één manier voor en dat is om het te doen. Wil je zeggen “ik houd niet van je”, dan is daar ook maar één manier voor, en die bestaat in het vermijden het te doen. Als je dat kunt.
In een wereld waar het symbool steeds samenvalt met het ding en waarin het nooit vervangen kan worden door wat belachelijke geluidjes of een kunstige serie van kleine tekens op een stuk papier, tekens die strikt genomen niets met andere dingen te maken hebben, behalve binnen onze broze en toevallige sociale conventies, vallen waarheid en zinvolheid, leugens en nonsens natuurlijk samen.
Het enige surrogaat voor de leugen in een dergelijke wereld bestaat uiteraard in het zo onduidelijk spreken, zo zonder samenhang, dat je je niet verstaanbaar kan maken.
Normale conversatie, gebabbel, bestaat er op deze planeet in dat de bewoners uit meegebrachte leren zakken rijen hele kleine voorwerpen te voorschijn halen: glazen knikkers, kleine stenen van verschillende kleur, mooi gepolijste houten stokjes, en ze opgewekt met elkaar uitwisselen.
De prijs van de waarheid is hoog.
Van alle werkelijk hoog ontwikkelde beschavingen binnen de gebieden van de oude centrale zonnestelsels in het centrum van de Melkweg is er niet één die zo geïsoleerd leeft als deze.
Astronomie is er natuurlijk ondenkbaar. Men spreekt niet over sterrenstelsels wanneer men gedwongen is ze te verplaatsen om ze te kunnen benoemen. Het begrip “planeet” op zich is natuurlijk volstrekt ondenkbaar.
Deze wezens leven op een roodachtige vlakte, omzoomd door hoge bergen.
Voor de vlakte zelf, die theoretisch hetzelfde is als “de wereld”, hebben zij vanzelfsprekend geen begrippen.’
Terwijl ik die bladzijden aan het vertalen was moest ik denken aan de intrede van de leugen in mijn leven. Ik denk dat ik ongeveer zes jaar was toen mijn vader een 1 Aprilgrap met mij uithaalde. Aan het ontbijt vertelde hij dat de bakkerij op de Hoofdweg in brand stond. Een heleboel brandweerwagens. Ik was in die tijd dol op brandweerwagens en dus trok ik mijn jasje aan en holde naar de Hoofdweg.