| |
| |
| |
György Petri
Zeven gedichten
Vertaling: Wim Swaan en László Császár
Over de poëzie
Wanneer omstandigheden en gedachten
duidelijk naar elkaar verwijzen,
op het andere terug te voeren is:
van gevolgtrekkingen, noch van noodzakelijkheden,
maar zoals bij bomen en hun wortels
dan heeft de poëzie haar doel bereikt.
| |
| |
| |
SF - liefde
We hebben het toch al zo druk.
De liefde is per slot van rekening een neoplatonische
verworvenheid: ik zit eraan te denken, hoe het zou zijn als we
een dergelijke richting eens verder zouden proberen
af te tasten, gebruik makend van de meta-
psychische en parafysische kennis die we hebben.
We zouden bijvoorbeeld kunnen afspreken
dat jij je mij om precies half één voorstelt
op het Mechwart-plein, en dat ik me jou
op dezelfde plaats voorstel (of liever gezegd
een beetje ernaast, vanzelfsprekend)
maar in elk geval op dezelfde bank.
Twee ideale objecten die zitten te zonnen
op het Mechwart-plein! Maar op welk
Mechwart-plein eigenlijk? Het ideale Mechwart-plein?
Mijn hersens raspen als botte scheermesjes
langs de opkomende inconsistenties.
Alleen al die ene vraag, of jij en ik
überhaupt voorstelbaar zijn. Of zijn alleen
twee dergelijke voorstelbaar?
Maar als we kletsen of vrijen:
| |
| |
dan ben jij niettemin alleen maar
de omlijning van mijn functionele dispositie -
ofwel een grens waar je altijd achter blijft,
als de veronderstelde oorzaak
van verschuivingen erin, ik net zo
- en ook met het Mechwart-plein is dat het geval!
Taal heeft immers iets misleidends:
‘We stellen ons elkaar voor op het Mechwart-plein.’ De locativus
verwijst naar een reële ruimtelijke functie,
terwijl het fictieve karakter
uitsluitend op ons betrekking lijkt te hebben.
Maar als we eens de complementaire
formulering toepassen: ‘Wederzijds stellen we ons
het Mechwart-plein om ons heen voor’
- dan wordt meteen duidelijk wat de betrekkelijkheid is.
Als dus twee ideale objecten zitten te zonnen,
dan gebeurt dat op een ideaal Mechwart-plein
- doch alleen op grond van formele overwegingen,
want er is geen enkel verschil te ontdekken
met een ontmoeting van empirische existenties
op het werkelijk bestaande Mechwart-plein. Behalve dan
(en dat heb ik bewust voor het einde bewaard,
omdat het een verrassing moest blijven) dat er aan het ideale
| |
| |
half één nooit een einde komt. Verder is het duidelijk
dat twee ideale minnaars elkaar niet
in de reële tijd kunnen ontmoeten
op een ideaal openbaar plein.
Een dergelijke liefde moet dus wel eeuwig duren.
| |
| |
| |
Ons uitgeknepen belachelijke leven en
ons aan schande grenzende leven en
het De Profundis vanuit de diepte van een plas en
het omkantelen van vriendschappen en
de woorden om te verraden altijd onbeschaamd klaar en
het niemandsland tussen ongeloof en begrip en
de avonden tussen een volle fles en een lege fles
als dit alles met geen mogelijkheid bekort kan worden
als onze eigen hand te lafhartig is voor zo'n ontsnapping
als we van gaslucht braakneigingen krijgen
als het zelfingenomen verlangen naar een antieke badkuip
geraffineerde voorspiegelingen
herinnering nabijheid van een vertrouwd lichaam
misschien onverbloemde nieuwsgierigheid
van de geest het hardnekkig
opnieuw en opnieuw de vertwijfeling corrumpeert
als de onstandvastige verwevenheid
met slapen ontwaken kloppen van het hart
als het doordeweekse geduld wederom
| |
| |
de tragische vastberadenheid verzwakt
wat bij verdere cultivering alledaags
gevoel onbegrijpelijk maakt
wat woede en goedpraten in zich verenigt
een mengeling is van terugdeinzen en plotseling in beweging komen
waarin de dag de week erna tot as vergaat
als boven ons gezichtsveld we noemen het wereld
het vuuroordeel geen witte vlam vat
dan naar achteren telkens één stap
maar nooit het zelfbedrieglijke terugglijden
en stilzwijgend instemmen
van machteloosheid en berusting
en laten zij maar bedenken
wat ze met ons kunnen doen
| |
| |
| |
Ik leg mijn moeder uit
Ik leg mijn moeder uit dat ze niet
op zo'n manier moet praten, dat ze zich voor niets
heeft uitgesloofd, ik heb per slot al wat sporen
achtergelaten op de wereld, zeg ik,
net als de snuisterijen in de glazenkast,
als je me optilt, ligt er geen stof onder.
Maar je maag, jongen, zegt ze,
denk toch om je maag. Ze is een voedsel-
technicus, als alle moeders. Mijn maag en haar
| |
| |
| |
Momentopname
Toen je met je zeurderige stem zei:
‘Het was veel beter geweest als je dood was gegaan’,
vergat ik het uit te schateren, langdurig,
tot ik er een bloedneus van zou krijgen.
Ik keek maar naar mijn eigen gezicht in je brilleglazen,
daar in dat café, naar je perzikzachte neus,
en je mond vol koffievlekken.
Op het herfstige terras zit ik te glimlachen
te midden van kastanjeroest en autobandenstank.
Ik had moeten antwoorden:
‘Waarom heb je dat dan niet gezegd?’
| |
| |
| |
Bij de dood van magdi matolay
Dat ik er niet was, had niet met ‘bedenkingen’ of zo te maken, Magdi:
objectieve, ook voor het klasseboek aanvaardbare oorzaken
deden me verhinderen: opnamen - tenminste als de zon voor twaalven
was gaan schijnen, en vierhonderd forint is aan deze zijde nog altijd vierhonderd forint:
twintig keer een gezondmakertje, een stifttand, een fooi om brandstof in huis te krijgen
of een beloftevolle investering zonder duidelijk doel vooraf.
Je was mooi de afgelopen zomer. Ook al zeurde je aan één stuk door.
En ook al was je hoektand afgebroken. Vertel eens, wat voor wereld
had jou geschikt geleken? Mannen van crêpe-papier?
Gevangenisachtiger omstandigheden? Een zwembad in Florida?
Een burgerlijk huwelijk (opofferingsgezindheid inbegrepen) in het achtste district?
Of nog een laatste coloratuur-zwerftocht?
Naar een kind vooroverbuigen? Een nonnenkap? (Een met rotswanden bemost blikveld?)
Deze wereld, waaruit jij je wilde terugtrekken,
blijft zijn lichamelijk-geestelijke oefeningen verrichten (die meestal
net een gecombineerd godsdienst-gymnastiek-maatschappijleer-uur zijn).
We hielden van je (geloof ik), maar zochten je gezelschap zelden op,
het was en bleef te veel (of juist genoeg), het leed
waarmee maar werd doorgelopen op krakende vloeren en in kunststenen keukens.
Wij gebruiken het raam liever alleen om naar buiten te kijken,
zodat we in gedachten ook een beetje op straat kunnen zijn,
als we met ons lichaam geen gebruik hoeven te maken
| |
| |
| |
Het orkest is nog aan het stemmen
Alles - zeggen we zo tegen onszelf -
zal hierna nog komen. Maar
Vlak voor mijn verdwijnen:
kramp in de tussenhersenen,
in een rondwervelende zandtrechter,
Laten we maar geen plannen meer maken.
op de toetsen van de wind:
|
|