geven: ‘Gegenwart und Präsenz’ laten zijn. Omdat het gedicht, zo stelt Celan, nooit de wereld kan beschrijven, moet het zelf een nieuwe werkelijkheid scheppen: ‘Wirklichkeit ist nicht, Wirklichkeit will gesucht und gewonnen werden’Ga naar eind5.. Celans positie als dichter is vergelijkbaar met die van Michelangelo als beeldhouwer. Michelangelo zag een ideale vorm opgesloten in de materie, een vorm die hij uit het marmer kon loshakken en bevrijden. Op vergelijkbare wijze wil Celan een werkelijkheid in de woordmassa vinden en eruit loshouwen. ‘Aus Fäusten’ (11: 66) bijvoorbeeld doet aan Michelangelo's visie denken: Aus Fäusten, weiß
von der aus der Wortwand
freigehämmerten Wahrheit,
erblüht dir ein neues Gehirn.
| |
[pagina 99]
| |
Wie de waarheid wil vinden moet achter de ‘woordwand’ reiken. Het ware houdt zich schuil in de schaduwen van de taal: ‘Wahr spricht/ wer Schatten spricht’. De dichter moet de taal zelfs geweld aandoen om die schaduwen op te sporen: ‘Die Wortschatten/ heraushaun’ (11: 345). Alleen dan krijgt het spreken betekenis: Sprich-
Doch scheide das Nein nicht vom Ja.
Gib deinem Spruch auch den Sinn:
gib ihm den Schatten. (1: 135).
Vaak laat Celan het woord ‘schaduw’ daadwerkelijk door de taal overschaduwen, in ‘Sibirisch’ (1: 248) bijvoorbeeld: stand ein Gesicht-auch unter diesem
Schatten.
Het zijn die donkere hoeken van de gedichten waar de lezer in moet kruipen: ‘geh!’. Maar ook op die duistere plaatsen is de waarheid niet te bereiken. Omdat het absolute gedicht niet bestaat, zoals Celan in zijn Meridiaanrede zegt, blijft de daarin gezochte waarheid altijd een ‘U-topie’. Dat neemt niet weg dat ieder gedicht opnieuw een poging behelst om de waarheid en de werkelijkheid te vinden: ‘Alles ist wahr und ein warten/ auf Wahres’ (1:218). Het dichten bestaat bij de gratie van die hoop, het is op de toekomst gericht als een ‘ins Offene und Leere und Freie weisende Frage’Ga naar eind6.. Het gedicht is onderweg naar het onbekende, ‘naar iets openstaands, bezetbaars, een aanspreekbare jij wellicht, een aanspreekbare werkelijkheid’. Het is diezelfde open, lege en vrije ruimte waar Celan zijn lezers naar toe stuurt met de opdracht ‘Schau nicht mehr- geh!’. Als de lezer Celans aansporing opvolgt, zijn hij en het gedicht in die ruimte naar elkaar op weg, en ontstaat er de hoop op een ontmoeting. Een ontmoeting die net zo onbereikbaar en utopisch is als de waarheid zelf. Niet voor niets noemt Celan poëzie ‘flessenpost’: het gedicht en de aangesproken ander zijn altijd gescheiden. De ander blijft, ook al is er zintuigelijk contact, op afstand: ‘du,/ augenfingrige/ Ferne’ (11:288). De ontmoeting waar deze poëzie naar op weg is, mislukt en inplaats daarvan is er onvolledigheid en afstand. Die kloof wordt uitgebeeld door de vormgeving van het gedicht. Zoals het gesplitste woord in het gedicht ‘Bergung’ (11: 413): | |
[pagina 100]
| |
Cor-
respondenz
De afstand tussen zender en ontvanger van een brief (het uitblijven een antwoord?) schuilt in het gebroken woord. Ook waar de aangesproken ander God zelf is, in Celans mystieke gedichten, is er een afstand die wordt uitgedrukt door de typografie. Bijvoorbeeld in het volgende fragment uit ‘Engführung’ (1: 203): Ho, ho-
sianna
Door de hapering en de fragmentatie van de lofprijzing wordt duidelijk dat het regelrechte spreken over God niet mogelijk is. God is niet afwezig, maar wel onbenoembaar. De afstand tussen ons en het goddelijke wordt opgeroepen in de plooien in de taalGa naar eind7.. De ruimtes die Celan door zijn vormgeving schept in het wit van de pagina, de ‘Schwimmhäute zwischen den Worten’ (11: 297), zijn leegGa naar voetnoot8 en dus ‘bezetbaar’. Het is de plaats waar een ontmoeting kan plaatsvinden, met de ander, met de waarheid of met God, en tevens de ruimte die ons daarvan scheidt. Een lege en op de toekomst gerichte plek, en met de aansporing ‘Schau nicht mehr-geh!’ vraagt Celan zijn lezers om in dat schaduwgebied binnen te treden. |
|