Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1998 (nrs. 81-84)(1998)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 144] [p. 144] Elizabeth Bishop Twee gedichten De kaart Land ligt in water; geschaduwd in groen. Schaduwen, of zijn het zandbanken, aan de randen afgebiesd met lange zeewierige banden waar wieren vanuit groen overhangen naar eenvoudig blauw. Of helt het land om haar van onderen op te tillen, de zee en trekt haar kreukloos om zich heen? Rukt langs de delicaat gebruinde rand van steen het land van onderen aan de zee? De schaduw van Newfoundland ligt plat en stil. Die van Labrador is geel, waar de dromerige Eskimo haar heeft geolied. Wij kunnen deze lieflijke baaien aaien, onder een kijkglas alsof zij zo zouden ontbloeien, of als om onzichtbare vissen aan een heldere kooi te helpen. De namen van plaatsen aan zee lopen in zee uit, de namen van steden lopen dwars door de nabije bergen - de drukker ervaart hier dezelfde opwinding als wanneer gevoel te ver buiten zijn oevers treedt. Deze schiereilanden nemen het water tussen duim en wijsvinger als vrouwen die de zachtheid van textiel beproeven. In kaart gebrachte wateren zijn kalmer dan het land, verlenen het land hun eigen golfstructuur: vol vuur ijlt de Noorse haas naar het zuiden, waar land is, onderzoeken profielen de zee. Worden ze toegewezen, of kiezen landen hun eigen kleuren? - Wat het karakter of de inheemse wateren 't meest bekoort. Topografie toont geen voorkeuren: west is even ver als noord. Fijnzinniger dan die van de historici zijn de cartografenkleuren. [pagina 145] [p. 145] Vragen met betrekking tot het reizen Teveel watervallen hier; de overbevolkte rivieren haasten zich al te schielijk naar zee en de druk van zoveel wolken op bergtoppen doet hen in zachte vertraging over de zijwanden wellen waar zij voor onze ogen veranderen in watervallen. - Want als die strepen, die mijllange, glinsterende traanvegen nog geen watervallen zijn, worden zij dat, over een snelle eeuw of zo, zoals eeuwen hier verlopen, waarschijnlijk wel. Maar als de rivieren en wolken maar blijven reizen en trekken, lijken de bergen net rompen van gekapseisde schepen, slijmbesmeurd en schelpbepokt. Denk aan de lange thuisreis. Hadden wij thuis moeten blijven en aan dit hier denken? Waar zouden wij vandaag de dag zijn? Is het terecht naar vreemden in een stuk te kijken in dit allervreemdst theater? Wat is dit voor kinderlijks dat wij, zolang er nog leven in ons huist, vastbesloten blijven rennen om de zon eens van de andere kant te zien? Het kleinste kolibrietje ter wereld? Om naar een of ander raadselachtig oud stuk muur te staren, onverklaarbaar en ondoordringbaar, vanuit ieder gezichtspunt, ogenblikkelijk gezien en altijd weer schitterend? O, moeten wij onze dromen dromen en ze nog bezitten ook? En hebben wij wel plaats voor nog een opgevouwen zonsondergang, nog altijd warm? Maar natuurlijk zou het zonde zijn geweest de bomen langs deze weg niet te hebben gezien, gewoonweg overdreven in hun schoonheid, hen niet te hebben zien gebaren als nobele pantomimespelers in 't roze. - Niet te hebben moeten stoppen voor benzine en het treurige tweetonige, houterige wijsje [pagina 146] [p. 146] van twee ongelijke klompen zorgeloos klepperend over de vloer van een vettig tankstation nooit te hebben gehoord. (In een ander land zouden alle klompen uitgetest zijn. Elk paar zou exact dezelfde toonhoogte hebben.) - En zonde om die andere, minder primitieve muziek van de dikke bruine vogel te hebben gemist die boven de kapotte benzinepomp zingt in een bamboekerk van Jezuïetische barok: drie torens, vijf zilveren kruisen. - Ja, zonde om niet, vaag en onbestemd, ooit maar te hebben gepiekerd over wat het eeuwenlange verband zou kunnen zijn tussen het grofste houten schoeisel en, zorgvuldig en uiterst secuur, de gesneden versieringen van houten kooien. - Nooit de geschiedenis te hebben gelezen in de broze calligrafie van zangvogelkooien. - En nooit te hebben moeten luisteren naar regen zo lijkend op toespraken van politici: twee uur van onverbiddelijke welsprekendheid gevolgd door een plotselinge gouden stilte waarin de reiziger zijn notitieboekje pakt en schrijft: Is het gebrek aan fantasie dat wij niet gewoon thuisblijven maar naar verbeelde plaatsen gaan? Of had Pascal misschien niet helemaal gelijk om maar gewoon rustig te blijven zitten in je kamer? Continent, stad, land, maatschappij: de keuze is nooit groot en nimmer vrij. En hier, of daar... Nee. Hadden wij thuis moeten blijven, waar dat ook moge zijn? vertaling: j. bernlef Vorige Volgende