rig was hij. Waar hij vandaan kwam, waar hij heenging, wat de obstakels waren, dat leerde hij uit de verhalen. Zo cirkelde de wijsheid van alle vroegere jaren als een reklamevliegtuigje boven de dorpsdaken.
Maar het echte lezen begon pas ruim vijfhonderd jaar geleden, tenminste: bij ons; en tenminste: het lezen op grotere schaal. Gutenberg of Coster, Mainz of Haarlem, hoe het zij, daar had je dan de bijbel van Deus Aes, de Volksboeken van Uilenspiegel en Van den Vos Reinaerde, de wonderreis van Sint Brandaen.
De mensheid wilde geamuseerd en gesticht worden, en ze las.
Waarom, daarom. De wijsheid daalde af uit de hemel en werd een boek. Het gloeiende glas-in-lood werd een houtsnede. De zon had de vertellingen in de ramen van de godshuizen doorstraald en ze gloed en kleur gegeven; nu werd het oog zon, de ruit boek.
*
Het staat wel vast dat de mens in de lang lang vervlogen dagen de hemel en de aarde las zoals een havik het veld en een vos de hazeprent. Als een doktersrecept. Takkenspel, de vogelvlucht, vloeibaar lood op de grond of in water uitgegoten, paardebeenderen, gesprengd bloed, sterrenconfiguraties, kortom het toevallige dat toch niet toevallig was - niemand heeft ooit echt in het toeval willen geloven, totdat het niet anders meer kon - legde aan de toeschouwer uit of hij lang of kort zou leven, of er al dan niet een verlosser op de aarde verscheen, of de oorlog gewonnen zou worden of verloren, of geluk of ongeluk was weggelegd.
Opperste waarheid verkondigden de tekens van de grond en de lucht en alles wat daarop en daarin vloog, rende en flonkerde, stond stil als een boom of lag stil als een bot.
Hoe zal het aflopen? Als je maar goed las in de tekens dan wist je dat. De tekens hadden zich weliswaar nog niet samengevoegd tot de zolders, de kelders en de woon-, slaap- en voorraadkamers van de taal, maar ze voorspelden al wel.