| |
| |
| |
Frank O'Hara
Vertaling: Peter Nijmeijer
De dag dat Lady stierf
Het is 20 over 12 in New York op een vrijdag
drie dagen na Bastille-dag, ja het is 1959
en ik ga mijn schoenen laten poetsen want
om 19 over 4 neem ik de trein naar Easthampton
waar ik om 15 over 7 rechtstreeks naar mijn eetafspraak ga
en ik ken de mensen die me uitgenodigd hebben niet
ik loop door de zwoele straat begin te zonnen
en eet een hamburger drink een milkshake en koop
een lelijke new world writing om te zien hoe de dichters
uit Ghana het vandaag de dag maken
ik loop door naar de bank
en Miss Stillwagon (voornaam Linda naar ik ooit vernam)
kijkt voor eens in haar leven mijn saldo niet
na en in de golden griffin koop ik een dunne Verlaine
voor Patsy met tekeningen van Bonnard hoewel ik ook
een Hesiodes overweeg, vertaald door Richard Lattimore of
Brendan Behans nieuwe toneelstuk of Le Balcon of Les Nègres
van Genet, maar die koop ik niet, ik houd het op Verlaine
nadat de moeilijke keuze me bijna in slaap heeft gesust
en voor Mike slenter ik gewoon de park lane drankhandel
binnen en vraag om een fles Strega en
dan loop ik terug naar waar ik vandaan kwam Sixth Avenue
en de sigarenwinkel in het Ziegfield-theater en
vraag nonchalant om een doosje Gauloises en een doosje
Picayunes, en een new york post met haar gezicht erop
| |
| |
en onderhand zweet ik als een bezetene en overweeg
tegen de pleedeur in de 5 spot te gaan leunen
terwijl zij een lied langs de toetsen fluisterde
naar Mal Waldron en iedereen en ik onze adem inhielden
| |
Kijkend naar La grande jatte, begon de tsaar opnieuw te huilen
1
Hij ijsbeert over het blauwe vloerkleed. Het is het einde
van de zomer, van zijn uitstapjes in de zon. Hij
mag nu zijn ogen dichtdoen alsof ze vermoeide bloemen
zijn en geen plichtsgevoel hebben voor de gang,
het recherché, de bomen; die staan allemaal op zijn gezicht,
een onstuimig portret, een geschilderde woestijn. Hij huilt.
Slechts een paar meter van hem vandaan is het gras groen,
het vloerkleed dat hij ziet is gras; en mensen trekken elkaar
daar de schaduwen in en uit, grinnikend en symmetrisch.
De zon doet hem versteld staan en alleen, hysterisch verlangend
naar sneeuw, het verblindende bed, het geweer. ‘Bloemen, bloemen,
bloemen!’ spot hij en echo's vullen de sponsachtige bomen.
Hij kan tenslotte niet tegen de muur op lopen. Het dakraam
is verzegeld. Maar waarvoor? Voor een seizoenwisseling,
voor een opknapbeurt van het huis. Hij vraagt zich af of hij,
wanneer de muziek is afgelopen, de gordijnen niet moet
neerhalen, het vloerkleed opnemen en zich bij zijn vrienden voegen
daarbuiten bij het meer, hier aan de rand van het meer!
‘Oh vrienden van mijn hart!’ en ze zullen hem verwelkomen
met open paraplu's, vijgerepen, met de hand gemaakte katapults!
Ondanks de aan iemand anders geadresseerde kaart die hij ontving,
de droevige visser van Puvis, ondanks zijn geliefde onwetendheid
en het woeste temperament van het volk zal hij het proberen!
| |
| |
2
Nu, zittend in de bruinsatijnen stoel, beraamt hij
een kleine maaltijd voor zijn vrienden. Dus!
de stoom die opstijgt uit zijn Pullman-keuken
beslaat alle herinneringen aan Seurat, het meer,
de zomer; die zijn voorlopig voorbij, verdwenen
achter de gasten, de kokende sherry en
de gin; zo hevig is de dorst naar sporadisch
gekeuvel en vlees. Maar terwijl de cocktail
zijn dappere rimpels verwarmt laat hij
het eten aanbranden, verwijden zijn ogen zich
met natte sneeuw, vallen als een wolkbreuk
de zomer, het meer en de stemmen! Hij stapt
de spiegel binnen, weigert iemand anders te zijn,
en zijn gasten zien hoe de golven uiteengaan.
3
Hij moet een telegram sturen uit het IJspaleis,
hoewel hij weet dat de moezjiks niet kunnen lezen:
‘Als ik ooit een betekenis moet zoeken achter deze bomen
zal ik jullie bij de hand moeten nemen. Maar voorlopig
steken ze stoffige vingers op in een duistere hemel
en de sneeuw kijkt op als een gezicht besmeurd
met tranen. Moet ik gaan schreeuwen en afwachten
wat gebeurt? Alleen een vreemdeling zou kunnen
ronddwalen in dit landschap, koud, ongelukkig, zelf
vastgevroren in winterse ogen.’ Explicit Rex.
| |
| |
| |
Bij het zien van Larry Rivers' Washington Crossing the Delaware in het Museum of Modern Art
Na dat onze held bij ons is teruggekomen
in zijn witte broek en we zijn neus kennen
zoals die trilt als een vlag onder vuur,
zien we dat de kalme koude rivier onze troepen,
de prachtige geschiedenis ondersteunt.
Revolutionairder te zijn dan een non
is onze wens, seculier te zijn en intiem
zoals wanneer je een roodrok ontdekt en glimlachend
de trekker overhaalt. Angstgevoelens
en vijandigheden, aangewakkerd en gevoed
door theoretische overwegingen en
de jaloerse geesteswereld van het abstracte,
de robot? ze zijn rook, een walm boven
de fysieke gebeurtenis. Ze zijn opgebrand.
Kijk eens hoe vrij we zijn! als een natie van personen.
Beste vader van ons land, zo springlevend
dat u onophoudelijk gelogen moet hebben om
zo indringend te zijn, hier liggen uw botten gekruist
op mijn borst als een roestig vuursteengeweer,
een piratenvlag, moedig gedetailleerd
en o zo licht in de mistige schittering
van een winterse oversteek over water naar een andere oever
dan waar de brug zich naar uitstrekt.
Schiet niet voor je, het wit van de vrijheid fonkelend
op je geweerloop, de generaal bang ziet worden.
|
|