Jacq Vogelaar
Wie is de grootste boef?
Als je een boeven verhaal leest, vroeg ik eens aan een schoolklas, wie is dan volgens jullie de grootste boef?
De lezer, zei de een. De uitgever, zei de ander. De schrijver, zei een derde.
Mijn antwoord is te vinden in dit verhaal dat ik voor die klas schreef en voorlas tijdens de kinderboeken week die van alles met boeven te maken had.
Ik loop door de Leidsestraat. Ik huppel niet. Ik zing niet hardop. Ik hum alleen wat zachtjes voor me uit. Ik zeg ik, ik zeg vaak ‘ik’. Ik ben een gewone man. Ik ga keurig voor de tram opzij en ik steek niet mijn paraplu in de spaken van een fiets, hoewel ik dat rustig zou kunnen doen, want zoals iedereen weet mag je in de Leidsestraat niet fietsen. Maar ik houd me in, soms tegen mijn zin.
Ik loop daar dus, gewoon, want ik ben een gewone man, zeg maar gerust: mannetje. Het is mooi weer, ik heb een volle portemonnee op zak, wie maakt me wat? Goeie vraag ja, wie maakt me wat? Ik ben goedgemutst, de zon schijnt op mijn schedeldak, ik draag een gloednieuw pak met frisse ruiten èn ik draag een nieuw gezicht, een keurig gezicht mag je wel zeggen.
Maar alles goed en wel, één ding bevalt me niet, absoluut niet: ik loop hier niet omdat ik dat wil.
Ik wil hier wel lopen, heel graag zelfs, maar niet als het moet, niet omdat een ander dat wil. Dat verandert alles, het bederft mijn humeur, mijn pak wordt flets van kleur en zelfs de zon verbleekt erdoor. Zo zit het, het zit zo: ik word gestuurd. Er is iemand die mij stuurt, het lijkt wel een soort afstandsbediening.
De man die mij stuurt noemt zichzelf schrijver. En mij noemt hij een boef - of een schurk, een booswicht, een slechterik, een rover, een misdadiger, een dief, een oplichter, een smokkelaar, een zware jongen, al naar het hem uitkomt, een kleine crimineel, niet eens een grote. Wat heb ik hem gedaan? Niks. Ik wil ook helemaal niets doen. Ik ben helemaal niet slecht. Daar ben ik misschien niet eens slim genoeg voor. Als je diep in mijn hart