opkomt, een klomp boter bevoorbeeld, is geen karavanseral, geen vork, geen rotswand, geen dekbed.
Enzovoort, om uiteindelijk tot de volgende voor de reguliere filosofie onthutsende conclusies te komen:
Het zijn is, het niesijn is niet,
Het zijn is niet, het niesijn is,
Het zijn is, het niesijn is,
Het zijn is niet, het niesijn is niet.
Waarmee we ongeveer weer uitkomen bij de categorische twijfel van het beginfragment.
In Les Fleurs Bleues, een van Queneau's laatste en meest virtuoze romans, zijn de twee hoofdpersonen te beschouwen als een variant van elkaar. Ze vertonen duidelijke overeenkomsten: ze hebben onder meer dezelfde familiesituatie, dezelfde belachelijke serie voornamen, ze debiteren dezelfde dooddoeners, maar leven volslagen verschillend. Terwijl de één bijna onbeweeglijk op zijn twintigste-eeuwse woonboot woont, doorleeft de ander fiks bakkeleiend in een aantal fasen de Franse geschiedenis. Het verhaal springt van de ene naar de andere hoofdpersoon op momenten dat ze, meestal na een maaltijd, in slaap vallen: ze dromen elkaar. De gedeeltes die in de geschiedenis spelen, zijn doorspekt met woorden in het oud-Frans en neo-oud-Frans; daarnaast vinden we, behalve genoemde Nouveau Roman-stijl ook passages in alexandrijnen, in het ‘Neo-Babylonisch’, in argot en in ‘fleur bleue’-stijl: Bouquetreeks. En als het gewone volk de mond gaat roeren klinkt er bijvoorbeeld: Kraait de haan in mei, kip legt in de hel, en: Pratende vis, heel geen varken is.
Naast de stijlcitaten bevat dit boek ook letterlijke en bijna letterlijke citaten. De Fleurs uit de titel staan in dit geval voor stijlbloemen. We ontmoeten onder andere Victor Hugo en Heidegger, Apollinaire en Charles d'Orléans. En Queneau zelf, die aldus op weer een andere manier eenheid in zijn werk kan scheppen.
Queneau's variatietechniek is op bescheiden schaal terug te vinden in de hierna volgende korte stukken. Op één na komen ze uit Contes et Propos, een bundel met zacht absurdistisch en soms Oulipo-achtig proza. In de hier gemaakte keuze treffen we, al dan niet tussen de regels, Vergilius, Don Quichotte, Alice (uit Wonderland), enkele erwten (wederom), het begrip Niet-zijn (idem), het liedje ‘Au clair de la lune’ en een opera van Thomas. Het essay ‘Romantechniek’ tenslotte, bij de vertaling waarvan E.van der Starre me uitgebreid heeft geholpen, komt uit de essaybundel Bâtons, chiffres et lettres.