Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1989 (nrs. 45-48)
(1989)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
Carlo Emilio Gadda
| |
[pagina 50]
| |
laat doen voor duizend verschillende of tegengestelde ideeën, dan speelt men met dubbelzinnigheid, dan brengt men de jonge kinderen liefde voor drogrede en retoriek bij; men bevordert het ontkiemen van tweedehandsliteratuur en niets anders. Met dit beeld is een diepgewortelde, theoretische en ethische ondeugd doorgedrongen in het theoretisch onderzoek. Een vreemde zekerheid, bijna nooit afgezwakt door ook maar enige twijfel of ook maar enige verbijstering, heeft ab initio bezit genomen van bepaalde, ook voortreffelijke, geesten, waardoor zij de deugd met het geluk identificeren, dit is tot daar aan toe, maar, wat erger is, zij neigen ertoe om zonder enige aarzeling vast te stellen dat het geluk het theoretische doel van kennis en handelen vormt en derhalve het centrale idee is van het onderzoek - waaruit het model voortvloeit dat ik waarheid noem - en van de praktijk. Toetssteen voor het ethische oordeel, veld dat het kompas van het praktische oordeel magnetiseert.Ga naar eind2. In werkelijkheid is het handig zo goedkoop een oriënteringspunt te vinden, en misschien is het vanwege de simpele banaliteit van dit idee dat niets anders dan vage en onsamenhangende reminiscenties of psychologische analogieën bevat, dat het zoveel succes heeft gehad. De ervaring van de psychologie, om ons nog even op te houden bij haar waardevolle onderricht (bij haar gegevens), leidt ons naar de gedachte dat er diepe verbanden bestaan tussen het geluk en de plicht, ik zou zeggen tussen het geluk en het zijn. Ik zou zeggen, en verderop zal ik beter zeggen, dat een zijn, een toestand of een handeling, een denkbeeldig volmaakt organisme, denkbeeldig voltooid, een zeer efficiënte en bewuste operator van de werkelijkheid, in dit alles en door dit alles een kern van geluk is. Wat dat betreft leze men ook het 3e theorema van de 23e paragraaf, in het 3e deel. Maar er bestaat psychologisch geluk dat geen betrekking heeft op de plicht, noch op het doel, noch op het duistere streven naar iets beters; maar wèl op de toestand en op het verworvene. Zo bestaat er de plicht die los staat van ieder idee van geluk, omdat hij zich aan ons voordoet als beperking en opoffering, een terugkeer in het niet onderscheidene vergeleken met de glorieuze differentiëring die we ons hadden voorgesteld. Met die plicht voegen wij ons naar de totale onnozelheid van het lotGa naar eind3. of beter gezegd naar het verzoek dat het optimum van de totaliteit aan ons richt.
Voorbeelden van geluk uit mijn psychologische ervaring: Als kind, op een | |
[pagina 51]
| |
winderige en regenachtige dag, vergaarde ik in huis zoveel stokken als ik maar kon vinden, bond ze samen in een bundel achter mijn rug, één met een goede punt nam ik in mijn hand - ik ging op weg door een vochtig en dichtbegroeid weiland zodat ik tot aan mijn knieën nat werd. Door mijn neef gevraagd wat ik toch deed, antwoordde ik: ‘ik ben een alpinist’. Want dat eiland liep steil omhoog in de richting van de weg waar mijn neef stond. Moment van geluk terwijl zwarte wolken en bliksemschichten beloofden mijn heldenmoed te onderstrepen met een enorme plensbui. Als jongen herinner ik me een fietstochtje met mijn broer en met vriendjes, dat ons ieder menselijk verdriet deed vergeten - onder kastanjebomen en bij een afgelegen beek. En bij de eerste sirocco-winden van oktober lieten we langs de hellingen stenen naar beneden rollen die kapot vielen in een waanzinnig mitrailleurvuur. - Toen waren we gelukkig. In de verste aanlegplaatsen van het geheugen bevinden zich een paar serene momenten van ontwaken in mijn kinderjaren: één in Ligurië, in de stralende zon, in mama's bed, met een witte houten boot. In het soldatenleven het plotse geknetter van de geweerschoten, in de ravijnen en de bergen. En het onverwachte losbarsten van het vuur, in de stank van uitwerpselen en dode muilezels en de smerigheid van de loopgraaf.
Het idee van de plicht viel hier buiten. - Geluk of intense vreugde is de gewaarwording van een mogelijke vervulling van de levensfunctie, van de taak: maar het is niet de inhoud van die taak. De gelukzaligheid is dus een toestand van het gevoel die ons aangeeft in welke mate wij onze denkbeeldige functie zullen kunnen vervullen: en die geeft de verhoudingen aan tussen de taak zoals die zich in theoretische vorm aan ons voordoet (als ens rationis) en de taak wanneer deze een historisch verwezenlijkte vorm zal hebben. Maar het is in geen geval de inhoud van deze taak. Het is zeker dat de ‘graad van vervulling’ de mogelijke positie van verdere taken van ons of van anderen en hun vervulling begunstigt. Kortom, onze goede handelingen zullen dus de vroedvrouwen zijn van de toekomstige gedragingen: en door veel goede zaken opeen te hopen zal men een groot goed te verdelen hebben. Maar het is absurd te denken dat het toekomstig goed kenbaar is, of dat het rechtstreeks een normatieve inhoud voor onze handelingen kan vormenGa naar eind4., of ze hoe dan ook kan bepalen. Dat zou hetzelfde zijn als beweren dat een kleermaker voor een pasgeborene een | |
[pagina 52]
| |
kostuum kan maken voor wanneer deze volwassen zal zijn. Hij kan het: maar bij gissing. Geluk of euforie is een graadmeter van de verhouding-graad van vervulling. Men zou zeggen dat de kern van de betrekkingen die een systeem vormen (een monade) voelt wat zijn vrijheidsgraad is, dat wil zeggen de verhouding tussen de gedachte en het lot. Aldus ontkiemen in ons de concepten: van macht of onmacht, vrijheid, etc. Maar de vrijheid is illusie (zij is een vooruitzien van het werkelijke doen).Ga naar eind5. Onevenwichtigheid van de gedachte ten opzichte van het lot. - In het menselijk leven: jeugd: gevoel van brede mogelijkheden. Volwassene: het terrein is vastgesteld, beperkt, de fantastische illusie is geleidelijk aan uitgewist, over blijft de zekerheid, de ‘rugueuse réalité à éteindre’. Het kan zijn dat een bijzondere collectieve psychologische toestand eigen aan bepaalde tijdperken van de Griekse geschiedenis dit thema heeft gesuggereerd aan het Griekse denken: bij Christus en bij de Joden is er al meer somberheid: ‘crescite et multiplicamini’, ‘sinite parvulos venire ad me’; hoewel het een kreet van leven is, is het geen kreet van geluk: er klinkt meer een constatering dan een verlangen in door. De gekwelde geschiedenis der mensen zou voldoende zijn om aan te tonen dat in algemeen theoretische zin dit beeld van het geluk absoluut fictief is. Nadat de grenzen van een gelukzalige fysiologisch-psychologische beperktheid (onwetende en gezonde jongeman die, na gezwommen te hebben, zich in de zon warmt) zijn overschreden, een nietigheid die de onjuiste inbeelding van een oneindige wereld aan de andere kant van de taak toelaatGa naar eind6., kennen wij, ik bedoel de gelukkigsten onder ons, in het leven slechts gedeeltelijke vreugdes en voldoeningen, geluk nooit. Het geluk is vergetelheid, te wijten aan de intensiteit waarmee de taak ons bindt. In dit opzicht berust het volgende gezegde van de grote Zedenmeester op waarheid: ‘Beatitudo mea non est de hoc mundo’. Waarom derhalve aandringen op dit barokke concept: het geluk van de Italianen b.v., wat zal dat zijn? Het is volledig toevertrouwd aan de taak, aan de handeling, aan het worden: zo ook in de families, de dag van morgen: de liefde is een worden: men zou niet eeuwig een vrouw kunnen kussen zonder vermoeid te raken: men kust, en vervolgens gaat men verder. Kinderen, nakomelingschap, toekomst. Het statische concept van geluk is in strijd met alle uitingen van het leven, individuele en collectieve, fysiologische, psychologische, morele, etc. - Het is alleen een aanwijzing voor de mate waarin de taak is vervuld, het kan geen doel zijn, maar het is een | |
[pagina 53]
| |
harmonisatie van onze handelingen en gedachten.
In centrales voor opwekking van electrische energie staan veel mechanische apparaten geïnstalleerd: de turbine vertrouwt de mechanische energie toe aan de wisselstroomgenerator, en juist zoveel als nodig is om te beantwoorden aan de eisen die hem bereiken, krachtige remGa naar eind7., van het gehele net. De verbinding turbine-wisselstroomgenerator is zodoende de uitvoerder van een systeem van betrekkingen tussen de hydraulische energie van het neervallende water en de oneindige vraag van veraf opererende machines. Maar in de centrale zijn talrijke andere mechanismen ingebouwd die bedoeld zijn om aan degenen die de centrale besturen de mogelijkheid van bediening te geven: dat zijn de meetinstrumenten, de knoppen en de automatische regulatieapparatuur. Dit complexe systeem machinesmensen is eigenlijk de echte uitvoerder van bovengenoemde betrekkingen: en men zou er ogenschijnlijk externe termen aan toe kunnen voegen, draden, motoren, aangedreven machines. Laten we het systeem in eerste instantie tot de centrale beperken. Het geluk van het totale systeem wordt praktisch gezien vertegenwoordigd door zijn goede functioneren: er mogen geen oververhitte delen zijn, noch delen die zo snel bewegen dat er al te grote mechanische eisen aan gesteld worden: te wijten aan centrifugerende krachten, pulserende krachten (wielen), of krachten betreffende de gravitatie (balken, zuilen). De regulatie-instrumenten zorgen er reeds voor dat de zijsprongen en de steigerende bewegingen die zich kunnen voordoen in de ‘geschiedenis’ van het systeem, dat wil zeggen in de tijd dat het functioneert, beteugeld worden: maar een menselijke geest waakt erover, de Machinist, en het geluk of de euforie van het systeem doen zich aan deze geest voor in de hoedanigheid van ‘juiste indicaties van de meetinstrumenten’. Als de indicaties van de wijzers onredelijk zijn bespeurt de besturende geest dat het systeem ongelukkig is. Hieruit komt duidelijk naar voren hoe men het geluk met het doel heeft kunnen verwisselen. Maar het geluk is het doel niet. Het is ‘de goede vervulling’, ‘de goede indicatie van de wijzers van de meetinstrumenten’. Het doel van het onderzochte systeem is niet de goede werking, maar wel energievoorziening aan de gebruikers. Zeker, voor de energievoorziening moet het, vanzelfsprekend, goed functioneren, want anders zou het kapotgaan en zou het geen energie meer leveren.
Uit: Meditazione milanese (1935) |
|