Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1997 (nrs. 77-80)(1997)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 179] [p. 179] Janine Ensslin Drie gedichten Ooit zag ik een stoel ooit zag ik een stoel op een dikke laag lava staan pictogram van een vierpotig gehucht in scène gezet door een handige fotograaf ik dacht je kunt wennen aan dit klimaat je kunt ontwaken uit je tandvlees je ogen je genitaliën en sporen van onwetendheid zaaien zonder ooit nog te zien wie daar heengaat wordt onzichtbaar voor alle anderen en terwijl ik ze aanraakte zwermend in een vreemde taal werd in mij de gedachte aan spijkerharde teven gewekt muren deuren ramen pelgrims peuken dood kom ga mee ga mee breng ons naar de boot ik ben niet gegaan de stoel is blijven staan [pagina 180] [p. 180] Vogel, hond & koningin in zijn dagelijkse darmuitlaat voedt de nacht zijn vogels met junk, ze fluiten piepen krassen krijsen in het al te schaarse licht. je zo te kunnen verliezen in kleurdorpen en bloedkolonies te kunnen schurken tegen dieven en moordenaars en de taal van hun vingers te verstaan. aldus te kunnen dromen dat iemand je knijpt en dat je wakker bent, worm bent, worm in de bek van een pop die af en aan vliegt. in haar koninkrijk van gemuilkorfde dagen piept 't ganse broed, en alles gaat zoals het moet, dat wil zeggen: goed. zo te kunnen nestelen in rollend en dollend bederf, te kunnen broeden op de loopse uren; 't zwijgend pigment van de mot in de mond van de kindkoning. [pagina 181] [p. 181] Peggy's tongval de zon brandt onbarmhartig (boven ons) en laadt ons op, even onbarmhartig nemen we de maan te grazen, haar maag dringt en draait meteen daarna als een propeller over mijn kei - muggen stijgen op uit stilstaande wateren, drommen samen boven het betonnen haar en de voorgevormde vingers weet je hoe je ruikt? naar de klanken die je hebt gebruikt om lucht te geven aan watertandende vlammen onveranderd is het water, en toch door jou bewogen onveranderd mijn been, en toch door jou gebogen onveranderd m'n angst m'n stortkoker m'n stilte, en toch morgen vaar ik op een boot van as naar de voorsteden van mijn plas ze hebben onuitspreekbare namen; plannen zijn het, en jij zult ze beramen. Vorige Volgende