| |
| |
| |
Italo Calvino
Palomar
‘Het heelal is de spiegel waarin we alleen kunnen aanschouwen wat wij van onszelf hebben leren kennen,’ stelt Palomar vast in een van de laatste teksten uit het boek waarin Calvino zijn observaties heeft beschreven. Palomar oefent zijn blik: kijkt naar een golf, naar dieren in de dierentuin, naar kazen en naar de sterren - zijn naam verwijst naar Mount Palomar in Californië, het grootste observatorium ter wereld. Oorspronkelijk zou Palomar, als afsplitsing van de Kosmikomische verhalen (met als ‘hoofdpersoon’ Qfwfq), meer met kosmische problemen zijn bezig geweest; gaandeweg - gedurende tien jaar verschenen de verhaaltjes in de Corriere della Sera - werd hij een soort sceptische Lucretius zonder enig systeem, uitgaande van banale gegevens uit het dagelijks leven: ‘Alleen nadat je de oppervlakte der dingen hebt leren kennen - concludeert hij - kun je doordringen tot dat wat eronder ligt. Maar de oppervlakte der dingen is onuitputtelijk.’ Palomar leest ongeschreven teksten, zoals een vlucht spreeuwen of de huid van een gekko. Je ziet hem wel met een pen en een notitieboekje in een kaaswinkel, maar zijn beschrijvingen zijn die van zijn dubbelganger, Calvino, die zelf Palomar (1983) zijn ‘oefeningenboek’ noemde: ‘Hij is iemand die de wereld wil lezen en pas aan het eind besluit hij haar te beschrijven in een soort eindeloze en natuurlijk onmogelijke autobiografie.’
Op de vraag of zijn personage voorbeelden had, wees Calvino (1923-1985) op een hele traditie van personages die de spreekbuis zijn van de gedachten van hun auteur, zoals Monsieur Teste, Heir Keuner, zelfs Ulrich van Musil of Barnabooth van Valery Larbaud, maar ook Plume. In het begin had hij wel degelijk aan Meneer Teste gedacht, maar volgens hem was de overeenkomst oppervlakkig: ‘Meneer Teste is de geest in zuivere toestand terwijl Palomar helemaal in de dingen is die hij ziet. Teste maakt een cultus van zijn geest terwijl Palomar alleen maar twijfel en ironie kent. Al zijn ondernemingen lopen uit op een mislukking en zijn droom is zichzelf op te heffen als subject om een instrument te worden waardoor de wereld naar de wereld kijkt.’ Zo heet ook het hier gekozen verhaal ‘De wereld kijkt naar de wereld’, de eerste van de drie overdenkingen waarmee het boek besluit. Zowel voor de Kosmikomische verhalen als voor Palomar hield Calvino na verschijnen van de betreffende boeken een dossier bij; voor Palomar had hij zelfs een tweede deel in gedachten. (J.F.V.)
| |
Het lezen van een golf
De zee vertoont nauwelijks een rimpeling en kleine golfjes slaan op het zanderige strand. Meneer Palomar staat op het strand en kijkt naar een
| |
| |
golf. Het is niet zo dat hij in gedachten verzonken de golven beschouwt. Hij is niet in gedachten verzonken, want hij weet goed wat hij doet: hij wil naar een golf kijken en kijkt ernaar. Hij is niet beschouwend, want voor beschouwing is het juiste karakter nodig, een juiste geestesgesteldheid en een juiste samenloop van omstandigheden: en hoewel meneer Palomar in principe niets tegen beschouwing heeft, wordt in zijn geval aan geen van deze drie voorwaarden voldaan. Uiteindelijk wil hij niet kijken naar ‘de golven’, maar naar één enkele golf en niet meer: daar hij vage gewaarwordingen wil vermijden, houdt hij bij alles wat hij doet een nauwkeurig begrensd object voor ogen.
Meneer Palomar ziet in de verte een golf opkomen, groeien, naderbij komen, van vorm en kleur veranderen, omslaan, breken, verdwijnen, terugvloeien. Op dit moment zou hij zichzelf ervan kunnen overtuigen dat hij datgene wat hij zich had voorgenomen te doen tot een goed einde heeft gebracht, en kunnen weggaan. Maar één golf isoleren en haar scheiden van de golf die er onmiddellijk op volgt en die haar voor zich uit lijkt te duwen en haar soms inhaalt en overspoelt, is erg moeilijk; net als haar scheiden van de golf die haar voorgaat en die haar achter zich aan naar het strand lijkt te trekken om zich daarna juist misschien tegen haar te keren als om haar een halt toe te roepen. Als je verder iedere golfslag in de breedte bekijkt, evenwijdig aan de kust, is het moeilijk om vast te stellen tot waar de golfkam die zich voortbeweegt zich ononderbroken uitstrekt en waar deze zich afscheidt en splitst in zelfstandige golven, met verschillende snelheid, vorm, kracht en richting.
Kortom, je kunt geen golf observeren zonder rekening te houden met de ingewikkelde omstandigheden die gezamenlijk aan haar vorming bijdragen en met de even ingewikkelde omstandigheden die zij weer veroorzaakt. Deze omstandigheden verschillen doorlopend, waardoor een golf altijd anders is dan een andere golf; maar het is ook waar dat elke golf gelijk is aan een andere golf, ook als zij er niet direct aan voorafgaat of erop volgt; kortom er zijn vormen en reeksen die zichzelf herhalen, ook al zijn ze onregelmatig verdeeld over de ruimte en de tijd. Aangezien het op dit moment Palomars bedoeling is om eenvoudigweg een golf te zien, dat wil zeggen om alle onderdelen te vatten die haar tegelijkertijd vormen zonder er één te verwaarlozen, zal zijn blik blijven rusten op de beweging van het water dat op het strand slaat zolang hij elementen kan waarnemen die hij nog niet eerder opgemerkt heeft; zodra hij merkt dat de beelden zich herhalen, weet hij dat hij alles heeft gezien wat hij wilde zien en kan hij ophouden.
Nerveus van aard, levend in een jachtige, stampvolle wereld, heeft meneer Palomar de neiging zijn relaties met de buitenwereld te beperken, en om zich voor een algehele zenuwinstorting te behoeden pro- | |
| |
beert hij zijn gevoelens zoveel mogelijk onder controle te houden.
De golftop komt naar voren en verheft zich op één punt meer dan elders en daar begint hij een witte rand te krijgen. Als dat gebeurt op zekere afstand van het strand, heeft het schuim de tijd zichzelf te overspoelen en weer als opgeslokt te verdwijnen om op hetzelfde moment opnieuw in alles door te dringen, terwijl het echter dit keer uit de diepte naar boven komt, als een wit tapijt dat het strand op rolt om de golf die eraan komt te verwelkomen. Echter net als je verwacht dat de golf op het tapijt rolt, merk je dat de golf er niet meer is, maar alleen het tapijt, en ook dit verdwijnt snel, wordt een glinstering van nat zand die zich vlug terugtrekt, net of zij teruggedrongen wordt door het droge, doffe zand dat zich uitbreidt en dat zijn golvende grens verlegt.
Tegelijkertijd moet je de terugwijkende punten van de kop in ogenschouw nemen, waar de golf zich splitst in twee vleugels, één die van rechts naar links de richting van het strand uit gaat, en de ander van links naar rechts, en de plaats waar zij uit elkaar beginnen te lopen of waar zij samenkomen is dit punt in het negatieve: het volgt de voortrollende vleugels, maar blijft er noodgedwongen achteraan komen en onderworpen aan hun overlappende beweging, totdat het wordt ingehaald door een andere, sterkere golf die echter hetzelfde probleem heeft van uiteenlopende of samenkomende vleugels, en dan door een nog sterkere die de knoop ontbindt en hem stukslaat.
Zich modellerend naar het patroon van de golven, strekken nauwelijks waarneembare uitlopers van het strand zich uit in het water; ze zetten zich voort in zandbanken onder water, net hoe de stromingen ze bij ieder getijde vormen en weer doen verdwijnen. Eén van deze lage zandtongen heeft meneer Palomar uitgekozen om te observeren, omdat de golven er van beide kanten schuin tegenaan rollen, over het half ondergelopen oppervlak heenstromen en dan de golven ontmoeten die van de andere kant komen. Dus om te begrijpen hoe een golf in elkaar zit, moet je rekening houden met deze krachten in tegengestelde richtingen die elkaar in zekere mate opheffen en elkaar in zekere mate versterken, en die teweegbrengen dat alle krachten en tegenkrachten uiteindelijk teniet worden gedaan in het altijd weer uitvloeiende schuim.
Meneer Palomar probeert nu zijn observatiegebied te beperken; als hij een vierkant in gedachten houdt van ongeveer tien meter strand bij tien meter zee, kan hij een inventaris opmaken van alle golfbewegingen die zich daar met verschillende frequentie herhalen binnen een gegeven tijdsspanne. Het moeilijke is om de grenzen van dit vierkant vast te leggen, want wanneer hij bijvoorbeeld de lijn van een voortrollende golf beschouwt als de kant die het verst van hem vandaan ligt, onttrekt deze lijn in haar naderbijkomende en opgaande beweging alles wat erachter
| |
| |
ligt aan zijn blik; en zo krimpt de bestudeerde ruimte in en wordt tegelijkertijd verpletterd.
Hoe dan ook, meneer Palomar verliest de moed niet en hij gelooft telkens dat hij erin geslaagd is alles te zien wat hij kon zien vanuit zijn observatiepunt, maar dan doet zich steeds weer iets voor waar hij geen rekening mee had gehouden. Als hij niet zo ongeduldig was geweest om een volledig en definitief resultaat met dit kijkwerk te behalen, dan zou het kijken naar de golven een zeer ontspannende oefening voor hem zijn en zou het hem kunnen redden van zenuwcrises, hartaanvallen en maagzweren. En misschien zou het de sleutel kunnen zijn tot de beheersing van de complexe structuur van de wereld, door haar terug te brengen tot het meest simpele principe.
Maar iedere poging om tot een definitie van dit model te komen krijgt te maken met een lange golf die aan komt rollen in een richting die loodrecht op de brekers staat, evenwijdig aan de kust, en die een ononderbroken, nauwelijks oprijzende kam voortstuwt. De vooruitspringende golven die naar de oever bruisen verstoren de gelijkmatige beweging van deze compacte kuif niet, die hen snijdt met een loodrechte hoek terwijl het onduidelijk is waar zij heen gaat of waar zij vandaan komt. Misschien wordt het zeeoppervlak wel bewogen door een zuchtje westenwind, dwars op de krachten die uit de diepte van de watermassa's van de open zee komen, maar deze golf die uit de luchtstroming voortkomt verzamelt in het voorbijgaan ook de krachten in schuine richting die in het water ontstaan; zij buigt ze af, stuurt ze in haar richting en neemt ze mee. Zo wordt zij alsmaar hoger en sterker totdat haar kracht door de botsing met tegengestelde golven langzamerhand afzwakt en zij helemaal verdwijnt of afgebogen wordt zodat zij ondergaat in een van de vele dynastieën van schuine golven, en zij met hen op het stand gesmeten wordt.
Als je je aandacht richt op één aspect treedt dit ineens op de voorgrond en beslaat het het hele kader, zoals gebeurt bij tekeningen waarbij je maar met je ogen hoeft te knipperen om het hele perspectief te zien veranderen. Doordat de golfkammen met hun verschillende richtingen elkaar op deze manier kruisen, blijkt nu het patroon van het totaalbeeld opgedeeld in vierkanten die ontstaan en verdwijnen. Voeg daar nog aan toe dat iedere terugvloeiende golf ook weer een eigen kracht heeft die de daaropvolgende golven tegenwerkt. En als je je aandacht concentreert op deze terugwaartse krachten lijkt het wel of de enige echte beweging die beweging is die vertrekt van het strand en gaat naar de open zee.
Is misschien het ware resultaat dat meneer Palomar nu bijna bereikt heeft dat hij de golven in tegengestelde richting laat lopen, dat hij de
| |
| |
tijd omkeert, dat hij de ware aard van de wereld ontdekt die achter datgene ligt waar onze zintuigen en onze geest aan gewend zijn? Nee, hij voelt hoogstens een lichte duizeling, meer niet. De hardnekkige kracht die de golven naar de kust stuwt heeft de slag gewonnen: inderdaad zijn ze een stuk hoger geworden. Als de wind eens ging draaien? O wee als het beeld dat meneer Palomar zo minutieus heeft weten samen te stellen weer in de war gebracht wordt, versplintert en vervliegt. Alleen als het hem lukt alle aspecten samen voor zich te zien, kan hij beginnen met de tweede fase van de onderneming: deze kennis uitbreiden tot het heelal.
Je zou alleen je geduld niet moeten verliezen, iets wat weldra gebeurt. Meneer Palomar verwijdert zich langs het strand, even gespannen als hij gekomen was en nog minder zeker van alles.
| |
De wereld kijkt naar de wereld
Na een reeks intellectuele teleurstellingen die niet de moeite waar zijn om te bespreken, heeft meneer Palomar besloten dat hij zich hoofzakelijk zal bezighouden met het kijken naar de dingen van buitenaf. Een beetje bijziend, verstrooid, introvert, lijkt hij qua temperament niet onder de brengen bij het type mensen dat gewoonlijk als observator wordt omschreven. En toch is het hem steeds overkomen dat bepaalde dingen - een stenen muur, een schelp, een blad, een theepot - zich aan hem voordoen alsof ze zijn nauwkeurige, langdurige aandacht vragen: hij begint ze te observeren bijna zonder het zich te realiseren en gaat met zijn ogen langs alle details, en het lukt hem niet meer ervan los te komen. Meneer Palomar heeft besloten dat hij van nu af aan zijn aandacht zal verdubbelen: allereerst door zich deze roep die van de dingen naar hem uitgaat niet te laten ontgaan; ten tweede door aan het observeren als handeling het belang te hechten dat het verdient.
Op dit moment breekt een eerste moment van crisis aan: omdat hij er zeker van is dat de wereld hem van nu af aan een oneindige rijkdom aan dingen om naar te kijken zal onthullen, probeert meneer Palomar alles met zijn ogen vast te houden wat binnen zijn bereikt komt: hij heeft er geen enkel plezier in en houdt ermee op. Dan volgt een tweede fase waarin hij ervan overtuigd is dat er maar een paar dingen zijn waarnaar hij moet kijken en naar andere niet, en dat hij ze moet gaan zoeken; om dit te doen moet hij steeds problemen het hoofd bieden over wat hij kiest en niet kiest, over de hiërarchie die hij aanbrengt in zijn voorkeuren; al snel merkt hij dat hij alles verknoeit, zoals altijd als hij zijn eigen ik erbij betrekt en alle problemen die hij heeft met zijn eigen ik.
Maar hoe kijk je naar iets terwijl je je eigen ik erbuiten laat? Van wie
| |
| |
zijn de ogen die kijken? Gewoonlijk denk je dat het ik iemand is die achter zijn eigen ogen staat als achter een raam en naar de wereld kijkt die zich in al haar wijdsheid voor hem uitstrekt. Aan die kant is de wereld; en aan deze kant? Nog steeds de wereld: wat zou er anders moeten zijn? Als Palomar zich even goed concentreert lukt het hem de wereld vóór zich te verplaatsen tot voor het venster. En wat blijft er dan over buiten het venster? Ook daar is de wereld, die zich voor de gelegenheid heeft verdubbeld in een wereld die kijkt en een wereld die bekeken wordt. En hijzelf dan, ook wel het ‘ik’ genoemd, meneer Palomar dus? Is hij ook geen stuk van de wereld dat naar een ander stuk van de wereld kijkt? Of aangezien er wereld is aan deze kant van het raam en aan die kant, is het ik misschien niets anders dan het raam waardoor de wereld naar de wereld kijkt. Om naar zichzelf te kijken heeft de wereld de ogen (en de bril) nodig van meneer Palomar.
Dus van nu af aan zal meneer Palomar de dingen van buitenaf bekijken en niet van binnenuit; maar dit is niet genoeg: hij zal ze bekijken met een blik die van buiten hemzelf komt, niet vanuit hemzelf. Hij probeert het experiment meteen te doen: nu is hij zelf niet degene die kijkt, maar de wereld van buiten die naar buiten kijkt. Als dit vastgesteld is, werpt hij een blik in het rond, in afwachting van een algehele gedaanteverwisseling. Dat had je gedacht. Hij wordt omringd door de grauwheid van alledag. Alles moet opnieuw bestudeerd worden. Het is niet genoeg dat het buiten naar buiten kijkt: de af te leggen weg moet beginnen bij wat er bekeken wordt en dit verbinden met wat kijkt.
Van de zwijgende massa der dingen moet een teken uitgaan, een roep, een sein: een ding maakt zich los van de andere dingen met de bedoeling iets te betekenen... wat? zichzelf, een ding is alleen maar blij als het bekeken wordt door de andere dingen, wanneer het ervan overtuigd is dat het zichzelf betekent en niets anders, temidden van de dingen die zichzelf betekenen en niets anders.
Gelegenheden als deze komen zeker niet vaak voor, maar vroeg of laat zullen zij zich toch moeten voordoen: het is een kwestie van wachten tot zich een van die gelukkige momenten voltrekt waarop de wereld toevallig op hetzelfde moment wil kijken en bekeken wil worden en meneer Palomar daar net tussendoor loopt. Of liever, meneer Palomar hoeft niet eens te wachten, want deze dingen gebeuren alleen als je ze het minst verwacht.
Uit: Palomar (Bert Bakker, 1985)
vertaling: henny vlot
|
|