Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1991 (nrs. 53-56)
(1991)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
François Le Lionnais
| |
[pagina 23]
| |
*
Aan de totstandkoming van elk literair werk ligt een inspiratie ten grondslag (dat is althans de indruk die de schrijver probeert te wekken), een inspiratie die zich dan zo goed en kwaad als het gaat moet schikken naar een reeks dwingende regelsGa naar eind2. en procedurevoorschriften die als Russische poppen in elkaar passen. Dwang op het gebied van woordkeus en grammatica, dwang in de regels der romankunst (de verdeling in hoofdstukken, enz.) of in die van de klassieke tragedie (de regel van de drie eenheden), dwang in de algemene versbouw, dwang in de vaste versvormen (zoals bij het rondeel of het sonnet), enz. Dient men zich te houden aan de bekende recepten en koppig te weigeren nieuwe formules te bedenken? De aanhangers van de verstarring aarzelen niet deze vraag bevestigend te beantwoorden. Hun overtuiging berust niet zozeer op een weldoordachte redenering als wel op de macht der gewoonte, en op de indrukwekkende reeks meesterwerken (en jammer genoeg ook minder meesterlijke werken) die tot stand zijn gekomen dankzij de toepassing van bestaande vormen en regels. Zo redeneerden vermoedelijk ook de tegenstanders van de uitvinding van de taal, gevoelig als ze waren voor de schoonheid van hartstochtelijke kreten, voor de zeggingskracht van zuchten en steelse blikken (en ik verlang niet van verliefden dat ze daarvan afzien). Moet de mensheid pas op de plaats maken, en er mee volstaan aloude verzen te schrijven over nieuwe denkbeelden?Ga naar eind3. Wij menen van niet. De vernieuwingen die bepaalde schrijvers in hun persoonlijke stijl hebben ingevoerd, op een talentvolle (of zelfs geniale) manier, maar sommigen incidenteel (het creëren van nieuwe woorden), anderen met een zekere voorliefde (tegenrijmenGa naar eind4.), weer anderen met grote volharding maar in één richting (lettrismeGa naar eind5.), die vernieuwingen wil de Ouvroir de Littérature Potentielle (OuLiPo) op een systematische en wetenschappelijke manier nastreven, en zo nodig met behulp van de goede diensten van computers.
*
Men kan in het onderzoek dat de Ouvroir wil gaan instellen twee hoofdrichtingen onderscheiden, die betrekking hebben op respectievelijk de Analyse en de Synthese. De analytische richting houdt zich actief bezig met werken uit het verleden om daarin naar mogelijkheden te zoeken die | |
[pagina 24]
| |
vaak verder gaan dan de schrijver had vermoed. Dat is bij voorbeeld het geval met de centonGa naar eind6. waaraan, denk ik, nieuw leven zou kunnen worden ingeblazen door enkele overwegingen die ontleend zijn aan de theorie van de Markow-ketens.Ga naar eind7. De synthetische richting heeft verderreikende ambities, die de eigenlijke roeping van de OuLiPo vervullen. Het gaat erom nieuwe wegen te banen die onze voorgangers onbekend waren. Dat is bij voorbeeld het geval met de Cent mille milliards de poèmesGa naar eind8. of met de haiku volgens Boole.Ga naar eind9. De wiskunde - en meer in het bijzonder de abstracte structuren van de hedendaagse wiskunde - biedt ons velerlei onderzoeksrichtingen, waarbij men zowel van de Algebra kan uitgaan (door gebruik te maken van nieuwe compositiewetten) als van de Topologie (door aandacht te schenken aan verschijnselen als nabijheid, begin en einde van teksten). We denken ook aan anaglyfischeGa naar eind10. gedichten, aan teksten die door projectie getransformeerd kunnen worden, enz. Men kan nog andere invalshoeken bedenken, met name op het gebied van bijzondere talen (raven, vossen, dolfijnenGa naar eind11.; de computertaal Algol, enz.). Er zou een lang artikel nodig zijn voor een opsomming van alle mogelijkheden die we nu reeds vermoeden en waarvan de contouren soms al geschetst zijn. Het is niet bepaald gemakkelijk om van te voren, als we alleen de pit onderzocht hebben, precies te weten hoe de smaak van een nieuwe vrucht zal zijn. Laten we het geval nemen van de dwang die op de letters van het alfabet is gebaseerd. In de letterkunde kan die leiden tot het acrostichon, waarvan men onmogelijk kan beweren dat het aangrijpende werken heeft voortgebracht (hoewel, Villon, en lang vóór hem, de Psalmdichter en de schrijver van de Klaagliederen die aan Jeremias worden toegeschreven...); in de schilderkunst levert die dwang HerbinGa naar eind12. op, en dat is al heel wat beter; in de muziek, de fuga op de naam van B.A.C.H.Ga naar eind13. en dat is een verdienstelijk werk. Hoe zouden de uitvinders van het alfabet dat allemaal vermoed kunnen hebben? Samenvattend: het anoulipisme wijdt zich aan ontdekkingen, het synthoulipisme aan uitvindingen. Tussen deze twee bestaan velerlei subtiele overgangen.
*
Tenslotte nog iets aan het adres van degenen die zo doordrongen zijn van de ernst des levens dat ze zonder nader onderzoek, zonder mogelijkheid | |
[pagina 25]
| |
tot beroep, elk werk veroordelen waarin een zekere geneigdheid tot grappenmakerij tot uiting komt. Wanneer aardigheidjes, dwaasheden en mystificaties het werk zijn van dichters, behoren ze nog steeds tot de poëzie. De potentiële literatuur is dus de meest serieuze zaak ter wereld. Q.E.D.
1962 | |
Het tweede manifestIk werk voor mensen die intelligent zijn voordat ze serieus worden. De poëzie is een heel eenvoudige kunstvorm, waarbij alles aankomt op de vormgeving. Dat is de grondregel waardoor de OuLiPo zich bij zijn creatieve en kritische werkzaamheden laat leiden. Het is niet de bedoeling van dit Tweede Manifest, in dit opzicht wijzigingen aan te brengen in de beginselen die een rol hebben gespeeld bij de oprichting van onze Vereniging (en die in grote lijnen geschetst worden in het Eerste Manifest), maar ze alleen tot verdere ontplooiing en nieuw leven te brengen. Het is echter vermeldenswaard dat sinds enkele jaren met groeiend enthousiasme (gemengd met enige angst), een nieuwe onderzoeksrichting overwogen wordt. Deze komt hierop neer: Verreweg het grootste gedeelte van het OuLiPiaanse werk dat tot dusverre is ontstaan moet gezien worden in een syntactisch perspectief dat structurelistisch is (de lezer wordt verzocht, dit woord - dat speciaal voor dit Manifest is bedacht - niet te verwarren met structuralistisch, een term die verscheidenen onder ons met de grootste omzichtigheid bejegenen). In dit werk richt de creatieve inspanning zich namelijk vooral op alle formele aspecten van de literatuur: dwingende regels, programma's of structuren die betrekking hebben op het alfabet, op klinkers en medeklinkers, lettergrepen, klanken en schrijfwijze, prosodie, rijm, ritme en getallen. Daarentegen bleven de semantische aspecten buiten beschouwing, daar de betekenis werd overgelaten aan het goeddunken van elke auteur en niets te maken had met enige bekommernis om de structuur. | |
[pagina 26]
| |
Het bleek wenselijk, een stap verder te gaan en te proberen het gebied van de betekenis te betreden, om greep te krijgen op de begrippen, ideeën, beelden, gevoelens en emoties. Deze pogingen zijn inspannend en stoutmoedig, maar juist daarom het overwegen waard.Ga naar voetnoot* Het historisch overzicht van RegentGa naar eind14. Jean LescureGa naar eind15. heeft ons de OuLiPo beschreven zoals hij is (en zoals hij was), maar het laatstgenoemde streven toont hem ons zoals hij zou moeten zijn.
*
De werkzaamheden van de OuLiPo en de opdracht die hij meent te moeten vervullen doen de vraag rijzen naar het rendement en de levensvatbaarheid van kunstmatige structuren in de literatuur (en, meer in het algemeen, in de kunst). Het rendement van een structuur - dat wil zeggen de mate waarin zij hulp kan bieden aan een schrijver - hangt in de eerste plaats af van de moeilijkheidsgraad van het schrijven van teksten volgens meer of minder dwingende regels. De meeste schrijvers en lezers menen (of doen alsof ze menen) dat uiterst dwingende structuren, zoals het acrostichon, de contrepèterie, het lipogram, het palindroom of het holorijm (om er maar vijf te noemen die een naam hebben gekregenGa naar eind16.), alleen maar onder de categorie acrobatische toeren vallen, en dus niet meer dan een zuinig lachje verdienen omdat er geen enkele kans zou bestaan dat ze literair werk van waarde helpen voort te brengen. Geen enkele kans? Zo. Dan haalt men wel een beetje gemakkelijk zijn neus op voor de exemplarische waarde van elke acrobatische toer. Alleen al het feit dat er een record wordt verbeterd in een van die hels lastige structuren kan al voldoende rechtvaardiging bieden voor het werk, waarbij de emotie die gewekt wordt door de inhoudelijke betekenis een verdienste vormt die zeker niet te versmaden valt, maar van secundair belang is. Het andere uiterste, de weigering enige dwang in acht te nemen, vindt men in de literatuur als kreet of als opborreling. Deze houding heeft parels voortgebracht en de leden van de OuLiPo rekenen zichzelf tot de grootste bewonderaars daarvan... op die ogenblikken natuurlijk waarop zij zich niet wijden aan hun oulipiaanse missie. | |
[pagina 27]
| |
Tussen deze beide polen heeft sinds de uitvinding van de taal een hele schaal van meer of minder dwingende structuren geleid tot talrijke experimenten. De OuLiPo is er vast van overtuigd dat er een veel groter aantal te verzinnen zou zijn. Zelfs als de schrijver het meeste belang hecht aan de betekenis van de boodschap die hij wil brengen (dat wil zeggen aan datgene wat een tekst en de vertaling daarvan gemeen hebben), kan hij niet ongevoelig zijn voor de structuren die hij gebruikt, en het hangt niet van het toeval af of hij de ene vorm kiest of de andere: het (prachtige) vers van dertien lettergrepen in plaats van de alexandrijnGa naar eind17., de vermenging of de scheiding der genres, enz. Aangezien deze traditionele structuren weinig dwingend zijn laten ze hem een grote keuzevrijheid. De vraag is nog niet beantwoord, of en zo ja hoe de OuLiPo nieuwe structuren zou kunnen creëren die nauwelijks meer en nauwelijks minder dwingend zijn dan de traditionele structuren. De dichter zou dan de mogelijkheid hebben nieuwe verzen te schrijven over oude (of nieuwe) denkbeelden.Ga naar eind18. Maar kan een kunstmatige structuur levensvatbaar zijn? Heeft zij enige kans wortel te schieten in het cultuurpatroon van een samenleving en daarin bladeren, bloemen en vruchten voort te brengen? De geestdriftige modernist is daarvan overtuigd, de doorgefourneerde traditionalist is overtuigd van het tegendeel. Hier zien we dus in een moderne vorm de aloude twist tussen Ouden en Modernen uit zijn as herrijzen. Dit probleem is - mutatis mutandis - te vergelijken met dat van het maken van levende stof in een laboratorium. Het feit dat men dat kunststuk nooit volbracht heeft bewijst nog niet dat het a priori onmogelijk is. De opmerkelijke resultaten van de huidige biochemische syntheses wettigen de hoop, maar bewijzen nog niet, dat men er (en wel spoedig) in zal slagen levende wezens te maken. Het is misschien een beetje zinloos over dit punt langdurig te discussiëren. De OuLiPo is liever aan de slag gegaan, zonder zich overigens te ontveinzen dat het ontwikkelen van kunstmatige literaire structuren oneindig minder gecompliceerd en minder moeilijk lijkt dan het scheppen van nieuw leven. Tot zover over de hoofdzaak. Misschien wil men mij toestaan de aandacht te vestigen op de oprichting van iets wat schijnbaar nogal bescheiden is, maar ook alleen in schijn. Het gaat om het Instituut voor Literaire Prothese. Wie heeft niet bij het lezen van een tekst - hoe goed deze ook is - gevoeld hoe interessant het zou zijn, hem nog beter te maken door enkele oordeel- | |
[pagina 28]
| |
kundig aangebrachtige wijzigingen? Geen enkel werk ontkomt aan deze noodzaak. Op de hele wereldliteratuur zouden talrijke en deskundig ontworpen protheses aangebracht moeten worden. Laat ik daarvan twee voorbeelden geven, beide tweetalig. Bij het eerste hoort een fraaie anekdote over Alexandre Dumas père; deze maakte een heel mooie vrouw, die echter gehuwd en jammer genoeg deugdzaam was, energiek maar tevergeefs het hof. Toen ze hem vroeg een aforisme te schrijven in haar album, verrijkte hij op een gelukkige manier het oeuvre van Shakespeare met de woorden: ‘Tibi or not to be.’Ga naar eind19. Bij het tweede voorbeeld moet men mij niet kwalijk nemen dat ik uit mijn persoonlijke herinneringen put. Meer dan een halve eeuw geleden was ik diep onder de indruk van de gedichten van John Keats. Op een dag liep ik wat te slenteren langs de lanen van de Jardin des Plantes. Toen ik voor de kooi van de primaten kwam, kon ik niet nalaten uit te roepen (tot verrassing van de andere bezoekers): ‘Un singe de beauté est un jouet pour l'hiver!’Ga naar eind20. Benaderde Lautréamont dit ideaal niet toen hij schreef: ‘Het plagiaat is noodzakelijk. Het is een logisch gevolg van de vooruitgang. Het volgt een zin van een schrijver op de voet, gebruikt zijn uitdrukkingen, verwijdert een verkeerde gedachte en vervangt deze door een juiste.’Ga naar eind21. En dat brengt me op de kwestie van het plagiaat. We merken wel eens dat een structuur waarvan we gedacht hadden dat ze volstrekt nieuw was, in het verleden al ontdekt of uitgevonden was, soms zelfs in een ver verleden. Wij beschouwen het als onze plicht zoiets openlijk toe te geven, door de teksten waarom het gaat te betitelen als ‘van te voren gepleegd plagiaat’. Op die manier is gerechtigheid geschied en krijgt ieder wat hem toekomt. Men kan zich afvragen wat er zou gebeuren als de OuLiPo niet bestond of plotseling zou verdwijnen. Op korte termijn bezien zou men dat kunnen betreuren. Op langere termijn zou alles wel weer in orde komen, aangezien de mensheid uiteindelijk tastenderwijs zou vinden wat de OuLiPo bewust probeert te bevorderen. Niettemin zou dat in de geschiedenis der beschaving een zekere vertraging opleveren, en wij rekenen het ons tot een plicht deze zo klein mogelijk te houden.
1973 |
|