cumenten (zonodig verzint hij die zelf), zodat zijn proza, mede door de fragmentarische en objectiverende werkwijze, nog het meest weg heeft van scenario's. Het is aan de lezer om uit al die brokstukken ervaringsmateriaal zijn eigen film(s) te maken.
Het onliteraire van Kluge's proza wordt niet alleen bewerkstelligd door het documentaire gehalte ervan (de vele gegevens, cijfers, plattegronden, grafieken, illustraties, voetnoten) maar ook door het volledig ontbreken van een literaire stijl. Kluge schrijft geen mooi Duits, wil dat ook helemaal niet; vooral in het meer dan zeshonderd pagina's dikke Neue Geschichten lijken de zinnen in grote haast te zijn neergeschreven, vaak zijn ze onaf, niet zelden bevatten ze onzorgvuldigheden of ‘fouten’. Een zelfde ruwheid vertonen de verhalen op structureel niveau; ze zijn nooit afgerond, wisselen met gemak van perspectief en grammaticale tijd, bevatten breuken en hiaten. Ze zijn opgetekend in klad- of notitieschriften (letterlijk, dit boek bevat de ‘Hefte’ 1-18) en daarna nooit uitgewerkt. In een zeer summier voorwoord zegt Kluge dat de verhalen zijn afgedrukt in de volgorde van de schriften. Hij noemt het ‘verhalen zonder overkoepelende titel’ en zegt zelf hun samenhang niet altijd te begrijpen. Ze roepen de suggestie op als een soort ooggetuigeverslagen te zijn genoteerd, in telegramstijl en met alle beperkingen van het verslaggeversstandpunt. Het gaat eerder om literatuur in ruwe vorm dan in statu nascendi. En die ruwheid staat natuurlijk in dienst van een beoogd realisme.
Aan Kluge's interesse in de oorlog ligt een persoonlijke ervaring ten grondslag: op 8 april 1945, een van de laatste dagen van de oorlog (hij was net dertien) werd zijn woonplaats Halberstadt door een Amerikaanse luchtaanval verwoest, één bom sloeg op tien meter bij hem vandaan in. ‘Der Luftangriff auf Halbertstadt am 8. April 1945’, waarvan hier het eerste kwart in vertaling wordt gepresenteerd, begint met beelden die de verwoesting tonen die door die bommen werd aangericht, letterlijk en figuurlijk - de puinhopen van de bioscoop verwijzen alle voorstellingen van geborgenheid en continuïteit naar de prehistorie van de vroegste kinderjaren. Kluge heeft er in verschillende vormen op gewezen dat al zijn latere intellectuele en creatieve inspanningen zijn gemotiveerd door herinneringen aan het geluk uit die vroegste tijd, dat voor hem een norm is gebleven voor alle latere ervaringen en verwachtingen; hij heeft zich er nooit bij willen neerleggen dat die bom op 8 april een definitieve kloof in zijn levensgeschiedenis heeft geslagen. Herstel, hereniging, thuiskomst, terugkomst, verzoening zijn, net als bij Ernst Bloch, sleutelwoorden in zijn werk.
Toch komt Kluge-zelf in het verslag van het bombardement niet voor. En in het enige fragment waarin een familielid, zijn vader, een rol