Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1990 (nrs. 49-52)(1990)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 151] [p. 151] Bai Hua Gedichten Vertaling: Maghiel van Crevel Of iets anders de spijker breekt door een pikzwarte grenslijn de oogpupil, popelend om op te vliegen en de deur geven onbezonnen een richting aan: het zou een reusachtige porie kunnen zijn een rechtopstaande lok haar een uitgelezen stukje huid of het geluid van een warme schrijfmachine het zou ook een kunstig ingelegd mesje kunnen zijn een fijnzinnige vlammenzee een bottende camelia of de teloorgang van het gevaarlijk begin van de zomer breekbare rozen en zwarte wolken gaan binnen in dezelfde ademtocht verlengen zich tot op het maanverlicht balkon tot in het raakpunt van de boomtoppen onbewogen starend in de loopgang van de onafzienbare hartslag het wachten is op de kus, de omhelzing, de wurging van het sneeuwwitte verscholen handje alsmede de bibberende appel meegebracht door de wind [pagina 152] [p. 152] vermoorde schaduw verandert in sombere manchetten die zich om je vastkleven muskus vol van kostbaar sterven wordt rode lippen die aan je blijven plakken de lucht van mos doet je neus duizelen en eraf vallen dan snijd je plechtig en eerbiedig het holst van de nacht open en vergruizelt met je knieën de herinnering al je vurige vertrouwen en je lafheid worden rook golven seizoenen of tijgers [pagina 153] [p. 153] Uitdrukking ik wil weemoed uitdrukken witte weemoed deze weemoed kan niet praten je voelt niet dat hij bestaat maar hij bestaat hij komt van een andere planeet speciaal voor de nacht die vanavond valt komt hij naar deze vreemde wereld in zijn kilte en zijn pracht trekt hij een ellenlange schaduw maar vindt geen andere schaduw om mee te kletsen als je zegt dat hij lijkt op een steen ijskoud en gesloten laat me je dan vertellen dat hij een bloem is een bloem waarvan de geur voortsluipt onder de nachtlucht pas wanneer je sterft gaat hij binnen in de vlakte van je bewustzijn muziek is onmachtig zijn gedaante aan te nemen dans kan zijn vormen geen gestalte geven je komt niet te weten hoeveel haren hij heeft noch weet je waarom ze zo en niet anders gekamd zijn je houdt van haar; zij houdt niet van jou je liefde is begonnen in de avond van het vorig voorjaar waarom niet in de ochtend van de afgelopen winter? ik wil weemoed uitdrukken van cellen die bewegen ik wil overdenken waarom ze rebelleren tegen zichzelf zichzelf onbegrijpelijke opwinding en woede brengen [pagina 154] [p. 154] ik weet dat deze weemoed moeilijk uit te drukken is neem nu de nacht: waarom valt zij nú? waarom beminnen zij en ik elkaar, nú? waarom sterf jij nú? ik weet dat het bloed geruisloos drupt maar hoe verheven en ontroerend ook zelfs het bloed is onmachtig deze verijzerde aarde op te lossen water dat stroomt maakt geluid bomen die breken maken geluid de slang die de kikker smoort maakt geluid waarvan is dat geluid de voorbode? maakt het zich op om weemoed over te brengen? of drukt het een verborgen filosofie uit? of de weeklacht de onuitsprekelijke weeklacht de kinderen van China hebben gehuild onder de lange muur de trouwe Christenkinderen hebben gehuild in Jerusalem ontelbare mensen hebben gehuild in Hiroshima de Japanners hebben ook gehuild wie zijn leven heeft gegeven, wie beangst was heeft gehuild maar dit alles is zeer moeilijk te bevatten witte weemoed niet uit te drukken weemoed is deze nacht op deze wereld aangekomen in ons gezichtsvermogen in ons centrale zenuwstelsel hult hij zich om het ganse heelal hij kan niet sterven, noch kan hij ons verlaten in onze harten gaat hij door en gaat hij door... hij is niet te kalmeren, hij is niet waar te nemen omdat wij niet willen sterven [pagina 155] [p. 155] Namiddag een bezorgde stilte is al voelbaar in een openliggend prozaboek in een nog naklinkend lied het is zo; ik heb het opgemerkt en er is nog iets van meer belang: iemand loopt naar binnen en weer naar buiten voor je inslaapt verzink je in gepeins waar staart de vruchteloze spiegel naar aanstonds aan te snijden fruit of een ondiepe bruine droom 's middags slaapje uiterst vast en je humeur wordt wijn het is zo; ik heb het opgemerkt: al deze dingen ja zelfs de gordijnen bezitten een zekere schoonheid je droom bevindt zich in een overgang dit is de beste tijd maar pas op, zelfs al heb je niets om handen want gevaar is geen prater als een gebeurtenis als iemands schaduw zo zachtaardig loopt het naar binnen en weer naar buiten [pagina 156] [p. 156] Siddering een pikzwart holst van de nacht ligt hier in slaap en alle dingen zullen niet gebeuren in de kamer klagen slechts de golven op de piano zacht hun nood oog in oog met het roerloos lege gat van de deur zul je schrikken, zul je bang zijn, zul je plots je vertrouwen verliezen zul je lenig opzij springen en je oprollen in een hoek van de kamer in een minuut flitsen duizend gedachten voorbij aan het eind van de gang wast het meisje haar sneeuwwitte huid en stort mompelend haar hart bij je uit eenzaamheid is des dichters keizerin haar stem doet je versteld staan haar schaduw wankelt wild over het raam en de eenzame geur van de bloementuin waait je vermagerde hersenen in je zult ineens het gordijn opendoen en verheugd een stiekeme blik werpen op de groeiende zee van lichten nog steeds dalen de vlammen zachtjes neer er is hier geen zuchtje wind en wanneer de stem langzaam wegsterft zul je plotseling bedenken hoe in Tokyo het philharmonisch orkest een sprankelende uitvoering geeft bedenken hoe in de uitgestrekte zomernacht van Alexandrië kokend zeewater de oude wachttoren wegslijt hoe het Romeinse meisje met de gouden haren voet zet op de rand van de afgrond het woedende huilen van de wolven in het dichte bos aanhoort haar serene glimlach onverlet en wacht op jouw lied, wacht op jouw weeklacht de komende winter doodt je pistool een wild beest [pagina 157] [p. 157] elke nacht besteed je de helft van je tijd aan overpeinzingen je kunt je niet voorstellen dat je zulke hordes ideeën hebt razend in je hoofd als een bijenzwerm: de wals, oogverblindend lamplicht, een goed gevulde witte huid een vreemdeling die je zijn gezicht toekeert een bevallig verstijfd lijk aanstormende treinen, donderwolken en vloedgolven het zal je teveel zijn en je zult ineens zwaar neervallen op de bank over je buik wrijvend naar adem happen, kwaad zijn, bedroefd, of vergeten gestorven is een nacht die pas na lange tijd herboren wordt de stem komt weer op je af tot heel dichtbij, en kleeft zich bijna vast op je gezicht zijn adem en zijn geur gaan je lichaam binnen zijn gestalte heeft je ingesloten vannacht moet je hoe dan ook sterven want morgen komt zij aan in de dageraad klinkt haar verre liefdeslied-aan-zee [pagina 158] [p. 158] De zoeker van de levenskracht de zoeker gaat gejaagd op pad bestijgt de hoogte om de verten te bezien uit dikke nachtmist in zijn ogen groeien goud, geometrie en paleizen in een enge steeg keert plots de westenwind en een held maakt zich op voor een reis van duizend mijl de zoeker ziet hem wel: zijn opgewonden stroschoenen en zijn linnen hemd valleien in de verte vloeien over in elkaar sporadisch klokgelui is flauw te horen twee kleuters vegen het paviljoen aan de zoeker zet zich voor een uitgestorven avond welmenende wolken strekken zich uit een verschrompelde leidsman zwijgt spuugt eenzaam vuur en draait zijn levenspillen de zoeker heeft het patroon in de stenen doorzien op het land waait een goede wind en valt een goede regen op groentebed en watergreppel hier is het frisse groen nog onveranderd - de zoeker staat al op een volgende bergtop Vorige Volgende