ke is van abnormaliteit, sterker nog, hij herkent vrijwel onmiddellijk het ziektebeeld. ‘Dat zie ik zo dikwijls in mijn praktijk’ is een opmerking die vrijwel onmiddellijk valt in een gesprek. Laat ik er aan toevoegen dat door mijn collega in ieder consult een ziektebeeld wordt vastgesteld. Een beter bewijs van vakmanschap is er mijns inziens niet.
Bij de analyse van de oorzaken volgt er meestal een zeer kort vervolg op dit gesprek, waarbij het opvalt dat collega Zielknijper altijd onmiddellijk begrijpt dat de gesprekspartner iets anders bedoelt dan hij zegt, in een fantasiewereld leeft en denkt en voelt en handelt op grond van onbewuste impulsen. Dit betekent dat hij zijn gesprekspartners beter begrijpt dan zij zichzelf begrijpen. Ook dit getuigt van uitzonderlijk vakmanschap. Soms stribbelt de gesprekspartner tegen, maar dat vindt hij onprettig, en terecht, want hij heeft tenslotte gelijk. Niettemin spreekt hij op dergelijke momenten kalmerende woorden, beveelt hij ontspanning aan, vanuit het inzicht dat angst, woede, onrust, gespannenheid en tegenwerking een vlot verloop van de diagnostische fase belemmeren. Als het gesprek op deze wijze weer op gang komt, toont hij zich een geduldig en scherp luisteraar, zelfs tijdens het doornemen van de post en het nadenken over andere zaken. Een zo goed verstaander is een zeldzaamheid in dit vakgebied.
Soms echter wordt de spanning bij de gesprekspartner te groot en voelt deze zich slecht begrepen. In deze gevallen worden de verpleegkundigen, de zwaargebouwde heren Peutjes en Hogel opgeroepen om de gesprekspartner een kalmerend spuitje toe te dienen en in een rustig kamertje te leiden, zodat het diagnostisch gesprek in een later stadium voortgezet kan worden. In het kader van deze lezing, die immers uitsluitend positieve beschouwingen zou bevatten, zou ik hierbij geen kanttekeningen willen plaatsen. Het lijkt mij dus een uitstekende handelwijze. Vele mensen hebben inderdaad, zonder dat zij dat zelf willen, rust nodig.
Er is tegenwoordig een groot aantal zienswijzen op de diagnostiek. Dit heeft het vakgebied in de ogen van velen verwarrend en verdacht gemaakt, maar collega Zielknijper laat zien dat dit onnodig is. Eén zienswijze is voldoende, dat is zijn vaste overtuiging, daar werkt hij mee. Als hij geen bevestiging vindt van zijn diagnostische veronderstellingen, dan betekent dit nooit dat zijn zienswijze onjuist is, integendeel, juist het uitblijven van bevestiging sterkt hem daarin. Waar een psychiater met minder ruggegraat nog wel eens gaat twijfelen aan de juistheid van zijn visie, blijft hij overtuigd van zijn gelijk. Men kan op hem bouwen.
Zijn oordeelsvorming stelt hem in staat na enkele minuten soms reeds met de behandeling te beginnen. Deze bestaat onveranderlijk uit