| |
| |
| |
J. Bernlef
Meneer Toto-tolk
De herhaler
Meneer Toto neemt zijn taak als tolk heel serieus. Hij beschouwt zich niet als vertaler, maar als herhaler van het gesprokene in een andere taal. Terwijl Bolwang zich spontaan en meanderend uit, was meneer Toto zich pijnlijk bewust van diens omslachtigheid, verkeerd woordgebruik, onheldere gedachtengangen. Op het gezicht van Holwang tot wie meneer Toto zijn vertaalde boodschap richtte zag hij het onbegrip groeien. Holwang vertrok vervolgens vanuit een verkeerde premisse en voegde zo zijn duit in het zakje van het monsterachtig groeiende misverstand. Tenslotte zwegen Bolwang en Holwang aan weerszijden van meneer Toto. Het gesprek was geheel verzand en natuurlijk kreeg meneer Toto daarvan de schuld. Meneer Toto zei niets, hij keek Holwang en Bolwang welwillend en afwachtend aan, maar zij wilden niets meer zeggen en liepen boos ieder een kant op.
| |
Een willekeurig gesprek
(door meneer Toto van het chinees naar het hongaars en vice versa getolkt)
Bolwang: We moeten een differentiatie maken tussen de werkelijke grenzen en de cultureel bepaalde. Op die punten waar beide grenzen teveel divergeren ontstaan brandhaarden die vanuit de huidige politiek niet principieël kunnen worden geblust. Het is daarom verkieselijk om de brandhaarden nog voor het punt van ontbranding op te sporen. Dit zou kunnen door het instellen van een commissie waarin alle participerende partijen vertegenwoordigd moeten zijn.
Holwang: U zit op een tweesporenbeleid dat op de lange termijn alleen maar tot verdere conflictueuze situaties zal leiden. Het gaat erom een duidelijke keuze te maken. Of wij respecteren de historisch gegroeide grenzen en trekken ons uit het conflict terug, of wij houden vast aan de officieël vastgelegde grenzen, die wij dan ook bereid zijn met harde hand te handhaven. Het is hier niet de gelegenheid om een voorkeur voor het een of het ander uit te spreken, maar een heldere probleemstelling moet aan de basis van een dergelijke toekomstige beslissing liggen, zoveel is zeker.
| |
| |
Als meneer Toto klaar is met tolken kijkt hij voor zich op tafel. Het duurt zeker vijf minuten voor hij het woord gevonden heeft dat bij het witte koffiekopje voor hem op tafel hoort.
| |
Vertraagde ruzie
Nog erger was het voor meneer Toto als Bolwang en Holwang duidelijk op ruzie uit waren. Omdat zij voor het vervolg van hun woedeuitbarsting afhankelijk waren van het antwoord van hun opponent werd meneer Toto geprest zijn vertaaltempo op te voeren. Toch vielen er onvermijdelijk pauzes in de twist waarin Holwang en Bolwang ongeduldig naar de stem van meneer Toto luisterden die altijd maar voor één van hen verstaanbaar was. Door die vertaalpauzes bloedde er vaak genoeg een net mooi op gang gekomen woordenwisseling dood want door al dat wachten slaagden Holwang en Bolwang er niet in hun ergernis op het juiste peil te houden. Meneer Toto probeerde nog te redden wat er te redden viel, maar voelde dat het gesprek de ongewenste richting van een compromis opging. Na afloop van zo'n mislukte ruzie was meneer Toto neerslachtig en volkomen uitgeput. Hij wist niet hoe gauw hij thuis moest komen en de deur op slot moest doen. Lang zat hij dan aan tafel en ging het verloop van de vastgelopen ruzie na, maar iedere keer kwam hij tot de conclusie dat hem geen enkele blaam trof. Hij had geen fouten gemaakt. Nog wat later op de avond, als zijn somberheid door het nuttigen van enkele glazen whisky nog was toegenomen, kwam hij tot de nog ernstiger conclusie dat hem door het feit dat hij tolk was, een intermediair persoon, nooit enige blaam kon treffen. Ik heb geen eigen stem, dacht hij. Het zijn de anderen die mij langzaam maar zeker tot zwijgen brengen.
| |
Vertaalde stilte
Ook waren er sprekers die lange stiltes lieten vallen. Deze trachtte meneer Toto dan op te vullen met verwachtingsvolle mimiek om zo te voorkomen dat de ander de gevallen stilte in de verkeerde richting zou interpreteren. In die momenten van stilte verviel even de grens tussen spreker en tolk, even waren zij gelijkwaardig in een tijdelijk taalloos universum dat echter al spoedig, tot meneer Toto's spijt, uit elkaar spatte in nieuwe te vertalen volzinnen.
| |
Gebarentaal
De spreker met het grote gebaar kon meneer Toto wel eens tot wanhoop brengen. Deze retorische redenaars vervingen vaak een deel van hun betoog door gebaren die door de ander (vaak de anderen want deze sprekers stonden meestal voor een zaal vol mensen) direct werden be- | |
| |
grepen maar door meneer Toto als pijnlijk werden ervaren. Op zulke momenten, gevuld met gebarentaal, voelde meneer Toto zich geamputeerd. Hij had wel eens geprobeerd de gebaren van de spreker na te doen, maar dat was hem op een ernstige reprimande te staan gekomen.
| |
Het niets, aangenaam gevuld met weinig
In de pauzes tussen vergaderingen verliet meneer Toto het gebouw en bracht hij een paar uur door in een koffiehuis waar werklui en andere eenvoudige lieden een kop koffie gebruikten terwijl zij hun meegebrachte boterhammen opaten. Meneer Toto zat dan aan een tafeltje in een hoek en vertaalde voor zichzelf hun eenvoudige gesprekken; nu weer eens in het Roemeens, dan weer in het Noors. Het waren mooie simpele conversaties over het weer, geld, voetbal en vrouwen. Helder en concreet. Verfrist ging meneer Toto dan weer terug naar zijn werk waarbij het hem dan des te meer opviel hoe luchtledig de betogen van de diplomaten waren. Velen van hen waren er, soms al jarenlang, op uit om niets te zeggen. Er was veel talent nodig om dit niets adequaat te vertalen. Als meneer Toto's aandacht ook maar een ogenblik verslapte liep hij de kans dat een vertaalde zin zich plotseling toch met betekenis begon te vullen. De konsekwenties daarvan konden bijzonder ernstig zijn en leiden tot een plotseling toenemende duidelijkheid in de woorden van Bolwang, een duidelijkheid die door de geërgerde Holwang dan weer met veel omhaal van woorden ongedaan moest worden gemaakt.
| |
Muziek
Als meneer Toto thuis kwam zette hij meteen muziek op. Niet omdat ik zo dol op muziek ben, zei hij tegen zijn vriend meneer Tik, maar omdat zij niet vertaalbaar is in iets anders. Lees er de muziekrecensies van Bolwang of Holwang maar op na. Bolwang put zich uit in een kanonnade van exuberanties: prachtig, meeslepend, uitgewogen terwijl Holwang meesmuilend spreekt over kale interpretaties en gevoelloos vakmanschap. Maar mijn tranen dan, zei zijn vriend meneer Tik, die bij het horen van het ‘Warschau Concert’ steevast in huilen uitbarstte. Wat je voelt dat ben je zelf zei meneer Toto, dat is niet de muziek.
| |
De gedichten van meneer Tik
Meneer Tik schreef gedichten die hij in eigen beheer uitgaf. Steeds als er een nieuwe bundel van hem uitkwam kreeg meneer Toto een gesigneerd exemplaar. ‘Voor mijn talige vriend Toto,’ ‘Taal voor Toto.’
Op een dag vroeg meneer Tik of meneer Toto zijn gedichten niet wilde vertalen. Het deed er niet toe in welke taal, als meneer Tik's gedich- | |
| |
ten maar ergens in het buitenland gelezen zouden worden. Die gedachte wond meneer Tik buitensporig op.
Meneer Toto toog aan het werk. Al snel stuitte hij op moeilijkheden. In de gesprekken die hij gewend was te vertalen ging het altijd maar om één betekenis tegelijk; de spreker wilde dat de door hem toegesprokene hem meteen zou begrijpen.
Het scheen meneer Toto toe dat meneer Tik juist op het tegenovergestelde uit was. Elk woord dat meneer Tik opschreef betekende ook altijd nog iets anders en soms zelfs meer dan dat.
Hoofdschuddend gaf meneer Toto de gedichten aan zijn vriend meneer Tik terug. Ik schrijf gelaagd, meerduidig zei meneer Tik. Meneer Toto schudde zijn hoofd. Ik kan maar één ding tegelijk, zei hij verontschuldigend. Dat is al moeilijk genoeg.
| |
Definitie
Meneer Toto slaat het woordenboek op en zoekt onder tolk. Daar staat: ‘1. vertaler, hij die ten behoeve van personen die elkaar niet verstaan het gesprokene overbrengt van de ene taal in de andere. 2. woordvoerder voor of namens anderen. 3. persoon of zaak die iets uit een moeilijk verstaanbare vorm in begrijpelijker taal overbrengt.’
Met de eerste definitie kan meneer Toto zich verenigen, dat is precies wat hij doet. De tweede definitie lijkt hem onjuist. Als hij de woordvoerder van Holwang en Bolwang zou zijn zou hij ze allang onsterfelijk belachelijk hebben gemaakt. Nee, meneer Toto voelt zich allerminst een woordvoerder. Woordvervoerder, woordverhuizer zou een betere omschrijving van zijn activiteiten zijn. De derde definitie begrijpt hij niet. In tegendeel, de wereld lijkt hem tijdens het tolken steeds onbegrijpelijker te worden.
| |
Taalwetenschappen
Tijdens een wandeling ziet meneer Toto het bord ‘Instituut voor vergelijkende taalwetenschappen’ aan de gevel van een deftig herenhuis hangen. Meneer Toto durft er niet binnengaan, al is hij ervan overtuigd aan het ‘juiste adres’ te zijn, zoals hij het later tegen zijn vriend meneer Tik uitdrukt. Bij een drukkerij laat meneer Toto de volgende dag een nieuw visitekaartje drukken. Onder de zin ‘beëdigd vertaler en tolk’ staat nu ook ‘lid van het Instituut voor vergelijkende taalwetenschappen’. Geen van zijn klanten maakt er de volgende weken een opmerking over.
| |
Chomsky
In de wetenschapsbijlage van de krant leest meneer Toto een artikel over de universele grammatica van de geleerde Chomsky. Volgens deze
| |
| |
geleerde zou aan alle talen een universele grammatica ten grondslag liggen. Als meneer Toto het hele verhaal uit heeft begrijpt hij wat de geleerde bedoelt: hij heeft het over het brein van meneer Toto.
| |
Van taal naar taal
Toen meneer Toto tien jaar voor de Unesco had gewerkt, merkte hij op een dag dat hij, zelfs als hij thuis was, geen eigen gedachten meer kon vormen. Alles wat hij dacht waren de woorden van anderen die hij, of hij wilde of niet, meteen in een andere taal moest vertalen.
In winkels begon hij zich steeds vaker te vergissen. Van taal naar taal switchend, op zoek naar juiste formuleringen, werkte hij op de zenuwen van winkeliers en klanten en het gebeurde tenslotte herhaaldelijk dat hij de winkel werd uitgesmeten voor hij duidelijk had weten te maken wat hij wilde kopen. Na verloop van tijd ging hij ertoe over alleen nog maar dingen aan te wijzen. De mensen dachten nu dat hij doofstom was.
| |
Een Finse stotteraar
Op een dag moest meneer Toto het relaas van een finse ambtenaar die een studie had gemaakt over de invloed van de vrijheid van meningsuiting op schaars bevolkte gebieden in het Frans vertalen. Toen de finse ambtenaar, een man met een grijs sikje, die luisterde naar de naam van Testuaanonen, enkele zinnen had gesproken, brak hij zijn zin midden in een woord af en brak los in gestamel. Het klonk alsof hij tevergeefs de bepalende klinker van het volgende woord probeerde op te sporen.
Meneer Toto had in zijn hele loopbaan nog nooit een stotteraar getolkt. Uit het zinsverband kon meneer Toto vaak nauwkeurig opmaken wat het woord was dat Testuaanonen niet over zijn lippen kon krijgen. Maar meneer Toto kon en mocht dat woord niet zeggen, hij was een tolk en moest eerst op het woord van de stotteraar wachten.
Na een kwartier zakte meneer Toto van pure spanning in elkaar en moest hij in het ziekenhuis worden opgenomen. Na een paar dagen werd hij ontslagen en doorgestuurd naar een psychiater die tot de konklusie kwam dat meneer Toto aan identiteitsverlies leed. Hij raadde meneer Toto aan met ziekteverlof te gaan.
| |
De roodharige
Meneer Toto had nu alle tijd om in de vele stadsparken te wandelen. Daar liepen veel mensen met honden en moeders met kleine kinderen. Op een bankje werd hij aangesproken door een roodharige Zwitserse. Ze was zo mooi dat zijn hart in zijn keel klopte. Toen hij op haar vraag wat hij deed een antwoord wilde geven, ontdekte meneer Toto dat hem
| |
| |
het begrip en het woord ‘ik’ ontvallen waren. Omdat hij in de derde persoon over zichzelf sprak meende de roodharige met een krankzinnige van doen te hebben en stond schielijk van het bankje op. Met tranen in zijn ogen keek meneer Toto haar slanke verschijning na.
| |
Arme kinderen
Meneer Toto ging niet alleen naar het park in de hoop daar zijn toekomstige vrouw te vinden, maar ook om met kleine kinderen te praten. Hij was er zich bewust van dat dit niet geheel zonder risico was. Daarom zag hij er altijd keurig verzorgd uit en liet hij het wel uit zijn hoofd snoepjes of andere op kinderen gerichte versnaperingen het park mee in te nemen.
Het liefst sprak hij met kinderen die nog slechts klanken uitstootten. Meneer Toto herhaalde met hondentrouw wat hem door de kleintjes voorgezegd werd: ho-ding, vlakvlak, ope, boe of ojé. Deze niet of nauwelijks bestaande woorden en uitroepen vrijwaarden meneer Toto van de plicht en de dwang om ze te vertalen. Ze waren wat ze waren, leeg aan betekenis. Wat jammer als de eerste verstaanbare woordjes aantraden en het verwachtingsvolle kindergezicht nu iets anders van hem verwachtte dan herhaling van het zojuist gezegde.
De grotere kinderen waren wat dat betreft in het nadeel, maar aardig aan hen vond meneer Toto weer dat zij zichzelf bij de naam noemden wanneer ze over zichzelf spraken. Het vage, groezelige en nondescripte woord ‘ik’ kwam in hun vocabulaire nog niet voor. De leerschool naar de taal der volwassenen was meneer Toto dan ook een gruwel. Hij probeerde de kinderen hun primaire taalgebruik te laten behouden, sprak tegen ze in korte en zelfs kromme zinnen, maar zijn aanmoedigingen om in hun taalontwikkeling stil te blijven staan en de betekenis van het woordje ‘ik’ nooit te leren, werden door de oudere kinderen met hoongelach afgewezen.
Kinderen, zo dacht meneer Toto, ze wisten niet wat ze dag in dag uit verloren lieten gaan.
| |
Honderdtwaalf merels
Meneer Toto hoefde niet langer te vertalen. Maar hij was het slachtoffer van een beroepsdeformatie. Als hij een merel zag moest hij het woord voor die vogel in zoveel talen vertalen als hij beheerste (dat waren er ondertussen honderdtwaalf). Dit putte meneer Toto zo uit dat hij het liefst zijn ogen sloot. Maar ook de meeste geluiden riepen namen op die hij dan weer van zichzelf vertalen moest in alle talen die hij kende. Hij kocht wasbolletjes en stopte zijn oren dicht. Zo zat hij op zijn kamer, zijn ogen gesloten en met was in zijn oren. Zo ook vond zijn huisbaas hem, zwijgend en al sterk vermagerd.
| |
| |
Meneer Toto
getekend door Gijsje Grosfeld
| |
| |
| |
De prinses die tegen bomen praatte
In de inrichting waarin meneer Toto tenslotte werd opgenomen overdacht hij dat de mens door zijn spreken een uitzonderingspositie in de natuur innam. Dieren maakten weliswaar ook geluiden, maar deze waren steeds dezelfde. Alleen mensen hadden overal woorden voor nodig.
Op zijn wandelingen door het bos dat de inrichting omgaf keek hij glimlachend naar al die zwijgende bomen en bladeren en probeerde hen te vrijwaren van hun soortnamen. Meer en meer werd de zwijgende wereld zijn toeverlaat.
Toen hij op de televisie een prinses tegen bomen zag praten had hij het liefst namens alle bomen protest aangetekend, maar daarvoor was taal nodig en daarom deed meneer Toto er maar het zwijgen toe.
| |
Taalkermis
Door de directeur van de inrichting werd meneer Toto uitgeleend aan een universiteit waar gedachten met een speciale scantechniek via een computer zichtbaar gemaakt konden worden. Tijdens het scannen kreeg meneer Toto de opdracht een zin in gedachten in alle talen te vertalen die hij beheerste. Op het scherm van de computer verschenen even later de kleurrijkste beelden die de geleerden ooit gezien hadden. Ze maakten een aantal prints van de computerbeelden. Deze kleurige abstracte prenten trokken de aandacht van een museumdirecteur die ze tot ‘gedachtenkunst’ uitriep en meneer Toto's hersenactiviteiten exposeerde en ze de titel ‘Taalkermis 1-9’ meegaf.
| |
Zonder naam
In de inrichting schreef meneer Toto in het Hebreeuws aan de psychiater Lindegren ‘meneer Toto wil een taalloos leven gaan leiden’. Dit kwam hem te staan op een electroshock behandeling, die inderdaad effect sorteerde. Voor het eerst keek meneer Toto om zich heen zonder de neiging te voelen om alles wat hij zag te benoemen en daarna te vertalen. De behandeling werd daarop enige maanden voortgezet. Toen deze was voltooid bevond meneer Toto zich in de wereld die hij zich gewenst had: hij was alle namen en alle talen vergeten. Zelfs zijn eigen naam zei hem niets meer.
|
|