| |
| |
| |
Willem Broens
In de kruipruimte van het papier
Protocol van een slaapwandelaar
1. Routes
Ik loop routes door de stad. Met eentonige stappen verwijder ik me van A en kom aan bij B. Ik kom even aan en ga weer verder. Op zondagmiddag heeft de stad overtuigingskracht. Ik loop in het tempo van deze kant van de straat. Ik probeer uit te wijken naar andere tempo's, maar de huizen in de straat laten geen vlucht toe. Schijnbewegingen worden onopvallend gevolgd en verbaasd gadegeslagen. Mijn verantwoordelijkheid kan ik niet ontlopen. Ik probeer namen te geven aan het voor mij lopen van een voetganger. Ik zie huisnummers om 1 uur 's middags, om 12 uur 's nachts; ik heb er geen naam voor. De ruzie op nummer 67, het roepen van een meisje bij de kerk. Hoe moet ik het noemen? Het helpt niet als ik mijn paraplu openmaak, een sigaar opsteek en ga zitten op een bank vlakbij een gracht waar iemand zit te vissen.
| |
2. Oogmerken
Ik probeer het individuele te veroveren op de tijd, een verzameling aan te leggen van onrustige verhalen. Ik bezet een lichaam en moet tegelijkertijd het gezicht kleur geven, maskers opzetten en schoenen passen die te groot en te klein zijn. Een nieuw hoofd inpakken, handen laten waaien naar de dagelijkse gewoonte, het offensief van het bekeken worden plaatsen naast de stille wandeling. Elke dag wil ik de voorpost spelen in het moderne leven, maar ik merk dat de eenkennigheid van de zwerver die achterhoedegevechten levert met de dag me ook aanspreekt. Hij kan de morgentijd en de avondschemer vervelen, de middaguren inleveren aan een dagdroom, bedtijd verzaken aan de duivel van het toeval. In het reservaat van verwarring en verlatenheid is wachttijd bedenktijd en de tegenwoordigheid van geest zie ik regelmatig in vervoering in het havengebied naar de meeuwen gluren.
| |
3. De achterkanten
Ik ben nooit iemand van voorkanten geweest. De tekenleraar op de
| |
| |
kweekschool ziet dat als eerste. ‘Dit moet je uitwerken, Wim.’ Maar mijn schetsen, werktekeningen en aantekeningen zijn beter dan de uitwerkingen.
| |
4. Alibi
Het alibi van de taal letter voor letter uit het woord laten verdwijnen. Het alibi van het beeld punt voor punt uit het oog laten verschuiven. De bedenktijd van de kleur uitvergroten tot de vingerafdruk van de zon. Het papier oogmerken met het museum van één nacht.
| |
5. Hop, hop
Wat moet ik een moeite doen om het projekt van het afremmen van de tijd dagelijks weer vorm te geven. Daar ga ik weer, hop, hop. Het rapiarium als werkboek van de negentiger jaren.
| |
6. Het grote archief (installatie van Kabakov in het Stedelijk Museum maart '93)
Kabakov heeft in een aantal zalen van het SM de Russische burokratie ingericht alsof het een poppenhuis is. Overal staan kleine tafeltjes tegen grauwe muren. Op de tafeltjes liggen formulieren die ingevuld moeten worden; de voorbeelden zijn steeds op ooghoogte opgeprikt. De labyrintvorm van de borsthoge schotten maakt het illusiespel vervreemdend. Als ik rondloop zijn de lege gangen, de achteloos op de grond gegooide papiertjes en propjes, de peertjes die ruimtes schaars verlichten de uitwassen van de Russische werkelijkheid. Kabakov installeert zich in het SM, ik ben de simulant in het spel van de tentoonstelling. Het geheugen is de poppenkastafdeling van de burokratie binnengestapt. Ik mis de echte huid van muren, de vloeren, de tafels, de potloden, de geuren en geluiden; je kunt het spel nog direkter op de bezoeker spelen.
Kabakov zet een deel van zijn herinneringen in scène. Dat is een van de funkties van de moderne of moet ik zeggen post-moderne kunst. Hij parodieert de onleefbaarheid van een systeem. Hij lacht door de illusie heen om te overleven. Hij maakt met zijn werk zijn eigen geschiedenis; het is een bepaalde interpretatie van de geschiedenis waarmee hij historische fenomenen wil terugbrengen tot een tot stikkens toe lachende hoestbui.
| |
| |
| |
7. Klein archief
In het kleine archief van verval is de huid ingelegd met de kortademigheid van de taal, met het gekras van runenschrift, met de zeekaart van de jutter, is zo zwijgzaam dat zelfs kijken letter voor letter adem kost. Mijn werk lijkt op een landkaart waar niets gemaakt wordt dan een plattegrond van een reis ter plaatse. Hoe ontroerend en letterlijk.
| |
8. Vethoek in kartonnen doos (Joseph Beuys 1963)
Wat wordt er in de doos ingepakt?
Er wordt dit keer niets in de doos ingepakt. De doos maakt haar eigen inhoud. De doos zoekt het in de tijd. De doos woekert met tijd. De tijd in de doos komt tot inkeer; vet kruipt tegen de kant op.
| |
9. Ik maak verlezingen
Wat is mijn werk anders dan een poging de mal te maken van een ding waarvan ik de oppervlakte denk te zien. De uiteindelijke vorm moet ik blijven raden.
| |
10. Beacon: Two versions of the imaginary (video-installatie van Garry Hill, Stedelijk Museum '93)
In een donkere zaal worden door een ronddraaiende buis op twee tegenover elkaar liggende muren, beelden geprojekteerd van de kunstenaar die aan het woord is; woorden van de kunstenaar die op de andere muur praat. Andere beelden die al kaatsend in de ruimte een breekbare sfeer en tijd weten op te roepen. Heel rustig wordt besef van ruimte opgebouwd, wordt de tijd op de seconde na geteld. Plotseling wordt de ruimte doorboord door een vrouwelijke suppoost die op weg door de zaal het lawaai maakt van een paard. Vlak voor de uitgang maakt ze de laatste stappen op haar tenen en verlaat de ruimte.
| |
11. Titels
Ik krijg de titels voor mijn werk o.a. aangereikt door mijn klassen en door mijn versprekingen. Bij de bespreking van het pleonasme en de tautologie zei ik het volgende: Ik verzoek je je in verbinding te stellen met de oeeaan.
Wat een mooi oog en oor moet ik hebben naast natuurlijk een orfisch resonerend zelf om die verbinding tot stand te brengen.
| |
| |
| |
12. Gretig kijken
Nooteboom is een gretig kijker. Hij schrijft pas naderhand over zijn reis; de reis is herinnering geworden. Dat gegeven zorgt voor de volgende beschouwing: ‘Een vijftig jaar oude foto toont een beeld van een vervlogen werkelijkheid aan mensen die daarmee nooit meer in contact zullen komen. En diegene die kijkt, legt daarmee tegelijkertijd zijn eigen verleden en kennis op het bekekene. Daarmee schuift een grote hoeveelheid willekeur in het zo gecompliceerd lijkende proces van het kijken, want “herinneren is als een hond die gaat liggen waar hij wil”. Het bewustzijn van de kijker treedt in laatste instantie op als onafhankelijk ordenend principe.’
| |
13. Eerste werk
Mijn eerste werk maak ik in de zesde van de lagere school. Het zijn schriften vol moeilijke woorden, geordend in rijen van 4 of 5, to woorden onder elkaar. Elke bladzijde handschrift is weer een perfekte oefening voor hoofd en hand. De ideogrammen van de discipline worden zwijgend de lekkende vorm voor mijn latere werk.
| |
14. Mijn lieve handlangers
Kleine Regina van het gras, 6 jaar
Op het stoepje voor de winkel is de bijeenkomst. De winkel sluit om 7 uur, gegeten is er voor zessen. Daarna is de tijd even over niets. Voor je het weet is ze weggelopen van de plek waar ze niet heeft gestaan. Ze spaart vlakbij haar gezicht het uitzicht op voor een bijna vanzelfsprekende zin. Ze zingt hem soms hardop. Ze is altijd verdwaald. Ze is een nomade en ziet de werkelijkheid een voor een. Haar schoenen zitten veel te krap en zoeken de seconden in een wandeling die ze nooit mag maken. Ze is veel te mooi. De handelswaar van regen en wind wist ze weg met haar stemgeluid. Ze heeft haar ervaring verstopt in de spijkers van een ondergelopen kelder. Het gevoel heeft ze weggekopt naar een intiem slagveld van een binnenruis. In werkmansbroek loopt weer een dag langs de gevel. Als ze op het stoepje zit heeft ze af en toe een bijzonder woord op haar gelaat.
Robert Walser, 59 jaar
Hij is de anti-held van het trap op trap af lopen. ‘Ik liep eigenlijk maar wat, ik kende niemand, waar moest ik heen?’ Zijn taalgebruik is aangesloten op de kleine details van het overleven. Het rammelt in zijn hoofd
| |
| |
waar zijn ogen hebben losgelaten en geen verschil meer zien tussen binnen en buiten. Elke dag wikkelt hij af volgens de dagindeling van een spreeuw. Hij schuift onder de dag door en kent van de nacht de kruipruimte waaruit hij stotterend zijn dromen doorgeeft. Met zijn handen van koud weer tast hij soms naar een woord maar vindt de microgrammen van de avondschemer. Heeft hij werkelijk vier moeders gehad? Waarom loopt hij alsof hij een gebaar maakt?
Jules Doudin, 43 jaar
Zijn ogen zijn nog niet genoeg verontrust. Het is een onzeker licht waarin ze over de trappen tuimelen. Ze zijn zwaar. Er kleven herinneringen aan of voorgevoelens. Het is net alsof ze van een katastrofe berichten. En dan die vliegen die er in verdwalen. Dat moeten gekken zijn of bedelaars, landlopers, straatkinderen. Hij woont niet in een achtergrond. Hij staat op de voorgrond met een nieuwe waan in zijn ogen om het verleden te redden, te plunderen, te vervalsen.
Simon, 28 jaar
Hij loopt al voor de demonstratie er aankomt ergens in de stad. Hij loopt voorop. In zijn linker- en rechterhand een riem; twee honden aan de lijn. Hij vertelt ze elke dag het sprookje van de eeuw. Ze hebben zijn leeftijd doorgemeten met het slijmspoor van een slak. Hij heeft een hoofdkussen als geweten, zijn lichaam is voorgoed afgesloten. In zijn mond zwerft berooid de hele stad. Hij is blij; hij heeft nog nooit nagedacht. Ze gaan hem wel ontruimen.
| |
15. De vensterbank
Ik heb een zentuin gemaakt op de vensterbank van de kamer waar ik met mijn twee broers slaap. Midden in het rumoer van de jongenskamer heb ik op de smalle richel objekten vastgelegd. Je krijgt ruzie met me als je denkt een van de voorwerpen te kunnen verplaatsen.
| |
16. En als er dan een vlieg bij je potlood aanklopt, laat 'm dan binnen.
Misschien dat de dressuur van decennia schuin schrijven en denken verandert door de woordenschat van die kleine hartedief.
| |
17. Wat bewondert de kunstenaar in het licht?
De kleur van de zeer heldere lichtbronnen omdat ze het wit naderen zijn scherp omlijnd zijn in wat vastligt zijn volheid tijdens de dag zijn vermogen om in een kleine tuinbol het heelal te weerspiegelen zijn krin- | |
| |
gen kransen iriserende wolken de verdeling van de helderheid over het hemelgewelf de bundels van Haidinger en de polarisatie van het hemellicht zijn vervormingen van de beelden door een slechte spiegel zijn verschuiving als hoekverschuiving bij een spiegelend object zijn onregelmatige terugkaatsing op een zacht gerimpeld oppervlak zijn uitrekken van een lichtpunt tot een zuil die naar ons oog gericht is terwijl de golfjes toch geheel onregelmatig zijn en in alle richtingen even veelvuldig voorkomen zijn terugkaatsing in een gerimpeld wateroppervlak met voorkeursrichting ofschoon de lichtzuilen een duidelijke a-symmetrie vertonen zijn lichtreflexen in regenkringen zijn breking door een gewelfd wateroppervlak en door hobbelige ruiten zijn flonkeringen in dauwdruppels en rijpkristallen zijn vervormingen van de op- en ondergaande zon en maan waardoor een meervoudige zon ontstaat zijn wisselende sterkte en kleur tijdens de verschillende uren van de dag waardoor je ziet wat je bij iedere stap verder brengt.
| |
18. Donker, licht; zoekplaatje naar een schaduwwoord
‘De westerse metafysica is op die optische metafoor van donker en licht, onwetendheid en inzicht, chaos en orde gebaseerd. Het oog van het denken (Hamlet). Maar in de marge is er altijd een andersgerichte wijsbegeerte aan het wroeten geweest - de wetenschap en de kunst van de mol - die zich doorgaans slechts in bedekte termen uitdrukt en de omgekeerde weg van het tropisme volgt: weg van het licht.’
| |
19. Fantasie van de nauwkeurigheid
‘Zoals ik op een dag door een vergrootglas de huid van mijn pink had gezien, die leek op een vlakte met voren en kloven, zo zag ik nu de mensen en hun daden. Het lukte me niet meer ze waar te nemen met de vereenvoudigde blik van de gewoonte. Alles viel uiteen in brokken die op hun beurt verbrokkelden; ik was niet in staat ook maar iets te vatten door middel van een bepaald begrip.’
| |
20. Sneeuwdoosjes
‘Sneeuwdoosjes openen de mogelijkheid als je er lang in kijkt, ruimtelijk beleven te laten primeren op chronologie. Het is de overwinning van het zuiverste gevoel dat denkbaar is: de beeldrijke melancholie die je als kind hebt gevoeld. Triomf van het allerintiemste, van de onuitsprekelijke en tijdloos lijkende extase die men verstrooidheid noemt. Want bij het
| |
| |
kind is de melancholie geen aangeleerde houding, geen list om om de anderen heen te komen, het is de meest rechtstreekse weg naar de dingen zelf, waarvan men zich nog niet ver verwijderd heeft... Benjamin heeft alles ruimtelijk uitgedrukt: niet de biografie van Baudelaire diende te worden onderzocht, maar de stad waar hij doorheen zwierf; niet de abstracties van de dialectiek moesten centraal staan in de analyses van de 19e eeuw, maar de met glas overdekte passages, deze betoverde ruimte, straat en serre tegelijk, thuis en nergens in een, beschutting en anonimiteit - deze paradox van de omspannen ruimte in ons, waaraan we denken als we verstrooid zijn of slapen.’
| |
21. Ik verwijs naar niets anders dan
De letter die lijkt op een voorwerp; Ausgangstransporte nach den Osten; alles dat in kaart is gebracht van binnenweg tot mensenhand; de voorgevel van de achterkant; het oog dat vlekken zoekt om te ontluisteren, te markeren.
| |
22. ‘Het platst gebruik van de ogen’
1.
het vuur een scherf van de doodskop
in de koffer nemen wolken de reis door
‘aldus bemerk ik de idylle’
het deksel van het ogenblik
2.
De kleur van hout raakt op tegen de avond
het vuur vertraagt het gebaar van de ogen
het wateroppervlak weet de weg niet
naar de dichtstbijzijnde wolken
slechts de regen rekent op een vroege ochtend
en verwart het licht met nieuwe vragen
ontsporing verzocht van eeuwige zaken.
| |
| |
3.
Langs het water slenter ik in een besloten alfabet
een naamloos inzetten op de voetsporen van de engelen
een druppel kruipt op binnenwegen, op gehoorsafstand
een wijnvlek met de geur van waarheid
de wind vertelt over het leven dat voortvluchtig is.
| |
23. Een mens ziet wat hij weet
Dit is een van de stellingen van de blinde fotograaf Evgen Bavgar. Hij schrijft en fotografeert in braille. Hij is een ‘voyeur absolu’ die zijn ‘vues tactiles’ maakt nadat hij hele lange sluitertijden heeft gebruikt, tot zelfs een half uur. De plaatsen waar hij werkt in nachtelijk Parijs noemt hij zijn oneindige donkere kamer.
Bavgar vindt dat woorden blind zijn maar ze maken het ons wel mogelijk om te kijken; alleen woorden zijn in staat beelden op te roepen. Heel veel mensen weten volgens Bavgar niet meer wat kijken is; ze zijn doodgegooid met beelden. Bavgar denkt zijn foto's en de speciale plekken uit zijn herinnering die langzaam weer bovenkomen, krijgen op de foto's uit zijn geboortestreek extra veel licht. Hij weet zo de zwarte landschappen uit zijn geheugen een plaats te geven op zijn foto's.
| |
24. Een doos
Ik ben 5 of 6 jaar. Mijn verzameling bestaat uit een doos gevonden kleine dingen. Ik verstop elke dag de doos in de bakkerij onder de droogstellingen in de hoek bij de deur. Toen we gingen verhuizen ben ik de doos kwijtgeraakt. Onderweg is hij verdwenen, verdwaald. Is hij in de bakkerij blijven staan? Af en toe droom ik over het verlies van die schat.
| |
25. Ikoons
0. | Er was eens een jongetje dat graag wilde dat iedereen hem aardig vond. Op heel jeugdige leeftijd ging hij gelukkig met zijn moeder naar een wensbron. Terwijl hij met de rug naar het water stond, gooide hij een muntstuk in het water en deed zijn wens. |
1. | Sommige beelden zijn niet geschikt voor jeugdige bezoekers; laat uw kind bij de kassa achter. |
2. | Als de waar zijn gebruikswaarde onderschat en de ruilwaarde toe- |
| |
| |
| neemt, is het mogelijk dat onder bepaalde omstandigheden witte plekken ontstaan in het geheugen van de consument. Hij denkt te doen te hebben met een bekend ding maar weet niet meer wat het is. Het betreffende ding is een eigen leven gaan leiden en behekst zijn omgeving; het is een fetisj geworden. In de wereld van de schijn waarin we nu zijn aangekomen, is het moeilijk te achterhalen wie wie is en wat wat is want de mensen houden zich op de vlakte want anders is er geen touw aan vast te knopen. Praten doe je nauwelijks. Het is de kunst elke dag weer eten en drinken te krijgen. Je kunt ogenschijnlijk wel iets regelen door elke dag te werken maar eigenlijk word je dan dubbel in de maling genomen volgens de wet van de fetisj. Er zijn mensen die de schijn op kunnen blazen tot buitengewone proporties. Je zou denken dat dit dan een soort ironisering van de fetisj is; je houdt de mensen een spiegel voor van hun eigen schijnwereld maar als je wat langer stilstaat bij de meneer of mevrouw die zich verlekkert aan elke rondgang door een verkoopparadijs dan is het onmogelijk om duidelijk te maken door middel van een spiegel wat er aan de hand is. Je kunt wel ergens de nadruk op leggen door het te vergroten of door het zelfs tot kunst te manipuleren maar die simpele metamorfose heft de beheksing niet op; het blijft namaak, namaaksel, kitsch. Wel verkoopbaar en voor wat voor prijzen. Wat een ‘Businessidylle’. |
3. | Zoals het werk tentoongesteld was, leek het op de verzameling van tante Miep uit de Jordaan. Zij houdt van haar beeldjes en kan ze zelf niet maken. Ik heb niets tegen de verzameling van tante Miep en ook niet tegen de verzameling van Koons. |
4. | Made in China. Made in Taiwan. |
| |
26. De handen van het kijken
Nooteboom durft in zijn ‘volgend verhaal’ het cellofaan dat om de dag is verpakt te laten knisperen. Hij is in staat om er een prop van te maken. Weggooien zal hij hem niet. Hij schrijft een volgend verhaal. Je moet met de werkelijkheid kunnen gooien; je moet de werkelijkheid fijn durven knijpen, in de handen nemen.
| |
27. Een studie van hulpstukken
Ik ben op en in mijn werk aan het verzamelen. De papierresten, de tekens, de tekeningen zijn allemaal pogingen het aandenken vorm te geven. Het aandenken is een vervanging van de belevenis; de mens laat van zichzelf bijna niets over dan een toenemende zelfvervreemding. De afge- | |
| |
storven ervaring proberen in een ruïne van fragmenten en afgebrokkeld materiaal vorm te geven. Een andere orde maken waar dan iets nieuws gevonden kan worden.
| |
28. Sur-place
Het denken van Benjamin als een denken in dialektische beelden. Hij probeert beweging te stoppen; worden in zijn op te vatten. Hij ontwerpt, als we dat woord mogen gebruiken want er is zeker geen sprake van een methode, een dialektiek van de sur-place. Uit het afval van de geschiedenis verzamelt hij sporen die te vinden zijn in allerlei konfiguraties van het leven van mode tot spoorwegen. Als iets te pakken is dan alleen in al zijn dubbelzinnigheid, anders is de kans groot dat de waar als fetisj niet gezien wordt.
Benjamin probeert uit schijnbaar afgeschreven materiaal van de 19e eeuw nieuwe vormen, een nieuw leven af te lezen. Dat kan alleen maar goed gaan als iets uit het verleden in het heden aktueel wordt gemaakt.
| |
29. Reisweg
‘Iets begint, een lijn, raakt los van zijn uitgangspunt, gaat misschien roekeloos ver weg, maar verwijdert zich nooit definitief van zijn oorsprong: met een zekere regelmaat keert hij op zijn schreden terug, herinnert, terwijl hij zich in nieuwe vormen realiseert, aan het punt van waaruit hij vertrok.’
| |
30. Mijn werk, een groot oxymoron, onder te brengen bij de volgende titel;
als men de hand het lopen aanleert.
| |
31. Klein persbericht
Het nieuwe werk van de kunstenaar is een parodie op de dwang tot ordening die onze maatschappij zo heeft doen kapseizen. Tegenover het perfekte wetenschappelijke oog van het daglicht maakt hij zijn protocollen van een slaapwandelaar. De zwarte werktekeningen zijn verlezingen waarbij de pupil wijd open heeft gestaan en al turend zijn de beelden vastgelegd. Hoge en lage kultuur is vastgezet om welke betekenis dan ook uit het oog te verliezen of beter gezegd een loer te draaien.
Elk moment speurt hij naar marges, grenzen, dode plekken waar de lichtste gebeurtenissen zich in tijdstippen voegen of er juist van loskomen.
| |
| |
Hij schrijft veel in zijn werk, maar dat schrijven is veel meer verschrijven en afschrijven. De geobsedeerdheid voor letters en handschriften is duidelijk. De gangbare semantiek en syntaxis is net zoals in veel hedendaagse tekstkunst verlaten niet om moraliserend of cynisch een aantal nieuwe beelden op te roepen maar om elke geamuseerde omgang met de realiteit niet te vergeten.
| |
32. Een verloren moment
Zie hoe mooi is de omslag van Frances A. Yates boek De geheugenkunst. De afbakening in zwart, dik rood, hel rood in kleuren die terugkomen in de naam van de schrijfster en in de titel van het boek. Het lettertype heeft Romeinse karaktertrekken. In het midden heel geraffineerd een kleine prent op een lichtgele ondergrond waarop zichtbaar en profil een hoofd van een man dat vooral gebruikt is om het geen hoofd te laten zijn. Het is een schoolvoorbeeldplaatje waarin wordt uitgelegd hoe de verschillende delen van de hersenen onze oren en mond bedienen van woorden. Subliem ordelijk is de aangebrachte gelijkmatige streepjescode die onder en boven de afbeelding, de prent lijkt te willen kammen.
| |
33. De vuilnisbelt
Wij gaan niet op vakantie; we hebben een winkel. Als ik me verveel, ga ik naar de vuilnisbelt. Met een stokje in de hand stroop ik de berg af. Ik geniet van de geur van afval, maar het meest geniet ik van de vondsten die mogelijk zijn.
| |
34. Miniaturiseren
‘Miniaturiseren betekent draagbaar maken, de ideale toestand voor bezittingen van een zwerver of een vluchteling. B. was trouwens niet alleen een zwerver die op pad was, maar ook een verzamelaar die vastzat aan dingen - aan hartstochten, wel te verstaan. Miniaturiseren betekent wegmoffelen. B. voelde zich tot het uiterst kleine evenzeer aangetrokken als tot al wat om uitpluizen vroeg: symbolen, anagrammen, handschriften. Miniaturiseren betekent nutteloos maken. Want wat zo grotesk wordt verkleind, wordt in zekere zin van zijn betekenis ontdaan - zijn nietigheid is namelijk zijn opvallendste kenmerk geworden.’
| |
35. Choreografie van een verzamelaar
Natuurlijk kun je een doosje weggooien, het is zelfs gebruikelijk. Ook
| |
| |
is het een gewoonte dat je iets achter op het doosje schrijft. Iedereen doet dat zoals iedereen een regenbui kan voelen of voorbij ziet trekken. Ik gooi de doosjes niet weg, ik verzamel ze omdat ik die zogenaamde losse aantekeningen zie als kleine gebaren die onderdeel zijn van het ritueel om de tijd te doden. Ze zijn onderdeel van die schriftsoorten die de Chinezen al kenden; het vogelsporenschrift, het wolkenschrift, het wormenschrift, het schrift van de kostbare stenen, het grote schrift, het kleine schrift, het doorschijnende schrift, het schildpaddenschrift, het schrift van de verheven plaatsen, het schrift van de grafstenen en huwelijksakten, het arenschrift, het wilgenbladschrift, het sterrenschrift, het gelukzaligheidsplantenschrift, het drakenklauwenschrift, het kikkervisjesschrift, het zwanenkopschrift.
Richard Long, Avon, Engeland 1989, loopt 113 mijl tussen de ene regenbui en de andere. Een ritueel van het geringste gebaar. Zo hoort het. Voorstellen voor een choreografie van de verzamelaar.
| |
36. De waaier
‘Het vermogen van de fantasie is de gave om in het oneindig kleine te interpoleren, voor elke intensiteit als iets extensiefs haar gecondenseerde volheid uit te vinden. Kortom, elk beeld te beschouwen als ging het om een waaier, een waaier die is dichtgeplooid en eerst tijdens het openvouwen ademhaalt.’
| |
37.
Ik heb in de nacht een hoekschop genomen op het bijveld van de rede. De bal bracht ik voor in een plastic tasje. De midvoor kopte een dik boek in de handen van de keeper.
| |
38.
Let op de dans van de kraanvogel uitgevoerd door Theseus, die behelst in code het geheim van het labyrint.
| |
39.
Silenen zijn doosjes die van boven beschilderd zijn met vrolijke en lichtzinnige figuren, zoals figuren, harpijen, saters, domme ganzen, hazen met horens, opgetuigde wijfjeseenden, vliegende bokken, herten in gespan en allerlei ander dolle poppen om mensen aan het lachen te maken. Maar wanneer men deze dozen opent, vindt men er kostelijke kruiden in; balsem, grijze amber, amonon, muskus, civet, gesteenten en andere kostbare zaken. Socrates lijkt op de Silenen.
| |
| |
| |
40. Optocht
‘Vaderaard, vaderabt, vaderadem, vaderbaat, vaderbal, vaderda, vaderdal, vaderei, vaderecht, vaderfiets, vaderfout, vadergal, vadergedachte, vaderhallo, vaderhand, vaderinzet, vaderjaar, vaderjacht, vaderkaart, vaderkennis, vaderklem, vaderkoorts, vaderkunst, vaderlach, vaderlatijn, vaderlegende, vaderlicht, vaderloeder, vadermagie, vadernaam, vadernavel, vaderons, vaderoog, vaderoorlog, vaderpaard, vaderpantser, vaderparadox, vaderpen, vaderrag, vaderrijm, vaderschande, vaderschrift, vadersmoel, vadersnaar, vaderspons, vaderstraf, vadertaal, vadertekening, vadertekst, vadertje, vadertover, vaderu, vaderuil, vaderuiterlijk, vadervak, vadervexierbild, vadervisser, vadervlag, vadervlijt, vaderwet, vaderworm, vaderwraak, vaderzaad, vaderzang, vaderzeer, vaderzotheid, vaderzucht, vaderzweer, vaderzwijn, vaderzwoord.’
| |
41. De spelen van Gargantua
Van pijke-delje, van kikkermik, van ka ka volg me na, van wiegewage, van hijp hap, van blanke bestemoer, van Jan springt hoger dan Trijn, van knik knak Knelis, van wie wil het rotje vangen, van vogeltje vet, van de nieuwe neepjes, van Uilenspiegel in de bijenkorf, van stomme beevaart, van even uit, even in, van val vijltje val, van het vosjes villen, van leeft het mannetje of is ie dood, van pimpampet, van hol of bol, van steentje verder, van neus in aars, van moet ik in je landje treden, van iene miene mukken, van molle molle mal, van zoute moute, van toffeltje geit, van tuimel in de peperzak, van boerri boerri zoe, tierelitantijne, van Cosimo sint ik wil je aanbidden, van mireli moefel, van gat in het nat, van die ze heeft beeft, van tafeltje rondom, van de hond op en hond af, van de hond na het haasje, van heeroom dans in de hemel.
| |
42. Huiswerk
Wat doen we met de dag van gisteren? Alle dagen die gisteren zijn? Wat doen we met de duizend verschillende neuzen van de hele week? Wat doen we met de man die drie kwartier een aanloop neemt om een stap te zetten? Wat doen we met het portret van mijn engel? Wat doen we met het hoofd waarvan de stem elders eist? Wat doen we met de hand die vastzit aan een grote wolk? Wat doen we aan het uitzicht van drie kwartier dat niet ingekleurd is? ‘Hoever daalt men af in een oorlog’?
| |
| |
| |
43. Optocht
J.C. S.H, R.W., J.F.V., H.C. ten B., I.M., G.K., C.O., W.B., W.V.H.E.D.W., M.F., C.N., H., A.T., S.S., M.M., J.P..
| |
| |
Willem Broens
Heimwee naar het leven.
| |
| |
Willem Broens
Een intiem slagveld.
|
|