Overige door Verheul genoemde titels: Over psychologisch proza (1971; hiervan verscheen een Amerikaanse vertaling), Over de literaire held (1979) en Over ouds en nieuws (essays 1982).
Maar het proza dat haar onder de aandacht van de gewone literaire lezer heeft gebracht, is het juweel Notities van een belegerde. Het verscheen scheen in 1984, in kleine lettertjes, in het Leningradse tijdschrift De Njeva. Het werd herdrukt in een bundel met de wel zeer grijze titel Literatuur op zoek naar de realiteit (1987). Uit de bundel vandaan is het een jaar later door Pegasus uitgegeven, in het Nederlands vertaald door Jan Robert Braat.
Het boek lijkt tot geen enkel genre te willen behoren. Kees Verheul spreekt achtereenvolgens en uiteraard tentatief van een novelle, een document, een persoonlijk getuigenis, een psychologisch essay en, ten slotte, van ‘een literair tussending’.
Beschouwelijk en analytisch proza is het hoe dan ook, zij het vaak met de verwonderlijke lichtheid van een column. Soms krijgt het verhalende lende eventjes de overhand. Maar de slechts vijfenzeventig bladzijden die Omsingeld vormen, zijn uiterst compact. Ze hebben de dichtheid van poëzie en kunnen niet anders dan langzaam gelezen worden. Maar geheimzinnig genoeg hebben ze, anders dan hun onderwerpen zelf, niets neerdrukkends. Het grote wonder, keer op keer door Lidia Ginzburg verricht, is dat zij zonder klagen, zonder aantijgingen, zonder enige ophef of sensatie weet te schrijven over een extreme situatie.
Want een extreme situatie mogen we het beleg van Leningrad, 1942-1944 wel noemen. Het duurde negenhonderd dagen. Een half miljoen inwoners - van de drie - kwam om het leven door honger en kou. De stad werd niet genomen.
Wat Lidia Ginzburg met die extreme situatie weet aan te vangen, is hoogst karakteristiek en zeer zeldzaam. Zij schrijft namelijk niet over de grote ‘uitwendige’ lijn - hoe het met de oorlog gesteld is, en evenmin doet zij aan kwantificeren - nooit gaat het over aantallen slachtoffers of over kilo's gewichtverlies; zulke zaken, waarover men elders zijn licht zou kunnen opsteken om een overall-beeld te krijgen, lijken haar, in elk geval als schrijfster, nooit bezig te houden.
Zij schrijft over veel essentiëlere zaken, namelijk de gewaarwordingen van het individu in deze extreme omstandigheden van koude, ondervoeding, en immobiliteit. En zij doet dat op een onwaarschijnlijk heldere manier die toch niet persoonlijk genoemd kan worden, in de zin althans dat de lezer zich minder met een afzonderlijk persoon dan met een denktrant identificeert. Het is geen identificatieproza, en toch komt de lezer zo dichtbij als überhaupt mogelijk zou mogen heten. Overigens