haar buik, op de plek waar doodgeboren kinderen groeien. Ze keek naar zijn klompvoet en naar zijn bochel, ze wees naar de knieën van het paard, die onnatuurlijk dik waren, en wou met kennis van zaken uitleggen hoe de gek was afgezet, maar toen ze zijn brede glimlach zag, deed ze er het zwijgen toe. Anderen, die de dorpsgek nooit begrepen hadden, probeerden het nog met gebaren en heel eenvoudige woorden, maar ze zouden nooit leren wat de vrouw vanzelf kon. De gek bleef grijnzen, en toen het paard hinnikte, wat ook een soort van lachen is, grijnsde hij nog breder. Die zijn blij met elkaar, dacht de vrouw.
De gek nam het paard mee naar zijn hok in het veld, en sliep ermee. Een jongen die nooit bang was, keek 's avonds door het raam en zag dat ze uit dezelfde haverzak aten. In de herberg durfde hij te zweren dat er een kaars op tafel stond en dat de gek in de ogen van het paard had gekeken. Meer jongens wilden zien hoe een man een paard het hof maakte, en op een avond spraken ze af en zagen wat de jongen die nooit bang was, had beweerd. Bijna vielen zij om, want ze zaten op elkaars rug en schouders voor het kleine raam. De gek kamde het paard liefdevol om de zweren heen, die overal op haar lichaam zaten, en er brandde een kaars, en de gek keek het paard in de ogen, en ze aten uit dezelfde haverzak. De jongens deden er verslag van in de herberg, en omdat er zoveel vragen waren, vertelden ze meer dan de waarheid. Veel vrouwen die thuis geen liefde kregen, en soms, als het heel warm was, van het kruis van de dorpsgek droomden, wilden zien wat de jongens hadden gezien. Ze overwonnen hun angst voor het donker en trokken samen naar het hok in het veld, waar ze elkaar hielpen kijken. Alleen de vrouw die de dorpsgek begreep bleef achter in de herberg, en dronk bier met de mannen. Na twaalven kwamen de vrouwen terug. Hijgend van opwinding vertelden ze aan wie het horen wilde hoe de gek de bil van het paard had gekamd, zacht om de zweren heen. Zij waren net klaar met de liefde, zeiden ze, want het gezicht van de gek had licht gegeven, en nooit hadden ze een paard zo vredig zien slapen. Er waren veel vragen, maar meer vertelden ze niet. Zo na middernacht spraken de mannen al met een dubbele tong. Ze zagen meer vrouwen dan er in de herberg waren, en verlangden naar een dubbel bed. Hun stemmen werden hard: dat zij van brede heupen hielden. Zij maakten er gebaren bij en gebruikten de eenvoudigste woorden, alsof ze de vrouwen voor dorpsgekken hielden.
Alleen de vrouw die de dorpsgek begreep, wist dat alle verhalen die ze had gehoord uit de lucht gegrepen waren. Nog vóór de mannen naar het hok in het veld konden trekken, en doen wat de gek nooit had gedaan, liep zij de nacht in. Haar rokken ruisten, en onder haar omslagdoek hield ze een wapen. Ze klopte aan en wist dat ze geen antwoord