Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1988 (nrs. 41-44)(1988)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 149] [p. 149] Pierre Reverdy Tien gedichten De onbekende ogen Wachtend In de stoel waarop ik zit Snachts De hemel daalt Aan wie ik allemaal denk Ik zou in de eerste dagen Van mijn jeugd Willen zijn En terugkomen Verdwijnen aan de andere kant Om weer te vertrekken De regen valt Het raam traant Je blijft alleen De uren sterven De heftige wind voert alles mee De ogen spreken Zonder elkaar te kennen En het is iemand die je nooit hebt gezien Op één keer in je leven na Alle oevers De volle witte ruimte stut de hemel die helt Het water trilt bij het minste geluid De vogel op de weg De kooi in de kamer [pagina 150] [p. 150] En de hand die schrijft Achter het gordijn Een gezicht En de schaduw van een wolk Midden op het land Het veld strekt zich uit tot de grens van de bomen De oversteek En de rivier Waar het verloopt Het ongrijpbare Tegenover de lucht Het plein van het Noorden En de beste zaak Even later Zoek je wat beklijft En de beste weg achterom De stad loopt op In een boog En het water strekt zich uit De vijver licht op in de kring In de hemel is een gat En de hele nacht Bedekt het oog Het licht dring door Van dak tot dak spreidt zich de open plek En de stem blijft hangen Zo laat is het Zulk weer is het En op dezelfde plaats Alles dat mijn armen zouden willen grijpen Of tenminste mijn hoofd En dat wegvliegt met de wind [pagina 151] [p. 151] Binnen Een vonk in de kom van de handen Lachsalvo's bij het verschoten scherm En tegen de lijst Het doffe geluid van het nog volle glas De schaduw komt als windvlaag binnen De deuren verdwijnen En de verscheurde hemel rekt zich op het kleed Witte gordijnen ontrold Zwarte haren ontbonden Immers de kamer is leeg En het uur is voorbij De woorden die je wisselt Een lijn verspert de weg Je zou door willen lopen De schaduw die me volgt is net blijven staan De muur draait Er is misschien iemand Ik ben kalmer dan de hemel Geen geluid raakt me Alleen Midden op de weg Het landschap lijkt op niets Niet één herinnering Ik begin De rivier zet naast mij in Wij vertrokken gedrieën Mijn schaduw en ik En jij daarachter [pagina 152] [p. 152] Nu is er teveel licht De dag En voor mij uit Iemand die ik niet ken - Loopt langs in het veld - Een vogel zingt De eenzaamheid is als de dood Een nieuwe wereld slaapt in Het land waar de maan schijnt De witte vlag Een doek wappert in de hemel Die je niet ziet De daken Onder de rook lager dan de wolken De zonen komen aan het andere eind naar buiten Omlaag Hun hoofden opgeheven Hun ogen uitgehold Niets passeert De gezichten trekken grimassen Aan het laatste raam Het mooiste Tegen vuile achtergrond Rolt een vrouw haar haren los Op haar blote armen Er zijn nog een paar mensen Op straat [pagina 153] [p. 153] Zwarte boot Op dezelfde boot Zijn het de ogen die zwemmen En de verbrande einder gaat voorlangs De zee is hoger De vissen De vogels Tussen de hemel en het water Deze tweeling zeeën De gedachte die waakt Op het zorgelijke voorhoofd Een hand in de lucht houdt linten vast Een harde schreeuw stijgt op En de verloren vlag ontdoet zich van de wind De deur gaat dicht Het is slecht weer Onder de gehurkte brug sluipt de storm De zeilen van het schip De vleugels van een beest Een aanwezigheid Als er niets gebeurt op de weg daarheen Als wij ter plekke blijven Kijkend achter Wat er is Als de aarde lager is Zal je niet meer terug kunnen komen De weg vervaagt De wind die waait boven je stappen Neemt hun sporen op Het licht schittert bij terugkeer Achter de takken van de dag Het zijn de ogen van wie kijkt [pagina 154] [p. 154] Maar niets Een zelfde vlak sluit de hoek Waar de vrije lucht zich uitstrekt Rondom ontglipt het touw En het water stijgt De regen daalt Een man valt van vermoeidheid Het is hij die zijn hand reikt Je springt over de muur van de tuin De hemel is lager De schemer valt De weg loopt En de wind gaat liggen Je zou kunnen denken dat er iets is gebeurd Maar niets [pagina 155] [p. 155] Altijd eender Zal het daar zijn als altijd Vanavond De weg loopt door het bos Je gaat verder Het dek van de bomen golft Je bent bang voor die schaduw En al wat zich verbergt aan de rand van de greppels Aan de hemel opent zich zojuist een oog Een ander licht verbleekt In de kamer zonder lamp probeer je te slapen Eén venster houdt de nacht Het schijnsel dat je volgt trilt Wat is zijn silhouet groot De wind schroeft de sterren los Je hoort hoe iemand zich beklaagt Achter de struik waar ze net zijn gedoofd Nu is de menigte verdwenen En laat niets achter dan stof De laatsten gingen niet weg En ik ben achter gebleven Hij is er Je hoort niets omdat hij niet beweegt De anderen komen lachend voorbij Maar hij knielt en huilt Je was vergeten dat hij dood was Vorige Volgende