Esselien 't Hart
Over Tadeusz Konwicki
In het najaar van 1973 maakte de Poolse schrijver Tadeusz Konwicki in opdracht van het weekblad Literatura een rondreis van enkele weken door de Verenigde Staten. Zijn indrukken en ervaringen legde hij vast in drie reportages, die eind 1973 in het weekblad verschenen.
Tot dan toe had Konwicki zich als roman- en scenarioschrijver strikt gehouden aan plot en fabel. In deze reisverslagen laat hij voor het eerst sinds lange jaren die romanconventie varen en noteert zijn belevenissen en zijn persoonlijke visie in een losse structuur.
Misschien kwam het verzoek om deze reportages in 1973 voor Konwicki wel op een gunstig moment. In 1963 had hij zijn reputatie voorgoed gevestigd met Modern droomboek, zijn grote roman over het morele dilemma waarin de Polen door de traumatische oorlogservaringen en de politieke koerswisselingen van de naoorlogse Volksrepubliek verkeerden. Het was hem niet gelukt in de vier romans die hij sedert die tijd had geschreven, de intensiteit, de evocatieve zeggingskracht en... het succes van Modern droomboek te evenaren. Geen wonder dat hij, zoals hij zelf ronduit bekent, voorlopig even genoeg had van de romanvorm. Hij grijpt met een zekere opluchting de kans aan om in deze reportages zijn denkbeelden en (voor)oordelen nu eens à titre personnel op de lezer los te laten. Die vrijheid moet hem goed bevallen zijn, want in januari 1974 begint hij een soort dagboeknotities te maken. Die zullen uiteindelijk uitmonden in een boek dat in 1976 onder de titel Kalendarz i klepsydra (De kalender en de zandloper) bij zijn vaste uitgeverij Czytelnik in Warschau verschijnt. Het zou voorlopig het laatste boek van hem zijn dat in Polen in het officiële circuit verschijnt.
Hij herhaalt datzelfde procédé in het in Londen verschenen Maansopgangen en maansondergangen (1982), dat naast een bonte verzameling herinneringen, anekdotes en beschouwingen een lang fragment van een niet eerder gepubliceerd jeugdwerk bevat. Maar ook in de drie romans over de actuele gebeurtenissen in Polen, die in die periode in Londen verschijnen en die uiteindelijk zijn naam in het westen bredere bekendheid zullen geven, is Konwicki als auteur duidelijk aanwezig. In Het Poolse complex (1977), De kleine apocalyps (1979) en Onderaardse rivier, ondergrondse vogels (1985) richt Konwicki zich in talrijke digressies en commentaren direct tot de lezer. Blijkbaar laat hij dat eens verworven privilege niet graag meer los.
Het boek waarmee hij na tien jaar afwezigheid terugkeert in de Poolse openbaarheid is weer een bundel kor-