Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1996 (nrs. 73-76)
(1996)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 179]
| |
[pagina 180]
| |
BardoneMer dit geeft mi groot wonder, De grote Antelami zette hier geen voet.
Voor zijn kruisafname koos hij Parma uit.
Ook zijn massieve Mozes heeft bekijks geoogst,
ik sta mij af te vragen: is zulks wel terecht?
Strata per montem Bardonis. Ik ben verrast:
de meester wordt door zijn discipel weggevaagd.
De hoofdplaats bergt het hout, verhard en imposant;
de ladder schraagt niet, helt naar de verkeerde kant.
In jouw reliëf komt alles uit de plooi en lacht;
die ladder klimt naar links en houdt het evenwicht.
Nu zie ik hoe het handwerk losser, groter moet:
de nijptang is het nec plus ultra van formaat.
| |
[pagina 181]
| |
BrancoliDie hier tevoren so sterc was, Het spreekgestoelte. Daarvoor ben ik omgereisd;
het godshuis boven Lucca is onaangetast.
Zijn campanile is de mooiste van de soort
terzijde van de in mijn kerk verbeelde moord.
Raitus me fecit, zo lees ik in de doopvont;
groothoofd kijkt ons aan, hij heeft het ondertekend.
Geen oog voor podium of kansel uiteraard.
Je bukt, het is het voetstuk dat je aanbelangt:
ridder in leeuwenmuil, één arm weggerukt,
de helm gekelderd, voor zijn kiezen, en hij krijst.
Een levend wezen houdt zich niet meer aan de tekst
en wie heeft dat zo onvergetelijk gemaakt.
| |
[pagina 182]
| |
Carraral'immagin in pietra alpestra e dura Carrara! Opeens in de verkeerde eeuw terecht.
Marmerwit. De houwer is niet opgekomen.
In de verlaten kathedraal staan ze onthecht:
het bitter jonge paar voorziet de stoutste dromen.
Aardse beelden, los gekoppeld als twee keggen
op kilometers afstand. Aan de zee ontkomen.
Een annunciatie heeft ze niets te zeggen,
de verwachting is ondeelbaar toegenomen.
Met tranen kijken naar hun innig tweegevecht,
dit verdiepen in de vruchteloze vromen.
Geen strobreed wordt de liefde in de weg gelegd,
mocht de schepper tussenbeide willen komen.
voor Dix
| |
[pagina 183]
| |
CollegalliResteranno sospese nell'aria Een boerderij, een burcht, het tijdelijk verblijf.
De horigen voor eeuwen uit de weg geruimd.
Op ons terras ligt nog een zwart verkoolde geit,
de slangenarend doet de ronde om het huis.
Een etmaal wachten tot er licht en donker valt,
daar staan wij voor, het stekelvarken is op pad.
Herder en spaniel zijn veilig afgezonderd,
jankend likken zij hun onverwerkte wonden.
Het is van de wereld wat hier panisch plaats grijpt:
pen voor pen ontplooien en de rulle bodem wijkt.
Gun, steekse vogel, ons een allerlaatst respijt,
o istrice, verhef u van de grond en zweef.
| |
[pagina 184]
| |
Abbadia all' IsolaLasciànlo stare e non parliamo a vòto; Onland. Dampkring rond een put. Woesting van voorheen,
de stank die tot het eind der tijden hangen bleef.
Een weduwe uit duizend redde deze streek.
Desondanks is het gevaar er nooit geweken.
De poort. Een oeroude vrouw is knoestig, slecht ter been,
als zij een bovenmaatse sleutel aan ons geeft.
We zoeken tastend naar een zeker kapiteel
en vallen op een glazen oog... maar wat voor één:
een groene scheut, de troost die uit het lichaam zweet,
de onvermoede wending die het huis afbreekt.
Raphèl maỳ amechhe zabì almi. Het spreekt
tot de verbeelding, omdat het niets betekent.
| |
[pagina 185]
| |
Sant'AntimoFlanking the place, a cypres De keizer heeft het zelf gezien: Du bist der Baum
en schreef op dat moment eens geen geschiedenis.
De vloer is lapidair, het licht van honinggoud,
een zuil waar Daniel het van de leeuwen wint.
Een weg loopt lange tijd naar eiland Reichenau,
de kloosters zingen wederzijds hun dodenmis.
De toren neemt het met de jaren niet zo nauw,
zijn flanken met de tetramorf staan op verlies.
Het landschap snelt te hulp en ondersteunt de bouw,
tot elke schijn van wankelen is afgewend.
Je zegt de wacht, maar zonder enig blijk van rouw,
verlangend, rotsvast groeiend in je kracht, cipres.
| |
[pagina 186]
| |
San FlavianoEen verhaal bestaat uit bewegingen. Est! Est!! Est!!! Aan wijn bezweek de Duitser Fuk:
bij leven liet hij alom weten waar het zat.
Een eigentijdse schrijver stelde dit te boek
en schonk de kortswijl in die Trauer, uit het vat.
We zaten op een kerkbank in de leegste hoek.
De lach verging, vertelling die ik niet vergat:
Liefde dringt verschrikking binnen... magnificat!
Lof van vreugdetranen. Geluk in ongeluk.
De nar op die pilaar trekt aan zijn haar, zodat
ik omloop. Weer leest hij de les: nadrukkelijk
vertoont hij woord en baard. Ik heb hem onderschat.
Mijn pestkop gaat zijn gang, ik galm en draag het juk.
| |
[pagina 187]
| |
Castel PaternoWir sind damit an das letzte sichere Kriterium gelangt: Werelds Wonderkind. Mirabilia Mundi:
een bijnaam voor de kluizenaar en potentaat.
Hij werd omhelsd door dubieuze mystici,
met generaties vrouwen als familieraad.
Tweeëntwintig toen hij stierf als uitgewoond genie.
Hij waande zich Romeinse Keizers erfgenaam.
Het kasteel werd lucht, ontaardde in ruïne,
terwijl - verblindend - Mons Soracte er nog staat.
Schapen, verdwaalde ezels en de kiekendief
banen ons een weg uit torenhoge varens.
Gewoon als Gijsbert Voet heb ik het goed gezien.
Zou dit het einde zijn, verloopt de bedevaart.
So hielt er wie der metaphysische Esel | |
[pagina 188]
| |
De dwalingen onzes weegs
| |
[pagina 189]
| |
[pagina 190]
| |
Compszien wat er niet meer is Beneden trekt de stenen weg naar Dieu-le-fit.
Het regent hard. De kerkdeur is voorgoed op slot.
De wolken lager dan de hoogte waar ik zit
te wachten tot het binnen kristalhelder wordt.
Dit is een toevluchtsoord waar zelden iemand komt,
juist daarom ben ik hier, het is voor mij gemaakt.
Mijn oog rust op de zijmuur aan de buitenkant:
daar is een windingrijke opgang aangebracht.
Een man viel uit de lucht. Hij heeft zijn leer gezet
en stap voor stap neemt hij de treden en de tijd.
De klok slaat uren later boven alles uit.
Het is een spiegeling, ik zie het bijna niet.
| |
[pagina 191]
| |
Hesdigneulin-fan-ntia In gedachten sta ik tussen Aire en St. Vaast,
niemand gelooft het, oog in oog met Ursula.
Vanwaar is zij verzeild, Venetië, Sincfal?
Als ik, voluit levend, haar muiltjes nog eens zag.
Links de ommegang naar Karels zus: Isbergues.
Rechts de standplaats van collega Jean, trouvère.
Onlangs reed hier een schedel heen en weer,
tot een Salomo die valse Jacob deelde.
Mijn hoofd draait door, semper dolens, locus iste.
Uw pelgrim aan het eind, legt de tijd te ruste.
Het paard werkt niet langer, vrat uit zoveel ruiven.
Dag meisjelief, wil je in mijn schoenen schuiven.
| |
[pagina 192]
| |
Francigena: de pelgrimsweg van Pavia naar Rome die in de 12de eeuw zijn hoogtij kende. Bardone: in de geringe en vervallen kerk, langs de oude omweg door de Apennijnen, overtreft een onbekende leerling zijn beroemde meester. Brancoli: de pelgrimsroute loopt niet echt langs Pieve di Brancoli, hoog in de heuvels met uitzicht op zee; het wonderwerk dat hier in detail te zien is, wordt nergens precies beschreven en verdient dus de detour. Carrara: minstens een eeuw voordat Michelangelo de marmerhellingen trotseerde, de, wordt hij door een tweetal losstaande beelden, die je aan kunt raken, Maria en haar engel, aangekondigd. Collegalli: een 12de eeuws kasteel, vervallen, omgebouwd tot boerderij om weer plaats te maken voor een patrijzenfarm, land- en wijnbouw werden verleden tijd; het stekelvarken is gezien. Abbadia all'Isola: ooit een onbegaanbaar trajekt van de Francigena, dichtbij Monteriggioni, waar Dante in de hel gewag van maakt, vanwege het veelvoud torens, die volgens de dichter op reuzen lijken; nu de laatste opvang van gehandicapte ouderen. Sant'Antimo: kloosterkerk gesticht door Karel de Grote, een charta in de vloer getuigt ervan; aan de buitenmuur valt een gehavend beeld van Maria met kind, geflankeerd door vier christelijke steunpilaren, in het oog... en die onwrikbare boom. San Flaviano: kerk in Montefiascone, waar in steen gebeiteld het Fuk-verhaal gevolgd kan worden en bovendien op twee kapitelen (recto en verso) de kijker bij de neus wordt genomen. Castel Paterno: praktisch onbereikbare ruïne met uitzicht op de door Horatius bezongen berg, die de omgeving domineert; Gijsbert Voet is een pelgrim uit de 16de eeuw die hier waarschijnlijk geen stap heeft gezet, evenmin als die verdwaalde ezels. Comps: heiligdom in de Drôme; vanuit het nabijgelegen Truïnas wees André du Bouchet (je ne vois presque rien) de weg. Hesdigneul: Sincfal=Het Zwin vanwaar wellicht Ursula met haar gevolg van maagden afvoer (haar muiltjes staan in Venetië, Accademia); de zanger is Jean Bodel; het reliek bleek vals. |
|