toe); n) laat een beweging opzij (links) zien terwijl de danser naar voren kijkt en o) een achterwaarts gaan met het gezicht naar voren. Ook Sutton gebruikt vijf balken om de beweging op af te tekenen. Zwart cirkeltje is rechter voet, wit cirkeltje is linkervoet en vertikaal streepje is gestrekt been.
Deze voorbeelden laten het dilemma zien waarvoor elk bewegingsnotatiesysteem een oplossing moet verzinnen: de richting van een beweging kan zowel vanuit het lichaam worden gedefinieerd als vanuit de toeschouwer. Als een danser ‘en profil’ op het toneel staat, dus met zijn gezicht naar de coulissen, is een zijwaartse beweging van de danser voor het publiek een voorwaartse. En dan is er ook nog beweging de hoogte in.
Uit hetzelfde boek vier manieren om drie sprongen te noteren: de eerste keer in de zgn. eerste voetpositie neerkomend (dat is met de hakken tegen elkaar, de voeten uitgedraaid), de tweede keer in de tweede voetpositie (dat is met de benen uiteen, de voeten uitgedraaid) en de derde keer naar achteren verplaatsend en wederom neerkomend in de eerste voetpositie.
(afbeelding 4)
Vooral als deze notatiesystemen gebruikt worden voor een bekend bewegingsvocabulair werken ze, zijn ze leesbaar en bruikbaar voor de mensen die dat bewegingsvocabulair kennen. Feuillet was voor de dansmeesters van zijn tijd leesbaar, maar anno 1998 is het niet mogelijk om op basis van zijn notaties de dansen en de manier waarop ze gedanst werden, precies te reconstrueren. Hoe de dansers in die tijd bewogen weten we ongeveer maar niet precies. Ze hadden andere ideeën over hoe een dansbeweging er uit moest zien, een andere ‘etiquette’. Ze hadden andere kostuums die hun motoriek beïnvloedden. Bovendien waren ze minder lang, minder of anders getraind, en hadden daardoor een andere spierontwikkeling. Ze hadden kortom andere lichamen dan dansers van nu. Net zomin als we weten hoe oude muziekinstrumenten precies klonken, weten we hoe de mensen uit die tijd precies bewogen.
Het klassieke ballet van onze tijd is een goed voorbeeld van een genre in de dans dat een duidelijk gedefinieerd en bekend bewegingsvocabulair heeft. Er zijn vastomschreven posities van armen en benen, en er is een vast repertoire aan bewegingen, zoals arm- en beenbewegingen, passen, sprongen en draaien. Zoals in de klassieke muziek een a een a is en iets daar tussen in als vals wordt omschreven, zo is een eerste positie een eerste positie en iets daar tussen in slordigheid. Afwijkingen van het vaste repertoire aan bewegingen kunnen apart, als uitzondering