| |
| |
| |
Carlo Emilio Gadda
Een grote bestelling
Vertaling: Tineke van Dijk
Toen ‘ridder Mazzelini van de Ziekenhuis- en Hotelbenodigdheden’ werd aangekondigd bij de moederoverste, met wie hij een afspraak had, liet ze hem niet onnodig wachten. In de blauwe salon vond ze een rijzige, gedistingeerde heer met een grote bos lelies. Hij boog en stelde zich voor, zijn titel ‘ridder’ met evenveel nadruk uitsprekend als zijn naam ‘Edoardo Mazzelini’, bood haar vervolgens de lelies aan. Ze gingen zitten. ‘De zusters van San Giuseppe,’ begon hij, ‘zijn mij door verschillende vrienden aanbevolen, door mensen uit het vak, vanwege de hoge kwaliteit van hun naaiwerk.’ De overste vertrok geen spier. ‘Ze zijn er terecht beroemd om...’ voegde Mazzelini er met een melancholieke glimlach aan toe. ‘Mijn firma, Ziekenhuis- en Hotelbenodigdheden Mazzelini & Cie, moet een groot kerkelijk instituut volledig van nieuw bed- en tafellinnen voorzien... nee, niet hier... in een stad in het noorden. Bij de onderhandse aanbesteding die het Instituut voor dit doel heeft georganiseerd zijn wij als beste uit de bus gekomen, en we meenden ons tot u te moeten wenden... om uw prijzen te horen in elk geval... en hopelijk tot zaken te komen...’
‘Wij doen uitsluitend naaiwerk,’ waarschuwde de moeder.
‘Ja, natuurlijk... alleen naaiwerk: knippen, zomen, knoopsgaten, afwerking... Ja, het gaat om linnen voor de bedden, de badkamers en de tafels, het gebruikelijke goed: lakens, slopen, handdoeken, tafellakens, servetten... keukendoeken...’ Hij opende een mooie leren portefeuille die hij uit de rechter zijzak van zijn jasje had gehaald: ‘Hier is de lijst,’ en hij reikte de moeder de velletjes papier aan. De onderhandelingen kwamen op gang. De moederoverste belde: ze liet modellen brengen, foto's van uitgevoerde ontwerpen; foto's van altaarkleden ook, een dik album, gebonden in oud, groen leer met reliëf; verder een paar tekeningen, een paar voorbeelden van nog onvoltooid werk. ‘Om elkaar beter te begrijpen,’ zei ze. Na voorstellen en tegenvoorstellen, nauwkeurig van beide kanten toegelicht, werd de kostprijs geraamd, de totale loonsom vastgesteld, berekend hoeveel er nodig was van de verschillende soorten stof,
| |
| |
afgesproken wanneer het werk gereed zou zijn en welk bedrag zou worden aanbetaald. Ridder Mazzelini leek tevreden. Het is vandaag de dag niet gemakkelijk om mensen te vinden die goed werk leveren tegen een redelijke prijs. Hij voelde dat hij volledig op de zusters van San Giuseppe kon vertrouwen. De benodigde stof zou hij persoonlijk komen brengen, liet hij weten, en wel de volgende ochtend om kwart over acht/half negen, met de bestelwagen die buiten op hem stond te wachten. Met een buiging nam hij afscheid, waarbij hij de hoop en de wens uitsprak dat de concurrentie er ook in de toekomst niet in zou slagen het beter te doen: helaas was dat wel te vrezen, gezien de koopkracht van de lire die een weliswaar lichte maar ononderbroken stijging vertoonde.
Met de firma Buratti in de via Salimbeni, waarmee hij al contact had gehad, en namens de firma met het hoofd afdeling verkoop, administrateur Achille Barbagaio, sprak hij af dat hij de goederen de volgende ochtend om acht uur zou komen halen: al die stof... ‘waarover gisteren is onderhandeld,’ schreeuwde hij in de microfoon, ‘ja, ja... die voor San Giuseppe!’ Hij zou twee keer op en neer gaan met de bestelwagen, drie keer als het moest: dan zou alles 's ochtends kunnen worden afgehandeld, ook de betaling. ‘In contanten, direct bij levering,’ bevestigde hij.
Om tien voor acht, de volgende dag, was iedereen present. Administrateur Barbagaio had de rolluiken van de winkel al laten optrekken; de grote opslagplaats erachter kronkelde zich door het hart van het gebouw, als een zeer uitzonderlijk speleologisch geval: een lange smalle gang met overal planken vol stoffen, spaarzaam verlicht door stoffige lampjes die de onvermijdelijke kortsluiting en de daarop volgende rampzalige brand leken te beloven, schade vijfennegentig miljoen. De balen lagen echter nog niet klaar op de toonbanken, zoals was afgesproken. ‘U heeft me er eenvoudig niet de tijd voor gegeven,’ zei Barbagaio glimlachend, en hij keek op zijn gouden polshorloge, hield het Mazzelini voor. De bedienden begonnen nu pakketten van de planken in de opslagplaats te halen, uit de verste hoekjes, en ze ijverig naar de toonbanken in de winkel te slepen terwijl administrateur Barbagaio op bevelende toon de gegevens oplas van de bestelling die verscheidene velletjes besloeg. De zware balen kwamen uit het magazijn te voorschijn als uit een donkere grot waarin de schat van de patriarch, de despoot van de hele textielhandel, was opgeslagen. Geholpen door de chauffeur laadden de jongens en de al wat oudere Tornaquinci de balen vliegensvlug in de bestelwagen, waar ze ze keurig netjes opstapelden: pakketten met waarde in een brandkast. Ze gooiden hem
| |
| |
vol, zoals expediteurs zeggen (evenals pomphouders). Er moesten echter twee soorten stof worden afgemeten, afgeknipt op de toonbank. Het werd al gauw duidelijk dat een tweede rit noodzakelijk was. Ridder Mazzelini merkte - overigens zeer terecht - op dat hij de betaling zou verrichten zodra de hele bestelling bij de zusters was afgeleverd (en gecontroleerd), middels zichtwissels die hij de vorige dag had aangevraagd en die hij moest afhalen bij de Banca del Lavoro. De banken openden hun loketten wat later dan tegenwoordig: klokslag negen uur. Als de administrateur meende een vertrouwensman met hem mee te moeten sturen naar het instituut... ja, het San Giuseppe Instituut... dan zou de vertrouwensman, zei hij, erop kunnen toezien dat de goederen volgens plan werden afgeleverd. Administrateur Barbagaio hapte direct toe: ‘Ik ga zelf wel mee,’ zei hij met een joviale glimlach en een vrolijke schittering in zijn bijziende ogen achter de dikke brilleglazen, ‘een beetje frisse lucht zal me goed doen.’ En bij zichzelf voegde hij eraan toe: ‘Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn in dit vak.’ Frisse lucht is er zeker bij het San Giuseppe Instituut, zoals bij al dat soort instituten, evenals een mooi uitzicht. Hij was dik en rond, die beste brave administrateur, vooral zijn achterste; niettemin maakten ze plaats voor hem in de cabine, schoven dicht tegen elkaar aan. Ze vertrokken.
Het uitladen bij het instituut verliep vlot. De moederoverste kwam hen tegemoet; op de beleefde vraag van ridder Mazzelini waar de stof moest worden neergelegd wees ze naar een gang en naar een paar kasten waarvan ze de sleutels aan de lekezusters gaf. De lekezusters, drie stevige, roodwitte meiden met als vogelnestjes ineengedraaide vlechten op hun ronde hoofden vol spelden en met geruite jasschorten aan, laadden de stof in een oogwenk uit, waarna de drie heren er vandoor gingen om de volgende lading te halen. In de winkel was het ditmaal ridder Mazzelini die op zijn horloge keek: ‘Half tien geweest.’ Een glimlach. ‘Ik mag hopen dat de heren nu op zijn!’ Hij doelde op de bank. ‘Zou u tien minuten op me willen wachten, administrateur? Intussen kan de tweede lading worden gecontroleerd. De lijst heeft u...’ Hij klopte op de zakken van zijn jasje. ‘Ja, u heeft de doorslag... die heb ik u gegeven. We moeten proberen alles erin te krijgen, dan hoeven we niet nog een keer... Ik ga snel even de wissels ophalen bij de bank. Giovanni, naar de Banca del Lavoro!’ Hij stak zijn hoofd nog naar buiten: ‘Wat hadden we ook weer afgesproken?’ ‘Vier miljoen achthonderdtwintig!’ riep Barbagaio hem na terwijl de bestelwagen al optrok. Ridder Mazzelini knikte een paar maal instem- | |
| |
mend uit het raampje: dat was het juiste bedrag. Het was nog geen kwart voor tien toen de moederoverste van het San Giuseppe Instituut een telefoontje kreeg. Ridder Mazzelini. De ridder wist niet hoe hij zich moest verontschuldigen, hij was helemaal in de war (dat was ook aan zijn stem te horen) maar er was iets tussen gekomen, iets misgegaan. Wegens onenigheid over de betalingsvoorwaarden zag hij zich genoodzaakt de stoffen terug te brengen naar de winkel. Zodra hij uit Padua het aanvullende bedrag
ontving zou hij ze weer naar San Giuseppe brengen. Kwestie van een dag: de tijd om zijn firma te bereiken middels een urgent telefoongesprek en het benodigde geld telegrafisch te laten overmaken; hij had het gesprek al aangevraagd.
Aanvankelijk was de moederoverste geïrriteerd, maar toen de bestelwagen weer op de binnenplaats stond en ridder Mazzelini, hevig ontsteld, haar persoonlijk nogmaals zijn verontschuldigingen aanbood en bijna begon te stotteren, zozeer schaamde hij zich dat hij dit moest doen, gaf ze de meisjes opdracht het materiaal weer uit de kasten te halen en terug te leggen in de auto waar ze het een uur tevoren uit hadden gehaald. Zelf trok ze zich terug: ‘Excuseert u me, ridder, maar ik heb het erg druk: al die complicaties kosten me veel te veel tijd.’ Mazzelini boog, mompelde nog een verontschuldiging. Toen alles was ingeladen startte de bestelwagen en vertrok in de richting van de stad.
Even over elven: ring! ring! Opnieuw telefoon voor de moeder. ‘Alweer!’ verzuchtte de energieke directrice van het San Giuseppe Instituut. Ditmaal was het een zekere administrateur Parpagaio, niet Papegaio! Barbagaio, van de firma Buratti, Bu-ratti ja, via Salimbeni 64, ja, precies, die informeerde naar de bestelwagen van ridder Mazzelini: ‘...de wissels... van de Banca Italiana del Lavoro...’ Door een storing in de lijn leek de stem op die van een smekeling, soms was het net het vage stemgeluid van iemand die levend is begraven. ‘...klaar voor de tweede rit. Ja, Al meer dan een uur!’ ‘Ze zijn om tien uur teruggekomen,’ antwoordde de moederoverste, ‘ze hebben de spullen weer netjes ingeladen en teruggebracht naar de winkel.’ Het antwoord klonk zeker, rustig, technisch onberispelijk; lichtelijk geïrriteerd. ‘Teruggebracht naar de winkel? Waarom in 's hemelsnaam?’ ‘Als er onderweg niets is gebeurd... zouden ze er allang moeten zijn.’ ‘Gebeurd?’ Het onheilspellende voorgevoel dat in Barbagaio opkwam gaf het idee een asgrauwe tint. Hij zag de bestelwagen voor zich, over de kop geslagen bij de vierde bocht, Mazzelini levenloos ‘badend in bloed’, de chauffeur ‘in shocktoestand’. Maar waarom had- | |
| |
den ze de stof in 's hemels naam weer opgehaald bij San Giuseppe, in plaats van naar de bank te gaan voor de wissels? Hij moest onmiddellijk opbellen naar... naar... naar wie? Hij had immers alleen een paar namen? foa... Mazzelini... Padua?... en een brief met briefhoofd... een Paduaans adres, een Paduaans telefoonnummer?... Een hazelnootbruine bestelwagen?... of was het lindegroen?... De kleur van koffie met melk, zou ook kunnen... Hij had het gevoel dat hij alles anders zag dan in werkelijkheid,
alsof hij droomde: de schrik had hem misschien kleurenblind gemaakt. Hij zocht Mazzelini in het telefoonboek: niks niemendal. Hij informeerde bij de Banca del Lavoro, waar hij een negatief antwoord kreeg: ‘Er zijn hier geen zichtwissels aangevraagd door Mazzelini... Die naam is bij ons onbekend...’ Hij belde opnieuw de zusters die hem ditmaal, ook al waren ze zusters, aanraadden naar de hel te lopen: in nette bewoordingen uiteraard. Hij belde de ambulancedienst, de brandweer, de politie... en zijn angst groeide. Bijna huilend smeekte hij nu om inlichtingen bij geërgerde onbekenden die de naam niet verstonden en niets van het hele geval begrepen... Zijn gezellige dikte smolt tot ijskoud zweet, als boter in de pan maar dan andersom.
Het bleek dat er met betrekking tot het wegverkeer en daarmee verband houdende ongevallen die morgen helemaal niets was gebeurd, ongelooflijk maar waar. Zelfs geen doodgewone botsing. Vergeefs wachtte hij tot de spoorloos verdwenen bestelwagen terugkwam om de tweede lading op te halen dan wel de eerste weer uit te laden. Zijn beklag bij de moederoverste, 's middags, haalde niets uit. De resolute, gesluierde bewindvoerster was evenzeer beetgenomen als hij, zij het dat de gevolgen voor haar minder pijnlijk waren. Maar hij had gedacht... dat de cliënt... het San Giuseppe was... ja... het instituut zelf. ‘Hoe heeft u dat kunnen denken, u, een stoffenhandelaar!’ was het venijnige antwoord van de overste. Wist hij dan niet dat het instituut gespecialiseerd was in handwerken?... borduren?... naaien?... De opdracht was van die meneer gekomen... namens de foa... En zoals te doen gebruikelijk zou het materiaal haar worden toevertrouwd... tot het werk klaar was. Zij had het vervolgens weer overgedragen aan degene die het had gebracht, toen die ridder Mazzolini of Mazzelini of hoe hij ook heten mocht het terug was komen halen, wat overigens zijn goed recht was... en ze benadrukte zijn recht. ‘Dat is alles.’
Zelfs de advocaten konden met alle goede wil die hun eigen is niets vinden waarop ze de zusters konden aanspreken. Voor de firma Buratti, via
| |
| |
Salimbeni 64, zat er niets anders op dan de ‘diefstal met bedrog’ waarvan zij het slachtoffer was geworden aan te geven bij de bevoegde instantie. De carabinieri, toch al overbelast, moesten de andere vogel najagen: de spookbestelwagen die was verdwenen over de snelweg van Florence naar de kust, over de Porrettana, over de Cassia, over de Faentina, over de Futa. Zes maanden lang bleven ze zo'n beetje overal naar hem zoeken, op goed geluk, terwijl hij waarschijnlijk binnen achtenenveertig uur in La Spezia in een nieuw jasje was gestoken. Daarna werd het geval naar het archief verwezen. De firma Buratti ging ertoe over het lieve sommetje van twee miljoen vierhonderd lire bij te schrijven op de winst- en verliesrekening. De tegenwaarde van de vermiste balen was onmiskenbaar een verlies: winst was het beslist niet.
Uit: Le bizze del capitano in congedo e altri racconti (1981, geschreven in 1954)
|
|