| |
| |
| |
J. Bernlef aan Jan Hanlo
1 april 1960
Beste mijnheer Hanlo,
Ik was blij met uw gunstige kritiek op Barbarber iix12. Bert Voeten b.v. die ik toevallig ken vond minor-poets niet leuk. Hij vatte het zo op als zou een minor-poet een in kwaliteit mindere dichter zijn en dat bedoel ik helemaal niet. Het gaat om een bepaalde manier van naar de dingen kijken - visie heet dat geloof ik. Natuurlijk uit die visie vloeien kleine gedichtjes voort maar niet noodzakelijk weinig (Kemp b.v. schrijft veel maar misschien is er wat te veel maakwerk bij). ‘Zeekant’ van Croiset was niet goed. U moet zijn vorige bundel eens lezen: Tekentaal. In Rotterdam is het niet zo goed met ons afgelopen. De studenten luisterden geen moment naar wat we vertelden. Ze wilden alleen maar discussiëren. Op een gegeven moment zijn we toen maar weggegaan of wilden dat tenminste maar de studenten vonden het onbeleefd dat we wegwilden en wilden ons niet uit hun sociëteit laten. Dit resulteerde in een paar flauwe knokpartijtjes. Ten slotte zijn we met hulp van de politie ontzet. Een en ander samengevat door het Algemeen Dagblad: Studenten molesteren Jonge Schrijvers. Nee, dit doe ik nooit meer.
De belangstelling voor bbb is wat groter aan het worden. Dat een groentehandelaar in Andijk zich abonneerde doet mij heel veel plezier.
Jammer weer van die fouten ( ) ook in ‘Roeping’ stonden fouten en zelfs ernstige grammaticale; dingen met d en t, oei! Nou ja, het is ook wel om gek van te worden. Het wordt allemaal twee keer doorgelezen en toch blijven er fouten inzitten.
Wist u al dat een meneer (ik weet zijn naam niet) een heel groot essai over U geschreven heeft en dat dat binnenkort in de Gids verschijnt. Zijn er wel eens meer echt diepzinnige analyses van uw werk gemaakt. Het lijkt me leuk voor jezelf om zo eens iets te lezen daarover (je eigen werk) en dan te zien hoe de criticus soms goed soms verkeerd interpreteert, soms zo anders dat je helemaal blij wordt, zo van: zo had ik er zelf nog niet naar gekeken. Maar dit is oude koek want dat is bekend, dat een gedicht dat goed is ook niet voor de happy few bestemd is.
Wat mijn Kokkels betreft, ik heb Querido zojuist gevraagd U een
| |
| |
exemplaar te sturen. Daar ik zelf lid ben van de Beuk heb ik al uw boekjes maar (en nu trekt u waarschijnlijk de wenkbrauwen op) ik wilde iets anders voorstellen. Er is één van uw gedichten dat vind ik persoonlijk uw mooiste vers ‘zo meen ik dat ook jij bent’ (maar ook ‘knak’ b.v. is goed en dat omgekeerde ‘wij komen ter wereld’ en nou ja) maar in ieder geval ik wilde vragen of u dat voor mij gewoon eens op wilde schrijven. Ik weet dat het misschien een beetje autogramachterig klinkt en U moet het ook niet doen als U kriebelig wordt bij het lezen van deze regels.
Tot spoedig wederschrijven en h. groeten - J. Bernlef
| |
amsterdam, 22.6.60
Beste mijnheer Hanlo,
Hierbij de betreffende stencils. Als U het doorgedrukte (op het bruine papier dus) wilt verbeteren. De errata van Uw vorige stukje komen ook in dit nummer. We hebben er grote spoed mee want we willen Barbarber volgende week uitbrengen. Kunt u het ook weer per expresse sturen naar de Prinsengracht 390.
Verder is alles met eva en mij goed, nog niet met haren verward of gebeten door symbolische (ratten wilde ik bijna schrijven maar bedoel natuurlijk slangen). Simon Vinkenoog komt vanavond eten. Hij heeft altijd een hoop te vertellen. Het is wel prettig soms zo iemand te ontmoeten. Hij is reusachtig nieuwsgierig-journalist en weet zoveel waar ik geen idee van heb. Ook voor Barbarber heeft hij vaak leuke dingetjes.
Wat erg voor Stirling Moss hè? Die man heeft geloof ik altijd maar pech. Ik ben maar niet meer gaan kijken op die zolder. Het is beter het zo te laten, een mooi verhaal voor de late uren.
Laurel hebben wij (bbb) ook eens geschreven maar nooit antwoord ontvangen. Hij woont ergens in de buurt van Hollywood maar schijnt verlamd te zijn. Van de week las ik een heel leuk gedicht. Het heet ‘Heet van de naald’ van Max de Jong. Kent U het? Van Oorschot heeft het in 1946 uitgegeven. Als U het nooit gelezen hebt stuur ik het wel op. Het is heel raar. Andere gedichten van de Jong vind ik niet zo mooi. Maar dit is heel goed.
| |
| |
Schoonpapa heb ik het stukje over Calis laten lezen, die zou het wel vertellen. Dat is ook vreemd hoor, om een schoonvader te hebben die Dichter is. En elkaar dan niet begrijpen. Want zijn genre ligt mij helemaal niet. Eigenlijk vind ik het gewoon heel slecht maar ja, dat kan ik hem niet aandoen. Ik bewaar daarom maar een soort mummelend zwijgen dat nog alle kanten opkan. Sinds ik trouwens een paar van dergelijke mensen ken (literatureluurders bedoel ik) ben ik wel overtuigd van de onoprechtheid en huichelachtige houding die die mensen ten opzichte van elkaar aannemen.
Ze zijn eigenlijk erg kinderachtig want makkelijk op hun teentjes getrapt. Simon is dan wel fijn want wij praten nooit over elkaars werk. Ik vind mijn eigen gedichten lekker toch goed. Dit is natuurlijk een erg confidentiële opmerking!.
De laatste tijd schrijf ik trouwens niet veel meer maar daardoor neemt het aantal plannen toe. Ik wil van alles maar ik wacht nog maar even tot de bui overgetrokken is. Misschien dat er dan wat waardevols overblijft. Zo'n stukje glinsterend glas b.v. dat ik gisteren vlak bij een plas zag liggen is wel mooi maar of het poëzie is? Ik heb zo vaak genoeg aan dergelijke dingen en als ik ze opschrijf schaam ik me altijd een beetje want dan lijkt het zo schameltjes. Maar niet getreurd door dichters wordt wel meer gezeurd.
Stuurt U dan de stencils zo spoedig mogelijk terug? Over mijn gedicht in nummer 13 de volgende keer. Men moet wat bewaren!
Daag,
J. Bernlef
| |
Amsterdam, 25 september 1960.
Beste mijnheer Hanlo,
Hier zijn dan eindelijk de stencils voor Barbarber no. 15. Door allerlei beslommeringen op allerlei gebied is het er niet eerder van gekomen. Kunt u ze zo spoedig mogelijk terugsturen dan kunnen wij het nummer
| |
| |
gaan afdrukken. Hoe gaat het anders met u? (Hierin klinkt alweer de bezorgde toon van iemand die gewend is iedere week een brief van zijn/haar dochter/zoon te ontvangen). Waarschijnlijk stond uw hoofd niet naar schrijven of sliep u of had u niets wetenswaardigs te vertellen.
Dat heb ik ook eigenlijk niet. De televisie heeft mij gevraagd om teksten te schrijven voor een show van Ton van Duinhoven. Ik ben er aan bezig geweest maar het lukt me nog niet zo erg. Het is moeilijk en ook niet zo leuk aan de hand van liedjes en zo een goed sluitend en logisch programma te maken. Dat kan volgens mij niet. Alles wat ik maak, zelf, alleen, sluit d.w.z. heeft een logika die voor mij geldend is. Die zou trouwens niet zo geschikt zijn om visueel over te brengen. Mijn ‘domein’ is het papier en papier is zeer leuk materiaal. Ik zag bijvoorbeeld van de week weer een fantastisch boek over japansche vouwkunst. Werkelijk verbazingwekkend.
Ook stuur ik hierbij het gedicht van Max de Jong. Ik vond bij een antiquair nog een exemplaar. Ik vind het een van de interessantste gedichten die ik de laatste tijd gelezen heb.
Fijn ook was dat tweeregelig dingetje van Plato dat u in de laatste Tirade had staan. Werkelijk heel fijn.
Ik las in het Parool van zaterdag een raar artikel over lsd, een nieuw soort op de hersenen werkend vergif waarmee het mogelijk is geesteszieken te genezen. Bij het innemen van een bepaalde dosis doen zich de gekste verschijnselen voor. O.a. was er een man die steeds maar koude billen en bovenbenen had. De psychiater kon niet helpen. Bij gebruik van lsd kwam aan het licht dat de man, ongeveer 2 jaar oud, eens een hele nacht in een natte luier had gelegen en bijna versteend was van kou. De werking van het vergif is zo, dat de patiënt die het inneemt normaal waarnemingen kan doen, zich kan herinneren wat er met hem gebeurt en ook gewoon kan praten.
Met deze proeven is dus bewezen dat wij ons alles herinneren vanaf onze geboorte (er staat een geval in van een man die zijn linkerarm niet gebruikte, hij had er een panische angst voor maar wist zelf geen verklaring. Bij lsd-gebruik bleek dat hij bij zijn geboorte klem had gezeten met die hand. Tijdens zijn trance beleefde hij zijn geboorte weer. Dit is bijna griezelig).
In dit licht wordt een poging van Proust b.v. of Vestdijk om zijn hele jeugd tot in de details terug te vinden nu iets dat met lsd voor iedere schrijver mogelijk is, nee voor iedereen. Zou men dan ophouden jeugd- | |
| |
herinneringen te schrijven. Is het niet zo dat juist het onherinnerbare de memoires vaak die mooie melancholie geeft en dat memoires misschien wel door ‘het onbewuste verleden’ worden aangevuld, al noemt de schrijver dit zelf ‘fantasie’. Zou het waar zijn dat een schrijver met behulp van zijn associatief zintuig dieper in zijn verleden kan duiken, er meer van naar boven kan brengen, dan een ander. Zou men met lsd kunstmatig een genie tevoorschijn kunnen roepen?
Ach nee, ik geloof er zelf niet zo aan maar het is wel grappig om je voor te stellen hoe alle maatstaven op literair gebied door zoiets gewijzigd zouden kunnen worden.
We hebben bijvoorbeeld voor de volgende Barbarber een aantal ‘gedichten’ van zwaar geestelijk gestoorde mensen (uit een engels boek) die qua poëzie vaak niet onderdoen voor het werk van ‘normale’ dichters.
Natuurlijk valt het bij die werkstukken wel op dat op een gegeven moment de draad verdwijnt en vervangen wordt door een andere of 27 anderen. Maar wat is tenslotte de draad? Waar wordt kunst onzin? Enfin, dit is typisch een brief geschreven op zondagavond met een verkouden rechterneusgat.
Ik wens U het allerbeste, ook Eva groet,
met vriendelijke groeten,
J. Bernlef
| |
pik in het is winter huilen met de lamp aan
| |
Amsterdam, 22.3.1961.
Beste Jan,
Eerst onzer (ook Schippers was heel enthousiast) over het stuk ‘Parafraze van een gedicht’. Zeker geen open deuren intrapperij want (Ik moet het na lezing van je stuk toegeven) ik heb het toch te oppervlakkig beschouwd, en wat mij meer woordenspel leek eerst, heb jij ‘uitgelegd’ op een manier die een plezier op zichzelf was (om te lezen). Ik heb heel
| |
| |
veel van je stuk genoten. Vooral de opmerking n.a.v. acht is geen woord hé, ja, zo moet het gegaan zijn. Wat betreft de dichter en zijn ouders, geloof ik niet dat je scrupules hoeft te hebben. Het zijn mensen die uit zo'n andere hoek komen als wij dat de kans dat ze b.b.b. ooit in handen zullen krijgen wel minimaal is. De jongen in kwestie ken ik dus niet, geloof ook niet dat hij erin gekend moet worden. Het is een ‘anoniem’ kunstwerk en als zovelen heel groot. Nouja, misschien maken mensen bezwaar tegen die term ‘kunstwerk’ maar inderdaad, is het gebruik van het woord ‘achterlijk’ niet een beetje cru tegenover iemand die iets geschreven heeft dat mij meer zegt dan het hele werk van b.v. Roland Holst bij elkaar. Enfin, het gaat jou om het stukje beginnende met Om volledig te zijn zou ik eerst iets willen... Jouw stelling dat er geen krankzinnigheid van het mededelen bestaat en dat krankzinnigheid veel meer een zich fataal vergissen is, voel ik ook wel voor maar weet net zo min als jij of deze stelling de juiste is. Maar omdat hij overweging waard is en omdat er misschien geen definitieve oplossing van dit probleem bestaat, zou ik die alinea laten staan. Bij deze jongen is natuurlijk van krankzinnigheid geen sprake. Achterlijk, heet dat in de volksmond, gek. Maar ik vraag me toch af of je zo afzonderlijk over onze zintuigen kunt spreken, of je ook ons denken met iets kunt vergelijken en dus losmaken uit de gehele menselijke constitutie. Misschien impliceert krankzinnig zijn wél krankzinnig denken, voelen, ruiken, zien want al deze dingen is zijn.
Ik weet het echt niet. En nu het spel met achterlijk, gek, duizelig etc. Ik ben er ook niet uit gekomen. De mogelijkheid die jij stelt van: als je gek doet (hond) kun je gek worden wat dan weer impliceert dat je door normaal te doen niet-gek kunt zijn. Eigenbereide troost. De mooiste oplossing, maar ik twijfel of hij het meest voor de hand ligt. Maar ik kom er zeker op terug. Vooropgesteld bij dit alles dat de dichter het graduele verschil tussen gek, idioot en achterlijk niet kent en het gebruikt met dezelfde bedoeling dus ik ben gek, is, ik ben idioot, is, ik ben achterlijk. Toch laadt hij de begrippen niet met graduele toestanden van zwakzinnig zijn, maar met iets anders, ‘hij wrodt een betje gek want hij is achterlijk’, lees je. Daarvoor heb je gelezen ‘hij is een beetje gek want hij wrodt achterlijk’. En zo heft zich meer op in die regels. Dat de val krankzinnigheid meebrengt, als gevolg heeft bedoel ik valt wel op te maken uit de kat maar de hond wordt eerst achterlijk en daarna wordt hij ook nog eens eventjes duizelig. Het is wel een spel tussen de polen zijn en worden, een, als dat mogelijk was in dit geval, humoristische twijfel. ik bedoel tussen wat jij schrijft: is
| |
| |
het een toestand, en dus iets onwrikbaars waartegen men weerloos staat of een worden, waar je dus aan ontkomen kan. Kan een niet-normale, zal ik maar zeggen, gevoel voor humor hebben?
Wat het probleempje betreft schrijver-romanfiguren-lezer. Toevallig heb ik de laatste tijd wat boekjes gelezen over de z.g. moderne roman en dan meer speciaal de franse. Er wordt daar ongeveer zo geredeneerd. Een mens is in zijn werkelijke ‘zijn’ nooit te vangen. Proust deed dat ook niet en Joyce ook niet, zij schreven brokjes en lijmden die aan elkaar. Ze waren nog steeds de ‘schrijvers’ die ‘personen’ creëerden die zij bestuurden. De schrijver wist altijd meer. Maar, aldus deze fransen, wij weten niets en moeten alles doen om de lezer a.h.w. te betrekken in het scheppingsproces. Wat vroeger in het aantekenboekje van de schrijver bleef, dat wordt nu het terrein van de moderne roman, een van alle kanten benaderen, opheffen van chronologie, werkelijkheid en droom en dat zo intensief en ingewikkeld dat de lezer geen moment de tijd krijgt een ‘beeld’ te vormen.
Weer anderen zeggen dat we helemaal moeten afzien van het schrijven over mensen en ze hoogstens nog vanuit ‘dingen’ mogen suggereren. Dan krijg je dus ellenlange beschrijvingen van zuiver oppervlakteverschijnselen, een soort behaviourisme dus.
Maar het is een feit dat veel moderne romans geen duidelijk omlijnde figuren meer opleveren. De hoofdpersoon uit het boek ‘de vreemdeling’ van Camus ís een vreemdeling, voor de lezer, voor zichzelf en je krijgt het idee ook voor Camus zelf. Bij Kafka heet de hoofdpersoon alleen maar K. en wordt verder ook niet meer beschreven naar uiterlijk. Hij is K, dus niets. Volgens mij is het resultaat voor de lezer een steeds grotere verarming, een steeds fantasielozer geheel (opzettelijk, de lezer mag zich geen illusies maken). Het gevolg is dat de lezer zegt: Barsten jullie maar. Zoals jij opmerkte in ‘Tip voor kunstvergaderingen’ (waar deze verhandeling al aardig op begint te lijken): als je in de wolk de neus van een bekend iemand kan herkennen krijgt hij pas betekenis. Is het om van kunst te genieten niet een vereiste dat je herkennen kunt? Al deze poespas over een niet te vangen realiteit is wel aardig, steunt ook wel op wetenschappelijke vondsten, maar ontneemt ze op den duur niet iedere zin aan kunst, heft ze haar niet op? Heb ik je wel eens geschreven hoe Lawrence Durrell deze problemen heeft proberen op te lossen? Hij schreef vier boeken, waarin hij eigenlijk vier keer hetzelfde schreef, zelfde handelingen, zelfde gebeurtenissen en personen maar zo, dat ieder
| |
| |
volgend boek het beeld van het vorige weer vernietigde. Maar zo'n bezigheid is even eindeloos als de verpleegsters op de Droste-cacaobus, een vrij kinderachtig eeuwigheidsprobleempje dus maar toch is het eigenaardig dat men zich vroeger over al deze dingen nooit het hoofd brak. Schippers en ik zijn zaterdag naar Den Haag geweest naar het Gemeentemuseum waar een grote schilderijententoonstelling was. We gingen er eigenlijk heen om collages van Kurt Schwitters te zien. Ken je hem? Het zijn vreemde dingen die collages van Schwitters. Met tramkaartjes, en andere soortgelijke papierfrunnikjes maakt hij zijn schilderijen. Er straalt zo'n plezier uit en hij rangschikt de dingen zo dat het echt wat meer wordt dan samengeplakte stukjes gekleurd papier of een anti-kunst manifestatie. Ook schreef hij leuke gedichtjes. Zo nu ga ik maar eens eindigen. Ook de groeten van Eva en van mij
Henk
p.s. Een verschrikkelijke avond gehad met allemaal ontzettende mensen op bezoek.
Een opmerking: Alles kits, kachel in bed
Kinderen in de kolenkit.
Henk
| |
Amsterdam, 18.4.1961.
Beste Jan,
Kreeg vanmorgen je pakket. Ik zou zo'n opmerking van Borgers maar laten voor wat ie waard is. Afgezien van het feit dat ze het bij Podium ‘druilerig’ vinden (hoe ze aan zo'n kenschets komen mag Joost weten), geloof ik ook dat het blad gewoon niet ‘ruim’ genoeg is om plaats te bieden aan stukjes als ‘Randverschijnselen van de taal’. Zo gauw het niet meer helemaal literair is, krijgen ze wantrouwen en zo is het met alle literaire tijdschriften zodat de plaatsingsmogelijkheid voor deze dingen wel heel klein is. Ja, Barbarber natuurlijk. Maar het is geloof ik voor jou
| |
| |
toch ook wel leuker wanneer er een zekere spreiding is. Heb je ruzie (definitieve) met van Oorschot. Tirade is toch wel een blad dat vroeger stukken van je opnam die qua sfeer verwant zijn aan deze. Ik moet vanavond een bespreking houden met hella haasse met wie ik samen het singelboekje van Querido zal maken (misschien ken je het wel, het is een jaarlijkse uitgave van Q.). Dit boekje zou dan in het teken moeten staan van het ‘leuke’. Vandaar dat ik het redigeer. Haha. Bij de kamerdeur staat een buurman te telefoneren (de telefoon staat op de gang). Hij zegt: en je weet wie Mien is. Ze heeft van de week nog me vrouw zo beledigd, die nu al ter ziele is. We gaan verder.
Misschien is ‘Randverschijnselen van de taal’ geschikt voor het singelboekje, ik weet het natuurlijk nog niet omdat ik nog niet weet wat het karakter precies moet worden maar in geval van bruikbaarheid wordt het in wat grotere oplage dan bbb. verspreid en dat is ook wel leuk én gehonoreerd natuurlijk. Ik bericht je daarover wel nader. Vooral de datum in je brief zwart was de datum, blauw was de maand en groen het jaar, vond ik geslaagd en gaf een heel speciaal cachet aan je brief. 19.4. Goedemorgen. Ik heb helaas geen rood lint om dit aan te geven. En nu de beoordeling. Opstaan. Zitten gaan. Het zijn nogal vage dingen misschien die ik ga zeggen omdat ik de stukjes niet bij me heb, Schippers leest ze op het ogenblik. Daarom zal ik soms een stukje moeten omschrijven want mijn geheugen voor titels en woordelijke citaten is slecht. Het korrie-stuk vond ik geweldig. Ik zou willen voorstellen om het in de eerstvolgende Barbarber te plaatsen. Dan laten we het stuk van ‘Onbewuste Aanwending’ nog een maand liggen. Ga je ermee akkoord? Het gedicht is een van je beste vind ik. Zo goed van ritme dat het bijna zichtbaar maakt het schokken en de onbestuurbaarheid van je onderwerp, de korrie. Het ritme werkt als een montage en zonder te verkrampen. Ik vind het erg knap. Als ik moet zeggen welke regels ik het mooist vind (een beetje onzinnig misschien) dan is de regel die je me al schreef klets, beng en dan meteen daarop de tere tenen wel het mooist. Ook de puntjes zijn zo goed omdat ze inderdaad laten zien wat er gebeurt, te snel voor woorden. Maar woorden kunnen dan wel weer heel goed de spijt uitdrukken. Enfin, ik vind het mooi. Je ballade zegt me veel minder. Ik heb niets tegen een verhaal in poëzie maar dan moet het ook heel sterk zijn of bijna geen verhaal maar dit verhaal vond ik niet leuk genoeg.
En het wordt op die manier (een logisch, min of meer, verhaal) gauw knutselwerk. Het mist de klets, beng. De dinges, makker,
| |
| |
zou Terpen Tijn zeggen, het vibreert niet genoeg (eveneens Tijn). Randverschijnselen van de Taal vind ik heel leuk. Zou 't niet, is een ‘ars poetica’ die ik helemaal kan onderschrijven en die interessant is om te plaatsen omdat nog maar zo weinig dichters zo eerlijk durven te zijn om te zeggen wat jij in dat stuk zegt. Over het grote beschouwende artikel over utiliteit en selectie der begripsvorming wil ik nog even kijken want daar heb ik zelf ook mee rondgelopen (nog) en daarom daarover een volgende keer uitgebreider. Ik vond het na eerste lezing heel goed.
Nu heb ik het gevoel dat ik een stuk vergeten ben. Daarover dan ook een volgende keer. Wat het plaatsen betreft van de diverse stukjes, ik zou je dus aanraden als het kan Tirade, de Gids lijkt me niet het geschikte blad hoogstens voor ‘Zou 't niet’ maar ik betwijfel het. Ze zijn erg behoudend, conservatieverig. Randverschijnselen van de taal wil ik in eerste instantie graag voor het singelboekje hebben. Ik weet nu nog niet precies of dat kan maar ik denk van wel. Het korrie-stuk zou ik heel graag in bbb. zien.
Zo'n apparaat op je hoofd lijkt me heel naar. Maar hopen dat de uitslag goed is. Ja, na de Planta ziekte deed het grapje de ronde dat Planta een prijsvraag in de krant had geplaatst waaronder stond: over de uitslag wordt niet gecorrespondeerd. Helen de gaten al een beetje? Ik wilde je een wat onbescheiden vraag stellen: zou jij mijn bundel die af is en aangenomen bij Q. eens willen lezen en er wat van zeggen? Voor dat ze gaan zetten zou ik toch graag willen weten wat jij er van vindt, vooral wat je denkt dat er uit zou kunnen. Ik zal hem dan sturen als ik van je hoor dat je het wilt doen maar het hoeft niet natuurlijk. Misschien vind je zoiets wel heel vervelend, zo'n bubs gedichten in je bus. De vertaling van Dichtung und Wahrheit is klaar. Schippers leest hem nu en ik zal hem je sturen zo gauw ik hem terug heb. Ik stuur je een kokmeeuw per kerende post. Ik hoop dat je hem nog niet hebt. Anders moet je hem maar ruilen.
Hartelijke groeten ook van Eva en beterschap
Henk
| |
| |
| |
Amsterdam, 23.8.1961
Beste Jan,
De afgelopen week zou ik liever in bed zijn gebleven was het niet dat... In ieder geval zou ik mij heel goed voor kunnen stellen in mijn bed te zitten, gestut door een paar kussens, de beddeplank (iets uit mijn jeugd) op de knieën en jou met een ganzepen een brief schrijvend terwijl ik een melancholieke blik werp op de natte bladeren. De beddeplank was een plank die precies op mijn bed paste zo, dat de uiteinden op de stalen zijkanten van het bed steunden. Op die plank kon ik dan als ik ziek was spelen: plakken (foto's, banketbakkerszakjes) of spelen met mijn indiaantjes maar die vielen vaak van het bed. Ze waren dan wel echt dood. Naar de eeuwige jachtvelden onder mijn bed. Het idee van de ganzeveer kreeg ik vanwege het boek Les liaisons dangereuses dat ik zojuist begonnen ben te lezen. Je kent het wel (in ieder geval van naam). Ik zag er altijd wat tegen op, het is een boek helemaal uit brieven samengesteld zoals dat in een bepaalde tijd mode is geweest. Het is een perfekte bijbel van de kwade trouw, leugenachtigheid etc. waartoe ‘men’ al zo in staat is. Door de briefvorm krijgt de lezer een aardig beeld van de huichelarij die de diverse personages ten toon spreiden. De held en de heldin zijn beiden verveelde adellieden die hun enige plezier puren uit het beduvelen van anderen. De briefvorm geeft alles toch een heel aardige ironische toon mee. Het is eigenlijk een roman met een moraal, of nee met een omgekeerde moraal waaruit juist de moraal naar voren komt. Ik vermaak me er kostelijk mee, vooral in deze droeve tijden.
Een schobbejak kan wel op mijn sympathie rekenen als hij het op een ‘verfijnde’ manier weet te brengen. Je hebt sommige ‘uitvreters’, hier in A., die ik heel interessant vind, vooral hun manier om de mensen er steeds weer in te laten lopen. Met de middelen waarmee andere mensen eerzame doelen nastreven doen zij het omgekeerde. Zij stellen het relatieve en daarom zijn ze wel nodig ook.
Heb van de week de film ‘La Notte’ gezien, een film waarover ‘men’ (alweer) razend enthousiast was. Onderwerp: de vereenzaming van twee mensen, getrouwd, die opeens merken dat hun liefde sleur is geworden en dat zó nadrukkelijk gedaan, met al het pathos en met alle esthetiek van deze tijd - van het ‘moderne’ dat de film met zware stenen om de hals al na een kwartier voor mij onder de oppervlakte verdween. Discussiërend met anderen hierover (die de film geweldig vonden) moest ik weer
| |
| |
denken aan dat zinnetje uit een gedicht van Remco Campert: ik wil wel graven naar poëzie maar niet te diep. Want dat wordt in deze film zo gedaan: graven, graven naar diepte, spaarzame zinnen beladen met symboliek en melancholie, heel de valsheid van een ‘poor-me’-kultuur. Juist het ongemerkt benaderen van wat gewenst wordt moet de nadruk geven. Er moet toch een schok, een herkenning plaatsvinden? Maar het ‘poor-me’ stelt minder hoge eisen aan de beschouwer, vandaar volgens mij het grote succes.
Ik had het er laatst ook nog met Schippers over. Het ‘moderne’ in de kunst van nu geeft ons alleen maar een gevoel van verveling. Enfin, genoeg hierover er zijn nog uitzonderingen.
Nee, toch nog iets hierover. Het ‘moderne’ heeft natuurlijk ook iets te maken met wat er in de lucht hangt, de sfeer of hoe je dat noemen wilt en niemand ontkomt aan de verleiding (soms) om er aan mee te doen. Is dat niet waar?
Ik neem wel eens wat teveel afstand en word dan een beetje coquet en dus waarschijnlijk ook weer vervelend. Zo gauw ik (uit reactie) een houding ga aannemen komen er brokken. Maar soms ploft er wel eens iets neer dat ik in mezelf niet vermoed had. Dat is wel leuk, spannend in ieder geval.
Ik hoop dat ik je niet verveeld heb met deze hardop gedacht geschreven brief.
Hartelijke groeten ook van Eva die nu in het Vondelpark is.
Henk
| |
Amsterdam, 9.5.1962
Beste Jan,
Alle kans dat de postauto die deze brief vervoert achter of voor de koninklijke stoet rijdt die ook een bezoek komt brengen aan Limburg (dat is ook een provincie). Heb jij het zilveren huwelijksfeest naar behoren gevierd? Hier was een aardige kermis op de Nieuwmarkt. We zijn er 2 keer geweest. Bepaalde tenten zijn op zo'n kermis hier in het
| |
| |
noorden verdwenen. B.v. de Steile Wand zocht ik tevergeefs want daar ben ik zeer enthousiast over. Dan de legendarische D'r in en D'r uit, maar die attractie (het wezen van de kermis, door geen enkel masker meer bedekt: het zuiverste bedrog) is geloof ik al lang verdwenen/Of bestaat hij in het zuiden nog? Over het Spookhuis was ik ook niet bar tevreden. De in je gezicht sliertende veters weten we nu ook wel. Verder een paar slechtgeschilderde Draculaatjes en een minuscuul papier-maché lijkje dat half uit een kistje komt en dan weer amechtig terugvalt. Nee, heren van het Spookhuis, knudde. Het rad was goed, ook de zweefmolen. Verder de gebruikelijke speelautomaten, schiettent waar je foto wordt gemaakt als je raakschiet en de vervelende altijd-prijs-tenten. Ook weer eens goede patates gegeten. Maar het mooiste was het Variététheater. Voordat de voorstelling begon huppelden vier flink uit de kluiten gewassen meisjes op een podium en zwaaiden hun linkerbeen boven hun hoofd. De manager sprak in de met een zakdoek omwonden mikrofoon van een unieke atraksie die in geen geval gemist mocht worden. Want wat u hier ziet is nog lang niet alles, zei hij, binnen hebben wij tal van jongleurs, goochelaars, adembenemende toeren in de nok van ons theater, een hindoes dansnummer gedanst door Liza Ferrera, een nummer dat in Parijs en Londen verboden is, kortom een show van 17 nummers waarbij u zult zeggen: hoe is het mogelijk. Gaat dus naar binnen dames en heren, gaat naar binnen in ons luxueuze theater en verzeker u van een goede plaats vlak voor het toneel. Ga je dan de tent binnen dan speelt zich een neo-realistische scène af die je in een italiaanse film zou verwachten. De nogal pompeuze gevel zakt geheel ineen. Het podium is nauwelijks 2×2. Zitplaatsen betekenen binnen staan op een nauwelijks oplopend plankier. De nok van het theater
kan iemand van 1.95 met de vlakke hand aanraken. De zeventien nummers zijn er maar vijf. De gewaagde hindoedans, nee een originele tempeldans wordt gebracht door het negerinnetje van buiten, die er onder de ene schijnwerper nors uitziet. Ze knoopt gauw even een hawaïachtig rokje om en begint dan haar heupen op te halen en toch was het prachtig, kermis. Terwijl de voorstelling al ver over de helft was hoorden we de man buiten nog roepen: de voorstelling is zojuist begonnen, haast u dan kunt u de gehele voorstelling nog bijwonen.
Het leukste boekje dat ik de laatste tijd gelezen heb is een biografie over Stan Laurel en Oliver Hardy die zojuist verschenen is. Vooral aardig is te weten hoe sommige steeds terugkerende grapjes zijn
| |
| |
ontstaan. Zo bij Ollie b.v. de tie-wiggle, je weet wel het met de beide wijsvingers beetpakken van het uiteinde van de das en daarmee wiggelen om in een zeer precaire situatie toch nog esthetisch de aftocht te kunnen blazen. Ollie speelde in een korte film die aan boord van een schip werd opgenomen. In de scène kwam voor, Ollie opent een deur en krijgt een emmer water over zijn hoofd. Nu was Hardy een beetje vergeten welke deur bij opening water zou geven en dus schrok hij, tijdens de opname, echt toen het water op zijn hoofd viel. Op dat moment moest hij iets doen en hij wiggelde met zijn tie, en als hij niet dood was zou hij het nog doen. Eindelijk ook een biografie van hun films en gelukkig tot de konklusie gekomen dat ik praktisch al hun films gezien heb (zoiets als Napels zien en dan sterven, voor mij). Ook Gerard was erg gelukkig met het boek. Heb je wel eens gelezen wat Harry Mulisch over Laurel en Hardy heeft geschreven? Niet gek moet ik zeggen alhoewel ik het op bepaalde punten niet met hem eens ben, daar waar hij L. & H. voor zijn eigen kosmische wagentje gaat spannen.
Onze vakantieplannen zijn bijna gemaakt. We gaan door Italië naar Sicilië en Tunis. Vertrek: 15 juni. Maak maar vast een sigarendoosje leeg voor de ansichten. De kermis heeft me nogal geïnspireerd en ik ben nu met een voor mij ongelofelijke snelheid aan het schrijven, gisteren en eergisteren heb ik tezamen 25 bladzijden getikt. Het valt bij het teruglezen natuurlijk wel tegen maar er is met hard werken wel iets van te maken. Ik heb er ook een mooie titel voor ‘Een lemming in de zomer’. Ken je de geschiedenis van de lemming, een marmotachtig dier dat in het noorden van Skandinavië leeft? Als je haar niet kent moet je het beslist zeggen dan stuur ik je een citaat uit de Encyclopedia Brittannica dat bijzonder mooi is.
Las je in de p.s. van het Parool het stukje van Hillenius over schildpadden? Heel erg mooi vond ik. Ik wist niet dat een schildpad een jaar zonder eten kon, en dat alleen omdat hij nog niet gewend is aan zijn omgeving. Hier wordt traagheid een begerenswaardige eigenschap. Wel een gekkerd, die Hillenius. Hij en van Geel en nog iemand die ik ken, allemaal waarschijnlijk wel ‘goed’ gek, houden van padden. Een zei zelfs, als er een pad bestond zo groot als een vrouw... Ik heb dit zwak bestreden, overtuigd als ik werd door zijn enthousiaste verdediging. Hij heeft thuis een inderdaad bijzonder mooi padje uit het Inca-tijdperk. Het lijkt me een soort spaarbus te zijn. In de rug van het lichtbruine aardewerken ruggetje zit tenminste een spleetje. Trouwens misschien heb
| |
| |
je die man wel eens van naam gehoord, Jan Wolkers, hij schrijft vrij regelmatig in Podium. En nu we het toch over P. hebben. Lees je de stukjes van Remco Campert wel eens, uit een Schrijversleven? Die vind ik tamelijk leuk tot zeer leuk zelfs, b.v. beschrijving van een Tirade vergadering, bij het graf van Achterberg, zeer vermakelijk (levendige handel in ‘in Memoriam gedichten’).
Ik vond laatst op straat een vierkant stuk hout, van een kist waarin vruchten hebben gezeten, precies in de vorm van een schilderij, met lijst zelfs. In het vierkant zit een keurig door de handen van de groenteboer vervaardigde collage. Heel mooi, vind ik zelf.
En voor ik je goededag, nacht, avond of morgen wens draai ik even een plaatje dat ik zojuist kocht van Hoagy Carmichael met Bix Beiderbecke, Eddie Lang, Joe Venuti, Bubber Miley, Jackie Teagarden en achter al die muzikanten dansen we dan maar verder om zoals een Radiospreker het gisteren zei: een onzekere toekomst tegemoet te gaan. Daag, tot gauw.
Henk
| |
Amsterdam, 16.11.1962
Beste Jan,
Heb me net geheel in droge kleren gehuld. Alhoewel ik nog niet zo diep gezonken ben dat ik bij dit weer onmiddellijk naar de drankfles grijp zou ik er toch wel veel voor voelen om in bed te blijven tenminste, lekker met een mooi boek. De opstelletjes die je stuurde vond ik aardig zonder ze geweldig te vinden. Het gekke is (ik meen dat jij het al eens aanroerde) dat je bij herhaalde bestudering van dit soort ‘werk’ zelf ook een gave ontdekt voor de kompositie van kinderopstelletjes. In het boekje met korte stukjes van Remco Campert: Het paard van Ome Loeks komt er ook zo een voor door Remco gemaakt dus. Wat Jantje (elf jaar) er van zou maken: Vroeg in de morgen gaan we opstaan, en wasse, ook je tande poesten zegt Moeder, en dat doe we we dat ben ik en erik, erik is mijn Broer. Hij is een plaggeest maar met knikerren win ik altijt Vader zidt
| |
| |
reeds aan tavel, hij keikt (kijk) boos Hij is altijt boos des' ('s ('s) ogtents (ogtens) (ogchtens), en nou weet ik neit (niet) meer.
Als specimen niet onknap nagemaakt of beduvelt Remco de boel hier en is het een echt kinderopstel. Wat denk jij ervan? Trouwens ik vind het een aardig boekje. Ik houd wel van dat een beetje flauwe gezeur van hem. Het is waar wat je zegt over hem. Hij is de enige die wel wat gevoel voor humor heeft. Hij is geloof ik wel aardig. We kennen elkaar niet maar vrijdag over een week ben ik uitgenodigd om op een Podium-avond in Den Haag gedichten voor te lezen en daar is hij ook met nog een paar andere redakteuren. Het is tenminste niet zo'n druktemaker als die andere figuren. Heb je in een van de laatste Tirade-nummers dat stuk van van het Reve over het schrijverscongres in Edinburgh gelezen? Ik heb werkelijk weer eens ouderwets haha gelachen. Je ‘Kat’ nemen wij in het volgende nummer op (zijn bezig) Je krijgt dus de proef zijnertijd. Je schrijft dat je zo leeg bent als een krat waar de wind doorspeelt. Het is altijd moeilijk om hier wat over te zeggen. Iedereen werkt weer anders. Gerard bijvoorbeeld schrijft hoofdzakelijk vanuit een idee. Als er bij hem iets komt is het dan ook vaak goed. Ik ga vaak zomaar zitten, met een vel papier en probeer wat, er komt vaak wat en soms is het goed. Toch geloof ik (in mijn geval) dat dat de methode is. Gewoon maar gaan zitten en wat proberen zonder voorafgaande gedachten aan wat het zou moeten worden. Maar dat zal wel voor een ieder anders liggen. Dit geldt bij mij natuurlijk alleen maar voor poëzie, al proberend ontstaat er wel eens wat waarin dan het begin van een lijn, een wonderbaarlijke gedachte of wat dan ook in zit. Die wikkel ik dan verder af. Voor proza heb je natuurlijk veel meer ‘plan’ van te voren nodig,
of je moet het als Schierbeek doen. Ik ben bezig aan het samenstellen van een nieuwe bundel gedichten. Als ik hem afgetikt heb zal ik je een doorslag sturen en dan wilde ik graag je aanmerkingen daarop. Of heb je geen zin al die gedichten van mij te lezen? Zeg het maar gerust. Maar je gaf me laatst ook een goede tip wat de titel van een kort gedicht betrof (Wens). Uit het boekje van Remco stuur ik je hierbij een stukje dat ik altijd bewaarde omdat ik het zo mooi vond. Ken je het? De keuze is wel goed vind ik, vooral zulke als ‘op een keukenstoel zitten die een beetje wrak is’. Het aardige van dit stukje vind ik ook dat hij hier echt uit komt als degene die hij is en niet (zoals wel eens in andere stukjes, onvermijdelijk) als een schrijver die een grappig stukje voor de krant moet schrijven. Met die nn'tjes bedoelde ik niets geloof ik. Ja, je weet nooit tenslotte. De moei- | |
| |
lijkheid met Barbarber blijft de medewerking door mensen buiten de redaktie. Er zijn zo weinig mensen die eens iets aardigs maken en van die mensen weigeren er dan ook nog een stel om mee te doen, zoals van Schagen die wij om iets vroegen, die het blad leuk vond maar vond dat hij er te oud voor was, wat natuurlijk klinklare onzin is. Dan heeft hij het gewoon niet goed begrepen.
Ja, Hans Andreus. Ik vind zijn ‘Muziek voor Kijkdieren’ nog altijd leuk maar wat hij nu doet, nee. Hans Andreus schrijft zoveel dat ik een keer meemaakte dat hij een ander jasje aantrok en in de binnenzak een gedicht vond, ‘dat hij helemaal vergeten was’. Simon Vinkenoog's boek heb ik proberen te lezen maar het gaat steeds over dingen die mij niet of nauwelijks boeien. En dan, het is zo heet van de naald, dat er veel overbodigs instaat. Hij kan niet schrijven, nee helemaal niet. Hij kan er gewoon niks van, maar hij ís aardig. Dat zegt zo langzamerhand iedereen over hem. Een beetje treurig. Ik heb het boekje zo gauw niet in de keuken kunnen vinden. Wat was het? Schrijf dat even dan zoek ik met een doel.
Wat je opmerking in je vorige brief betreft over ‘alles gaat in golven’; Gerard hoorde in een café een mannetje zeggen (oud trapezewerker, dus die kan het weten) ‘Ebben en vloeien, niet mee bemoeien’. Zit wat in, vind je niet? Mijn schrijfmachine mankeert wat, waarschijnlijk griep. Hij smokkelt wel eens een lettertje dat ik toch echt aansla maar hij wil dan niet meer. Hij heet Hermes. Stoute Hermes. Ben je ziek? Wat zeg je? Zeg eens: ik ben ziek tegen Jan Hanlo. Wat? Wat? enz.... Heb ik je ingelicht over die grap met Voeten. Ja toch? Mondeling toen toch in het café, tijdens het eten? Ik zal dat boek, of artikel van Duhamel ‘Mais’ eens voor je proberen op te snorren.
Wat het stukje van Heyermans in het Querido-boekje betreft. Dit stukje werd door Hella Haase uitgezocht en is uit een verzameling Falklandjes die bij Querido is verschenen. Waarschijnlijk valt het als geheel nogal tegen, te ‘gedateerd’, denk je ook niet. Terwijl Carmiggelt boven de jus uitkomt, ruik je bij Heyermans het zweet van de kleine man teveel, de gewone man die er ook het zijne van kan, mij te nadrukkelijk gebracht, met een onderstroom van socialisme (zie zijn toneelstukken). Enfin, ebben en vloeien maar. Las je in de Volkskrant de strip van Tom Poes De Tijwisselaars, mooie ideeën zaten daar in, maar het slot was teleurstellend.
Nu, ik smeer hem weer eens. Een appeltje eten. Groeten ook van Eva.
Henk
|
|