Annie van Rest
Inleiding bij ‘Het onvergankelijke vlees’ van Piero Camporesi
Het onvergankelijke vlees. De verheerlijkte mens. De droom van het eeuwige leven en de gretigheid om dat te bereiken. De verstikkende angst voor de eeuwige dood en de obsessieve pogingen daaraan te ontkomen: in Camporesi's essay over de manier waarop in de zestiende en zeventiende eeuw het lichaam werd beleefd in al zijn vergankelijkheid, tuimelen de uitersten over elkaar heen. In een draaikolk van extreem strenge vastenpraktijken en excessieve overvloed en van de onvoorstelbare variatie en verfijning van de barokke keuken houdt de mens zich ternauwernood overeind en zoekt moeizaam zijn weg tussen de hinderlagen van onthechting en van onmatigheid: het ene niet minder funest dan het andere. Het zijn slechts twee van de manieren om de angst te bezweren voor het verval van het sterfelijk lichaam en de illusie te koesteren van een toekomst van eeuwige gelukzaligheid. Piero Camporesi is gefascineerd door deze collectieve obsessies die de pre-industriële samenleving in de houdgreep hielden. Hij volgt in oude tractaten en hagiografieën, in novellen en dichtwerken het spoor terug naar onze voorouders die dagelijks en de hele dag bezig waren met de strijd om het naakte bestaan, vechtend tegen verval en ontbinding, zich verwerend tegen hen belagende vliegen en wormen, zichzelf bijna vergiftigend met de braakwekkende kruiden waarmee ze hun darmen dachten te reinigen om zo het vege lijf te redden. Genot en kwelling, eeuwige gelukzaligheid en totale verrotting, blind Godsgeloof en duivelse magie, hemelse vervoering en misselijkmakende walging, elevaties van heilige mannen die een rondje vliegen door de kerk, en hallucinerend gekrioel van myriaden wormen die uit de graven naar buiten barsten, uit de grenzen van het kerkhof breken en bezit nemen van de stad. Het is een duizelingwekkende wereld waarin niet alleen de armen het moesten afleggen tegen de ontberingen in een harde wereld, maar waarin koningen, edelen en rijken zo mogelijk nog meer gevaar liepen
omdat zíj, als ze maar iets mankeerden, in handen vielen van geneesheren die niets onbeproefd lieten en die hun patiënt behandelden totdat de dood erop volgde.
Dit is de context van de twee hier weergegeven fragmenten die, in het kader van dit themanummer, zich speciaal richten op het voedsel, in al zijn betekenissen.