we het systematisch aanpakken, ‘Hebban olla vogala’ en daarna bijvoorbeeld Hadewijch? Wat vindt u, collega? En er vormde zich als vanzelfsprekend een commissie van letterkundige dames en heren die plaatsnamen aan een grote ovale vergadertafel in een tochtvrije zaal waarin ik door een letterenknecht met zachte dwang naar de deur werd gedreven, terwijl ik nog prevelde dat ik me afvroeg of we niet ook Jos de Haes een plaatsje konden geven, al was het maar met een flinterdun Plejade-bandje om een enkele bladzijde heen, voor één gedicht lang. Een deskundige mompelde nog misnoegd voor zich uit: ‘En alleen maar dichters, bah...’, terwijl de anderen al helemaal verdiept waren in de dossiers die ze hadden opgediept uit hun aktentassen. Met het dichtklikken van de deur was ik definitief buitengesloten. Ik bevond me in een lange gang met aan weerszijden banken waarop mannen en vrouwen met elk een boek in de hand zaten zoals mensen zitten die wachten om te worden beoordeeld, bijvoorbeeld voor een auditie of sollicitatie, met het hoofd gewend naar een deuropening waardoor steeds weer iemand na te zijn opgeslokt wordt uitgespuugd. Langs al die wachtenden moest ik met een rood hoofd, terwijl ik een bepaald boek met de voorkant tegen mijn borst gedrukt hield. ‘En...? En...?’ klonk het telkens weer van rechts en links, ‘Afgewezen...?’ Ja, knikte ik, ja. ‘Je niet laten kisten; ik zit hier al voor de zesde keer...!’ ‘En de mijne leeft nu gelukkig eindelijk niet meer...!’ riep iemand en hield een boek omhoog waar ik van gruwde.
Men kan zijn klassieken niet bedenken of uitvinden. Ze ontstaan. Ze ontstaan doordat ze in gebruik zijn of raken, dat wil zeggen, doordat eruit wordt geciteerd, doordat ze worden gekopieerd, worden nageaapt, worden hergebruikt, doordat auteurs er mee aan de haal gaan, auteurs althans voor wie schrijven een wijze van lezen is, zowel van het geschrevene als van het leven. Als een uitgever het plan opvat om een serie titels onder de noemer van Nederlandse klassieken op de markt te brengen kan hij dat etiket er hoogstens opplakken bij wijze van wishful thinking: of zijn klassieken echte klassieken worden of alleen maar dienen ter stoffering van schoorsteenmantels en salonkasten moet nog maar blijken. Hij kan hoogstens hopen dat ook hier de gelegenheid de dief maakt, en vragen: ‘Kijk hier eens naar, zouden jullie, lezers en schrijvers, daar niet het een en ander van willen overnemen, iets uit willen ontvreemden, alsjeblieft-dankuwel?’ (Natuurlijk vervullen ook de Schillers, Goethes en Heines in Duitsland merendeels de rol van huiskamergarnituur, maar die vorm van redundantie is nu eenmaal eigen aan de klassieken.)