Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1996 (nrs. 73-76)
(1996)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermdVarlam Sjalamov
| |
[pagina 115]
| |
het vereist inspanning. Kotoer zat in een kruiwagen en stond niet op toen de nieuwe directeur naderde, het lukte hem niet om tijdig op te staan. Executie. Met de komst van de nieuwe directeur - aanvankelijk was hij plaatsvervangend directeur van de mijn - werden elke dag, elke nacht mensen uit hun barakken gehaald en weggevoerd. Niemand van hen keerde terug naar de mijn. Aleksandrov, Klivanskij - hun namen staan in mijn geheugen gegrift. De nieuwe lichting was zelfs geheel naamloos. In de winter van 1938 hadden de autoriteiten besloten de transporten uit Magadan te voet naar de mijnen in het Noorden te sturen. Van een kolonne van vijfhonderd man overleefden er dertig - veertig de vijfhonderd kilometer naar Jagodnoje. De rest was onderweg gecrepeerd - doodgevroren, verhongerd, doodgeschoten. Niemand van deze nieuwaangekomenen werd bij zijn naam genoemd - dit waren mensen van andere transporten, niet van elkaar te onderscheiden door kleding, noch door stem, noch door de vlekken van bevriezing op hun wangen, noch door de blaren van bevriezing op hun vingers. De brigades werden kleiner in aantal op weg naar ‘Serpantinka’, naar de executiepelotons van het Noordelijk bestuur, dag en nacht reden er wagens langs, die leeg terugkwamen. De brigades werden samengevoegd - er waren te weinig mensen, maar de autoriteiten beloofden arbeidskrachten en eisten uitvoering van het plan. Elke mijndirecteur wist dat hij zich niet voor zijn mensen hoefde te verantwoorden: natuurlijk niet - mensen, kaders zijn toch van zeer grote waarde? Dit alles leerde iedere directeur in politieke studiegroepen, en de praktische illustratie kreeg hij in de groeven van zijn goudmijn. Toentertijd was de directeur van de mijn ‘De Partizaan’ van het Noordelijk mijndirectoraat Leonid Michailovitsj Anisimov, de toekomstige grote baas van Kolyma, die zijn hele leven aan Dalstroj had gewijd - directeur van het Westelijk directoraat, directeur van Tsjoekostroj. Maar Anisimov begon zijn kampcarrière in de mijn ‘De Partizaan’, in onze mijn. Juist onder zijn bestuur werd de mijn door bewakers onder water gezet, werden de zones aangelegd, het apparaat van ‘veiligheidsofficieren’ ingesteld, begonnen de executies van complete brigades en individuen. Het voorlezen van de eindeloze executiebevelen op de appèls, de inspecties nam een aanvang. Deze bevelen werden ondertekend door kolonel Garanin, maar de namen van de mensen in de mijn ‘De Partizaan’- en dat waren er heel veel - werden genoemd, aan Garanin gege- | |
[pagina 116]
| |
ven door Anisimov. De mijn ‘De Partizaan’ is een kleine mijn. In 1938 was er in totaal tweeduizend man geregistreerd personeel. De naburige mijnen ‘Vatoerjach’ en ‘Sjtoermovoj’ hadden elk een bevolking van twaalfduizend. Anisimov was een ijverig directeur. Ik kan me mijn twee gesprekken met de heer Anisimov nog zeer goed herinneren. Het eerste in januari 1938, toen de heer Anisimov het werk kwam inspecteren en aan de kant stond toe te kijken hoe zijn ondergeschikten onder het oog van de directeur harder zwoegden dan nodig was. Maar niet hard genoeg voor Anisimov. Onze brigade trad aan en de uitvoerder Sotnikov wees met zijn vinger naar mij, trok me uit de gelederen en zette me voor Anisimov. - Dit is een oplichter. Hij wil niet werken. - Wie ben je? - Ik ben journalist, schrijver. - Conservenblikken kun je hier beschrijven. Ik vroeg je wie je bent. - Mijnwerker in de brigade Firsov, gevangene zo en zo, straf vijf jaar. - Waarom werk je niet, waarom schaad je de staat? - Ik ben ziek, mijnheer de directeur. - Ziek? Zo'n gezonde vent? Wat heb je dan? - Mijn hart. - Je hart, je hart. Ik heb zelf ook hartklachten. De artsen hebben me verboden naar Noord-Siberië te gaan. Toch ben ik hier. - Dat is wat anders, mijnheer de directeur. - Zoveel woorden in een minuut. Jij moet je mond houden en werken. Denk na voor het te laat is. Jullie tijd komt nog wel. - Begrepen, mijnheer de directeur. Het tweede gesprek met Anisimov vond plaats in de zomer, tijdens een regenbui, in sector vier, waar wij gevangen werden gehouden, doorweekt tot op de laatste draad. We waren schachten aan het boren. De brigade van criminelen was vanwege de regen allang naar de barak gestuurd, maar wij waren achtenvijftigers en stonden in de ondiepe, kniehoge schachten. De bewakers scholen onder een afdakje voor de regen. In deze stortbui, in deze regen werden wij bezocht door Anisimov en het hoofd explosievendienst van de mijn. De directeur kwam kijken of we goed nat werden, of zijn bevel op basis van artikel achtenvijftig werd uitgevoerd, dat aan geen enkele verandering onderhevig was en dat zich kon voorbereiden op het paradijs, het paradijs, het paradijs. Anisimov droeg een lange regenjas met een bijzonder soort capuchon. De directeur liep en zwaaide met zijn handschoenen. Ik kende Anisimovs gewoonte om gevangenen met zijn handschoe- | |
[pagina 117]
| |
nen in het gezicht te slaan. Ik kende deze handschoenen, die 's winters werden verruild voor manchetten van bont die tot aan zijn elleboog reikten, ik kende zijn gewoonte om iemand met zijn handschoenen in het gezicht te slaan. Tientallen keren heb ik de handschoenen in actie gezien. Over deze eigenaardige gewoonte van Anisimov werd veel gepraat in de gevangenenbarakken van ‘De Partizaan’. Ik was in de barak getuige van verhitte discussies, bloedige ruzies bijna - slaat de directeur met zijn vuist, of met zijn handschoenen, of met een stok, of met een zweep, of gebruikt hij zijn ‘handrevolver’. De mens is een gecompliceerd wezen. Deze ruzies liepen vaak bijna uit op vechtpartijen, ofschoon de ruziemakers voormalige professoren, partijleden, kolchozeboeren, hoge legerofficieren waren. Over het algemeen prees iedereen Anisimov, hij slaat wel, maar wie doet dat niet. Daarentegen lieten Anisimovs handschoenen geen blauwe plekken na, en als hij iemand met zijn manchet een bloedneus sloeg, dan kwam dat door ‘de pathologische veranderingen van de menselijke bloedsomloop als gevolg van langdurige opsluiting’, zoals een arts, die ten tijde van Anisimov zijn beroep als arts niet mocht uitoefenen maar gedwongen werd te werken zoals de anderen, het omschreef. Ik had lang geleden gezworen dat als ze me zouden slaan, dat ook het einde van mijn leven zou zijn. Ik zou de directeur slaan en zou worden neergeschoten. Helaas, ik was een naïef jongetje. Toen ik verzwakte, verzwakte ook mijn wil, mijn bewustzijn. Ik kon mezelf er makkelijk van overtuigen te berusten in mijn lot en ik vond in mezelf niet de geestelijke kracht voor een tegenstoot, voor zelfmoord, voor protest. Ik was een doodgewone dochodjagaGa naar voetnoot1 en leefde volgens de wetten van de psyche van een dochodjaga. Dit alles kwam pas veel later, maar toen ik de heer Anisimov ontmoette, toen had ik nog kracht, trots, vertrouwen, wil. Anisimovs lederen handschoenen naderden en ik hield mijn houweel gereed. Maar Anisimov sloeg niet. Zijn prachtige grote donkerbruine ogen zagen de blik in mijn ogen en Anisimov sloeg de ogen neer. - Zo zijn ze nu allemaal, - zei de directeur van de mijn tegen zijn metgezel. -Allemaal. Het zou toch geen zin hebben. (1967)
vertaling: thijs hendriks |
|