Lawntennis
Dit is het jaargetijde waarin de grastennisbanen van Engeland op hun best zijn, zijdezacht, nog niet afgetrapt, van water voorzien door zachte namiddagregens.
Degene die na een half leven van tennis spelen op min of meer harde banen, van asfalt, beton, hout en tegels tenslotte op een grasbaan staat, heeft het gevoel nu pas te begrijpen hoe het spel eigenlijk bedoeld is. Het is alsof men heel lang een melodie staccato gespeeld heeft en plotseling een oudere uitgave ontdekt van hetzelfde notenschrift dat in plaats van staccato legato voorschrijft.
Het spel op het gras wordt zacht, ritmisch, geraffineerd, de speciale geur van het gras trekt in de slagen en verleent hun een speciaal karakter. Hoeveel heeft de harde onderlaag tot de verarming van het tennis bijgedragen, het spel fantasielozer gemaakt dan het aan het slot van de negentiende eeuw was?
En bezit het gras altijd deze eigenschap?
Zou het gras de verklaring zijn voor het feit waarom voetbal een vindingrijke en artistieke sport is, terwijl ijshockey op zijn stomme, koude onderlaag langzaam maar zeker verandert in een systeem van steriele krachtparallellogrammen?