de bekendsten te beperken.
Heaney constateert dat deze poëzie, geschreven onder druk en met dikwijls niet geringe offers, vaak krachtiger is dan wat wij hier te lezen krijgen.
Heaney is niet zo naïef, de stelling aan te hangen dat poëzie in dictaturen beter zou gedeien. Maar met de term schaduwuitdaging geeft hij wel aan dat een toetsing aan het werk van Oosteuropese dichters de eigen Westeuropese en de Engelse en Amerikaanse poëzie ten goede zou kunnen komen en tot een poëzie zou kunnen leiden die minder introspectief, romantiserend en privé is en meer open naar de wereld, nuchterder en preciezer.
Twee zaken springen direct in het oog wanneer ik de Nederlandse naoorlogse poëzie vergelijk met bijvoorbeeld de Poolse (voor zover ik die uit vertalingen ken). Afgezien van het sterke nationaliteitsgevoel dat de Polen kenmerkt heeft zich in de Poolse poëzie een kijk op de geschiedenis ontwikkeld die het mogelijk maakte uitspraken in een historisch perspectief te plaatsen. Zo komt het dat de Poolse poëzie een veel vanzelfsprekender verhouding met de traditie onderhoudt dan de onze. Men heeft bij het lezen van Herbert het gevoel dat de Griekse goden geen figuren uit muffe gymnasiumboekjes zijn, maar zich springlevend onder ons bevinden. Hamlet of Dante zijn voor Herbert in de letterlijke zin van het woord tijdgenoten. Het paradoxale feit doet zich voor dat de dichters uit Oost-Europa, dat nog niet zo lang geleden een cultureel geheel met West-Europa vormde, zelfbewustere vertegenwoordigers en verdedigers zijn van de humanistische traditie dan de dichters in het Westen. De eeuw vroeg om een beeld, om Ezra Pound aan te halen. Het lijkt erop dat veel Oosteuropese dichters daar beter in geslaagd zijn dan die in West-Europa.
De Oosteuropese poëzie is een poëzie die bevochten is op de geschiedenis en de politieke omstandigheden, die de individuele stem en het persoonlijke woordgebruik wilden uitbannen. In deze poëzie is geen plaats voor vrijblijvendheid of overmatige introspectie. Ieder woord is een weerwoord, ieder gedicht een dialoog met een lezer over dezelfde vijand, gevoerd in de karige taal van hen die geleerd hebben op hun woorden te letten.
Het klimaat van het postmodernisme waarin de traditie tot speelgoedje is gedegradeerd en de geschiedenis een keuzevak in een pretpakket is geworden lijkt weinig bevorderlijk voor het ontstaan van poëzie die het laatste staartje van deze eeuw van krachtige beelden kan voorzien. Misschien zouden de Maximalen eens bij Herbert c.s. te rade moeten gaan. Het spreekt vanzelf dat Heaney noch ik pleiten voor een of andere vorm van ‘geëngageerde’ poëzie. De titel van zijn essaybundel toont het conflict tussen dichter en maatschappij juist heel goed aan: de tong regeert en wordt geregeerd - door de buitenwereld. Het gaat niet om het oplossen van dat conflict maar juist om het levend houden van een conflictueus bewustzijn vanwaaruit het gevecht tussen binnen- en buitenwereld op het scherp van ieder woord kan worden uitgevochten.