| |
| |
| |
Jacques Rigaut
De Spiegel
Fragmenten
Vertaling: Everdien van der Loo
1. Een gevangenis. Bekijk Uzelf.
2. Spiegels zijn er om ieder aan zijn identiteit te herinneren. Ieder geeft die gevangenis een eigen naam en ieder slaagt er op zijn eigen manier in te ontsnappen - voor zijn eigen gemak. - De meest authentieke gevangenis.
3. ‘Ik lijd het meest wanneer ik mijn eigen naam hoor of wanneer ik mijzelf in de spiegel zie.’ J.-M. Fr., Saint-Mandé.
4. Onvoorzichtigheid: de man die geeuwt terwijl hij voor de spiegel staat. Wie van beiden zal er genoeg van krijgen te geeuwen?
Wie heeft het eerst gegeeuwd?
Mijn geeuw, die zich van kaak tot kaak uitstrekt, glijdt tot aan de mooie Amerikaanse.
Een neger heeft honger } ík gegeeuwd.
Een meisje verveelt zich } ík gegeeuwd.
5. Iedere spiegel draagt mijn naam.
6. Mijn geheim: ik ben aan de andere kant van de spiegel. Op 20 juli 1924, in het huis van Cecil Stewart in Oyster Bay, heb ik die verrassende daad verricht - er zijn getuigen - ik ben op de spiegel afgelopen en met naar voren gebogen hoofd ben ik er doorheen gestapt. Het was een simpele en magische verrichting - een lichte snee in het voorhoofd, een nauwelijks zichtbare en onvermijdelijke verwonding. Sindsdien draagt niet elke spiegel meer, zoals vroeger, mijn naam, maar geef ík vanaf de andere kant antwoord, geef ík U aanwijzingen, bepaal ík hoe U eruit ziet. Ik ben nog minder dan een punt wanneer ik mij zo geheel op mijn gemak en onbevangen voor U bevind, ik volg
| |
| |
U en ik ben U; U kunt het maar moeilijk geloven en U wilt snel een grijns trekken, dáárom vindt men mij waarschijnlijk niet natuurlijk.
7. En nu,
spiegels,
weerspiegelt!
| |
Recapitulatie (niet gepubliceerd)
Clamacor was gestorven doordat hij zijn navel had willen uitrukken. Festaloir had zich, in zijn verlangen om in het lijkenhuis terecht te komen, van de Vert-Galant in de Seine laten glijden. Spil de Mousse had op de Boulevard des Capucines, voor de ogen van een slecht geschoren matroos, zijn tong ingeslikt. Orlacienne was opgehangen in zijn trappenhuis aangetroffen. Van het hoofd van Pitaphe, die gek was op de wat degelijker blaffers, was niets overgebleven; dat had zijn beste vriend, de smeris Lacloche, de opmerking ontlokt: ‘We hebben wel vaak een doekje nodig.’ Jean Lalaque, Casimir Crouton, Sébastien Lepage en Paul Vaillant-Lecouturier hadden voor de revolver gekozen.
Een dwarreling met feestelijke accenten die door de doffe schijf zichtbaar wordt. Toen riep Palentête uit:
- Die revolver waarmee ik me niet heb gedood. En hij voegde eraan toe: sinds het twaalf uur is!
| |
‘Ik zal ernstig zijn...’
Ik zal zo ernstig zijn als het plezier... De mensen weten niet wat ze zeggen. Er is geen enkele reden om te leven, maar er is evenmin een reden om te sterven. De enige manier die ons rest om van onze verachting voor het leven blijk te geven, is het leven te aanvaarden. Het leven is niet waard dat men zijn best doet om het te verlaten. Men kan uit naastenliefde sommigen voor het leven vrijwaren, maar kan men het zichzelf besparen? Wanhoop, onverschilligheid, verraad, trouw, eenzaamheid, gezinsleven, vrijheid, traagheid, geld, armoede, liefde, liefdeloosheid, syfilis, gezondheid, slaap, slapeloosheid, begeerte, hulpeloosheid, alledaagsheid, kunst, fatsoen, schande, middelmatigheid,
| |
| |
intelligentie, het is allemaal niets waard. Wij weten veel te goed wat al die zaken inhouden om er acht op te slaan; ze zijn maar nauwelijks geschikt om een paar van die oninteressante voorbeelden van zelfmoord ingang te doen vinden. (Er bestaat natuurlijk wel lichamelijk lijden. Met míj gaat het goed: jammer voor degenen die last van hun lever hebben. Ik ben helemaal niet zo gek op slachtoffers, maar ik neem het mensen niet kwalijk wanneer ze zeggen niet tegen kanker opgewassen te zijn.) En verder is het zo dat wij verlost kunnen worden en dat elk lijden ons bespaard kan blijven door de revolver, waarmee we ons vanavond van kant kunnen maken als we daar zin in hebben. Teleurstelling en wanhoop zijn trouwens altijd alleen maar nieuwe redenen om aan het leven te blijven hechten. Zelfmoord is zo simpel: ik denk er voortdurend aan; het is té simpel: ik heb me nog niet gedood. Eén ding blijft jammer: men zou niet willen vertrekken alvorens zijn goede naam op het spel te hebben gezet; men zou bij het verlaten van het leven de Notre-Dame, de liefde of de Republiek willen meesleuren.
Zelfmoord moet een roeping zijn. Het bloed dat onophoudelijk door het lichaam wordt gepompt, verlangt een rechtvaardiging van die situatie. De vingers willen alleen nog maar de holte van de hand voelen. De niet aflatende bedrijvigheid keert zich tegen degene die haar ontplooit, als de ongelukkige zo dom is geweest zich niet een doel te stellen. Verlangens zonder beelden. Onmogelijke verlangens. Hier loopt de scheidslijn tussen lijden dat benoemd en aangeduid kan worden en dat andere lijden, dat geen naam heeft en als vanzelf plaatsgrijpt. Het is voor de geest een soort puberteit zoals die in romans wordt beschreven (want ik ben natuurlijk op een zo jonge leeftijd al bedorven dat ik geen crisis heb doorgemaakt in de tijd waarin voor het eerst de buik van zich doet spreken), maar die komt men op een andere wijze dan door zelfmoord te boven.
Er zijn niet zoveel dingen die ik ernstig heb opgevat: als kind stak ik mijn tong uit naar de oudjes die op straat mijn moeder aanklampten om haar een aalmoes te vragen en ik kneep stiekem hun kinderen die huilden van kou; toen mijn goede vader op sterven lag en mij bij zich riep om me zijn laatste wensen toe te vertrouwen, greep ik de dienstmeid en zong: ‘Weg met je ouders, - Je zult eens zien hoe we vrijen...’ Ik geloof dat ik geen gelegenheid voorbij heb laten gaan om het vertrouwen van een vriend te beschamen. Er schuilt echter nauwelijks enige verdienste in het belachelijk maken van goedheid en naastenliefde
| |
| |
en het is altijd het leukste om mensen zo maar, voor de lol, hun privé-leventje te ontnemen. Kinderen zijn op dit punt zeer gewiekst en hun grootste gein bestaat erin paniek te zaaien in een krioelende mensenmassa of twee vliegen, die ze op ontucht betrappen, te pletten. In de oorlog heb ik bij een schuilplaats een granaat naar binnen gegooid, terwijl twee maten zich daar gereed maakten om met verlof te gaan. Wat heb ik gelachen toen ik mijn liefje een van mijn Amerikaanse vuistslagen verkocht, terwijl ze op een liefkozing rekende, en zag hoe haar gezicht van ontzetting vertrok en hoe ze een paar passen verder in elkaar zakte; en wat een fantastisch gezicht, die mensen die vochten om uit het Gaumont-Palace te komen, nadat ik het in brand had gezet! Vanavond hoeft U nergens bang voor te zijn, het is mijn bedoeling ernstig te zijn. Er is van dit verhaal uiteraard geen woord waar en ik ben het zoetste jongetje van Parijs, maar ik heb zo vaak genoten van alleen al de gedachte dat ik zulke achtenswaardige heldendaden had verricht of nog ging verrichten, dat het evenmin als leugen opgevat hoeft te worden. Toch heb ik met heel wat dingen de spot gedreven! Met één ding is me dat echter niet gelukt: het plezier. U begrijpt dat ik me niet tot een zo pijnlijke confidentie zou laten verleiden als ik nog enige schaamte of eigenliefde voelde. Ik zal U nog wel eens uitleggen waarom ik nooit lieg: men hoeft voor zijn huisbedienden niets verborgen te houden. Laten we liever terugkeren tot het plezier, dat het op zich neemt U te vergezellen en mee te voeren, met een paar muzieknoten, de gedachte aan het lichaam en nog vele andere dingen. Zolang ik niet in staat ben de verleiding van het plezier te weerstaan, zal ik gevoelig blijven voor de roes die door de zelfmoord wordt teweeggebracht, daarvan ben ik me zeer wel bewust.
De eerste keer dat ik mij van het leven beroofde, was om mijn minnares een hak te zetten. Dat deugdzame schepsel weigerde plotsklaps met mij naar bed te gaan, omdat ze zich niet schuldig wilde voelen tegenover haar minnaar-baas. Ik weet niet goed of ik van haar hield, ik vermoed dat ik, door de twee weken die ik zonder haar had doorgebracht, al lang niet meer zo veel behoefte aan haar had: door haar weigering raakte ik buiten mezelf van woede, wat moest ik nu doen om haar te kwetsen? Heb ik soms gezegd dat ze een diepe, duurzame genegenheid voor mij was blijven voelen? Ik heb me van het leven beroofd om mijn minnares te ergeren. Deze zelfmoord is vergeeflijk wanneer men bedenkt dat ik nog buitengewoon jong was toen dit voorval plaatshad.
| |
| |
De tweede keer dat ik mezelf gedood heb, was uit luiheid. Arm als ik was en gruwend van ieder karwei nog voordat ik eraan was begonnen, heb ik me op een dag gedood, zonder enige overtuiging, precies zoals ik had geleefd. Men zal mij deze dood niet kwalijk nemen, wanneer men ziet hoe stralend ik er nu uitzie.
De derde keer... ik zal U het relaas van mijn overige zelfmoorden besparen, indien U bereid bent er nog één aan te horen. Ik was net naar bed gegaan, na een avond waarop mijn verveling zeker niet verstikkender was geweest dan op andere avonden. Ik nam het besluit en op hetzelfde ogenblik, ik herinner het me heel goed, formuleerde ik de enige reden: barst ook maar! Ik stond op en ging het enige wapen zoeken dat in huis aanwezig was, een kleine revolver die een van mijn grootvaders had gekocht en die geladen was met eveneens oude kogels. (Zo dadelijk zal duidelijk worden waarom ik dit detail noem.) Ik ging naakt in bed liggen, ik was naakt in mijn kamer. Het was koud. Ik kroop snel weg onder de dekens. Ik had de haan gespannen, ik voelde het kille staal in mijn mond. Het is aannemelijk dat ik op dat moment mijn hart voelde slaan, zoals ik het ook voelde slaan toen ik luisterde naar het fluitende geluid van een handgranaat voordat hij ontplofte, als het ware in tegenwoordigheid van het onherstelbare dat nog niet is geschied. Ik haalde de trekker over, de haan schoot naar voren, maar er klonk geen schot. Ik heb toen, waarschijnlijk een beetje zenuwachtig lachend, mijn wapen op een tafeltje neergelegd. Tien minuten later sliep ik. Ik geloof dat ik net iets belangrijks heb gezegd, als tenminste... natuurlijk! Ik dacht er geen ogenblik aan een tweede kogel af te vuren. Waar het om ging, was dat ik het besluit had genomen om dood te gaan en niet dat ik ook werkelijk doodging.
Een mens die niet geplaagd wordt door zorgen en verveling vindt wellicht in zelfmoord de verwezenlijking van het meest belangloze gebaar, mits hij niet nieuwsgierig is naar de dood! Ik weet volstrekt niet wanneer en hoe ik zo heb kunnen denken, maar dat stoort me nauwelijks. Tóch is dat de meest absurde daad waarin de ongebreidelde fantasie haar hoogtepunt bereikt, de lichtzinnigheid verder reikt dan de slaap en de compromittering haar zuiverste vorm vindt.
| |
| |
| |
Algemeen bureau voor zelfmoord
Erkende maatschappij tot nut van het algemeen.
Kapitaal: 5000000 francs.
Hoofdkantoor in Parijs: Boulevard Montparnasse 73.
Bijkantoren in Lyon, Bordeaux, Marseille, Dublin, Monte-Carlo, San Francisco.
Het A.B.Z. is verheugd zijn kliënten te kunnen mededelen dat zij voortaan, dankzij moderne middelen, kunnen kiezen voor een gegarandeerde en ogenblikkelijke dood. Deze nieuwe mogelijkheid zal ongetwijfeld enthousiast worden begroet door allen die zich uit angst voor ‘mislukking’ hebben laten ontmoedigen en van zelfmoord hebben afgezien. Het vooruitzicht dat wanhopige mensen, die in een samenleving een geduchte besmettingshaard vormen, in de toekomst kunnen worden uitgeschakeld, heeft de minister van Binnenlandse Zaken doen besluiten het erevoorzitterschap van onze Stichting te aanvaarden.
Anderzijds biedt het A.B.Z. eindelijk de mogelijkheid om op een enigszins gepaste wijze het leven te verlaten; immers, de dood is de enige toestand van onmacht waarvoor men zich nooit verontschuldigt. Zodoende zijn er expres-begrafenissen georganiseerd: een maaltijd, gelegenheid tot afscheid nemen voor vrienden en bekenden, foto's (als men wil kan er ook na het overlijden een afgietsel van het gelaat worden gemaakt), overhandiging van de herinneringen, de zelfmoord, het kisten, een godsdienstige plechtigheid (facultatief) en het vervoer van het lichaam naar het kerkhof. Het A.B.Z. zal zorgdragen voor de naleving van het testament.
N.B. - Aangezien de vestiging niet kan worden gelijkgesteld met de openbare weg, zullen de lichamen in geen geval worden overgebracht naar de morgue, dit ter geruststelling van een aantal familieleden.
| |
| |
Tarief
|
Electrocutie |
200 francs |
Dood door de kogel |
100 francs |
Vergiftiging |
100 francs |
Verdrinking |
50 francs |
Geparfumeerde dood (inclusief weeldebelasting) |
500 francs |
Ophanging. Zelfmoord voor armen. |
|
(Het touw wordt verkocht voor 20 francs per meter; elke 10 centimeter extra komt op 5 francs) |
5 francs |
De speciale Catalogus is op aanvraag verkrijgbaar bij Expres-begrafenissen. Voor alle inlichtingen wende men zich tot M.J. Rigaut, hoofdbestuurder, Boulevard Montparnasse 73, Parijs (6e). Op verzoeken om een zelfmoord te mogen bijwonen zal niet worden gereageerd.
| |
Losse gedachten
Een boek zou een gebaar moeten zijn.
Ik ben een moreel personage.
Ik ben bijna een gigolo geweest. Ik ben bijna een losbandige nietsnut geweest. Een vriend sprak over mijn begaafdheid; hij is dood.
Plezier is werkelijk dat wat men zich het moeilijkst kan voorstellen. (Met wie wilt U vechten?)
Verlangen is waarschijnlijk alles wat een mens bezit.
Ik plant mijn vingers in alle richtingen. Vingers zijn gemaakt om geplant te worden.
Ik leg mij vol overgave toe op nabootsing.
Geabonneerd op eerste-klas tegenslagen.
| |
| |
... Neem genoegen met Uw gebeente - speel niet langer met Uw kleren.
Geboren worden op 20-jarige leeftijd.
Ik zal mijn eigen zeep zijn.
Eenmaal dood zal ik groot zijn.
Alleen verveling leidt niet naar Rome (cf. Verveling doet misvormdheid ontstaan). Zelfmoord en verdorvenheid in iedere vorm komen uitsluitend en alleen uit verveling voort. En de enige maatstaf voor bewondering is vanzelfsprekend verdorvenheid.
Aan de verveling herkent men een mens; verveling maakt dat een volwassen mens anders is dan een kind. Verveling verschilt van de overige gemoedstoestanden doordat ze gerechtvaardigd is. Zodra ik genoegen aan iets beleef, zodra ik word meegevoerd door die simpele verlangens die maken dat de dag verstrijkt, ben ik er al van doordrongen hoe voorlopig, hoe voorbijgaand die verschillende toestanden zijn. Verveling daarentegen doet de behoefte aan verveling ontstaan. Gerechtvaardigde verveling.
De vergissing is al ontstaan ten tijde van de oorsprong: God schiep de mens naar zijn beeld. De eerste, echte spiegel. Vanaf dat moment is het onvoorstelbaar dat een mens zonder spiegel zou leven. Het gaat er nog slechts om die partner te verleiden die, met een andere naam aangeduid, ook de buurman, het publiek, het nageslacht, het geweten of God mag worden genoemd. Het gaat er nog slechts om zijn beeld te behagen; het leven zou niets anders zijn dan die hartstocht.
Gekken zijn mensen die hun spiegel hebben verloren.
Schaf de spiegels af.
Slachtoffer van mijn navel waarin ik meen een begin te kunnen zien.
Vragen zijn er om gesteld te worden.
Ik stel mijzelf geen vragen meer. Ik vraag me niets meer af. De vraag is onmenselijk. Vragen zijn stuk voor stuk valstrikken.
| |
| |
Dilemma. Het één of het ander: niet praten, niet zwijgen. Zelfmoord.
Met de hand over het gezicht strijken, de angst daar geen neus meer te vinden, geen mond, alle gelaatstrekken uitgewist als in een tekening.
Ik spreek mijn naam uit, ik zeg ik en ik roep ogenblikkelijk een beeld op dat, om de waarheid te zeggen, evenzeer spookachtig/abstract/willekeurig is, zoals water zich eerder herkent in het teken H2O dan in de gedaante van hagel, van een stortbui, enzovoorts.
Mijn belangrijkste fout is wellicht dat ik een lichaam heb dat men probeert na te bootsen. Ik heb er geen bezwaar tegen te bestaan, maar dan zijn mijn zintuigen overtollig, overtollig het oog, het geweten en al het andere.
De onbeweeglijkheid van de dingen boeit me. Ik kijk naar de stoel totdat ik denk dat ik die stoel ben. Iedere beweging is een vergissing.
U staat bij de lamp - U hoeft de lampekap niet op te zetten -, onbeweeglijk als de lamp zelf, U bent de lamp en als U dan nog een nauwelijks waarneembare ademhaling hoort, is het de lamp die ademt.
Tenslotte zou ik op de volgende wijze het ideale paspoort willen opstellen, dat waarschijnlijk het enige bewijs is dat ik besta:
haren |
haren |
voorhoofd |
voorhoofd |
wenkbrauwen |
wenkbrauwen |
ogen |
ogen |
neus |
neus |
mond |
mond |
baard |
baard |
kin |
kin |
gelaat |
gelaat |
gelaatskleur |
gelaatskleur |
Ik dank U wel.
Terwijl ik denk het niet te kunnen opbrengen aan iets te hechten, heb
| |
| |
ik mij niets, maar dan ook niets ontzegd. Evenmin heb ik enige ontbering gemist. Elke dag heeft zijn eigen gebaren die verschillende en nauwkeurig bepaalde toekomsten naderbij brengen. Omwille van het minnen ga ik iedere ochtend in bad en uit onverschilligheid kijk ik die vrouwen, binnenshuis of op straat, niet aan.
Ik heb naar alle waarschijnlijkheid het voorkomen van een welopgevoede jongeman, dat komt doordat ik mij evenmin een plaats in Uw samenleving heb ontzegd; gedurende wel tweemaal een kwartier achtereen was het mijn liefste wens bankier, brievenbezorger en vooral een schatrijke imbeciel te zijn. Op dit punt doe ik alleen mijzelf versteld staan (ik ken U wel). Zoals mijn vader me voorspelt, zal ik twee of drie keer in een psychiatrische inrichting terechtkomen, maar daarna zal het steeds het juiste moment zijn om me te encanailleren: reizen zonder kaartje en op een perron die maat met een veelbelovend uiterlijk wiens koffer we niet vergeten - een opvallend plastron, de enige troef van een toeval in Palace, de makkers, een ingekort briefje, nooit dezelfde trottoirs voor dezelfde schoenzolen -, echter zonder één vriend - en, tenslotte, de pijp. Wat een moed! Of een bril zonder glazen dragen en goudvissen bij wijze van oorhangers, vijftien jaar lang geen krant of boek meer lezen totdat je bent vergeten waar het gekunsteld aandoend gestotter vandaan komt.
Het in praktijk brengen van Uw dwaasheid betekent een speciale uitdaging voor me. U bent zó precies op Uw geld dat ik er jaloers van word. Door de opwinding wordt mijn begerigheid aangewakkerd en ik zit weer vol ambitie. Het is volstrekt onverdraaglijk dat U één recht meer heeft dan ik. Onverdraaglijk dat er op de wereld ook maar één ding niet voor mij is. Wat voor U goed is, kan voor mij niet slecht zijn. Ik wil alles hebben wat U heeft, ik wil alles hebben wat U begeert. En eerder nog dan U, als er nog wat over is! Ik onderzoek niet of die dingen de moeite waard zijn, het is al voldoende dat U ze bezit. Ik kan moeilijk al bij voorbaat minachting tonen; dat kan altijd nog, terwijl ik me dan niets onthoud.
Hoe nauwkeurig ik ook in mijn herinnering terugga, ik kan niet één moment ontdekken waarop ik iets gedaan heb. Ik begrijp de betekenis van dat trotse werkwoord niet meer. Er gebeurt niets. Misschien toch wel, soms. Maar er is nooit iets gebeurd, het is een ziekte van het geheugen. Hoewel ik nog niemand heb gedood, is mijn balans nu ook weer niet zó schamel. Eerlijk, ik ben met mijn hoofd tegen een zuil
| |
| |
gelopen in de Rue de Castiglione, omdat de vrouw met wie ik wandelde te vaak was blijven staan voor de etalages in de Rue de Rivoli; twee maanden lang heb ik dankzij opium, absint, cocaïne en een vrijgevige vrouw geen notie van de tijd gehad. Ik heb in mijn mond de kille loop van een revolver gevoeld en de klik gehoord van de haan die op de slagpin neerkomt en ik heb een heel bijzonder kwartier beleefd (het is een wat al te lang verhaal) waarin ik geen armen, benen, liefde, angst of gedachten meer had, maar waarin ik de overledene was.
Het zijn allemaal onpersoonlijke gebeurtenissen die ik mij herinner alsof ze mij ter ore waren gebracht, alsof ze een ander waren overkomen, - die op geen enkele manier doorwerken of invloed uitoefenen op mijn huidige leven, zozeer dat ik mijn best moet doen om me ze voor de geest te halen, want uit mijzelf denk ik er nooit meer aan.
Ik zie niet waarom ik me zou moeten schamen over deze inmiddels gebeurde zaken, noch kan ik me voorstellen dat ik er ijdel door zou worden. In verantwoordelijkheidsgevoel ligt een zeer grote mate van zelfgenoegzaamheid besloten. Wie zegt: ‘Ik heb het goed gedaan, ik heb het verkeerd gedaan...’. Wat heeft U nou toch eigenlijk ooit gedaan?
Er is geen twijfel mogelijk dat ik, wanneer ik met een vrouw alleen zou zijn op een onbewoond eiland, me overgeef aan alle hartstocht die de liefde oproept. De oorzaak dat ik al drie jaar niet meer verliefd ben geweest en het voorlopig ook niet meer, om niet te zeggen nooit meer zal worden, is de concurrentie. Het ene superlatief verjaagt het andere. De mooiste, de verdorvenste, de sportiefste, de ongeremdste, de rijkste en alle anderen maken het mij onmogelijk één van hen lief te hebben. In kleine steden en zelfs in dorpen leek de liefde binnen mijn bereik te komen omdat er minder concurrentie was, maar in Parijs is de behoefte om te bewonderen voorwaarde geworden om te kunnen liefhebben en dat vervult mij met grote schaamte.
En dan mijn lafheid, mijn wonderbaarlijke lafheid.. Als de goden rechtvaardig waren, dan zou mijn naam niet staan voor verzameling luciferdoosjes of Lord Patchogue of Rigo bijgenaamd de Vlinderdood, maar voor de man die de lafheid tot een deugd heeft gemaakt. Als ik mij slechts rechtstreeks tot U richtte, zou dat zinloos zijn; het is zonde van mijn tijd. De mooiste man ter wereld kan U niets anders geven dan wat U al heeft.
| |
| |
Ik heb de oprechtheid gemaakt tot iets wat het midden houdt tussen leugen en mysterie. Zoekt U het maar zelf uit: deze doorschijnendheid beneemt U het zicht. Doorschijnendheid die juist geen helderheid is. Die naaktheid die niets laat zien.
U bent allen dichters en ik sta aan de kant van de dood. Trouw, schrijf romans, koop auto's, waar moet ik de moed vandaan halen om uit mijn stoel te komen of om niet in te gaan op het verzoek van een vriend of om vandaag iets anders te doen dan gisteren? En mijn kuisheid, dat is al helemaal iets waarvan ik niet loskom. Evenals U ben ik blij dat ik ben zoals ik ben, zonder eigen wil. Uw wil, daar heb ik nu wel genoeg van, U heeft geen enkel recht meer om over mij te oordelen. Zich laten leiden door vooroordelen is waarschijnlijk de enige verstandige houding, ook al is het enigszins storend dat alle verbitterde mensen zich ook zomaar van vooroordelen kunnen bedienen. Men mag mij echter niet voor een recidivist houden. Ik ben tweeëntwintig jaar, ik heb geen ongelukkige liefde achter de rug en ik heb geen syfilis.
Waarom herinner ik mij van alles wat me is over komen het vaakst die gebeurtenis waaraan ik zelf volstrekt geen deel heb gehad? en U ziet dat ik met die gebeurtenis begin.
Blijft hetgeen is voorgevallen me zo lang bij doordat er geen sprake is geweest van enige emotionele betrokkenheid? Heeft dat beeld zich niet langzaam maar zeker in mij genesteld juist doordat ieder spoor van emotie ontbrak? Als er wezenlijke, authentieke aandacht bestaat, dan is het waarschijnlijk de aandacht die zich zonder de steun van de zintuigen ergens op richt. Alleen in dat geval heb ik kunnen vaststellen dat aandacht in zekere zin zuiver en authentiek is, juist bij een ander dan de betrokkene. Het is al te eenvoudig om toe te geven aan alles wat als gemak wordt ervaren, aan alles wat begeerte en luiheid is. (...)
Het enige excuus dat mensen die schrijven kunnen aanvoeren, is waarschijnlijk dat de herinnering aan situaties waar emotioneel niets op het spel hoeft te worden gezet, heel geleidelijk en nauwelijks waarneembaar verdwijnt, terwijl het wellicht de situaties zijn - zoals die waarop ik doel - waarin men zich het meest verplicht.
Ook al huil ik, ook al smeek ik, ook al dreig ik, ook al dood ik, ook al verpand ik mijn hele hebben en houden om zijn ondergang te bewerkstelligen, toch heb ik me niet verroerd.
| |
| |
Kruis of munt. Ik bereken niet, ik speel. Dat is verstandiger. Zodra men heeft ontdekt wat de drijfveren zijn van een wezen om op een bepaalde manier te handelen, moet men vaststellen dat het even zovele goede redenen zou hebben om het tegenovergestelde te doen. U zult ze van de hand wijzen, maar U zou ze ook kunnen aanvaarden.
Ik beschouw het als mijn meest betreurenswaardige tekortkoming dat ik de blik niet van mijzelf kan afwenden wanneer ik iets doe. Niet dat ik over een bijzondere controle of zelfbeheersing beschik, maar ik zie mijzelf handelen; ik heb eenvoudigweg een soort spiegel en allerlei barometers en andere tellers waarop ik mijn temperatuur en mijn sombere gemoedstoestand kan aflezen; ik zie mijn naam voortdurend vóór mij, geschreven met behulp van de vijf of zes tekens die - naar mijn idee - het kenmerkendst zijn voor mijn persoon, maar die worden bepaald door een gevoel, door een moment, zoals een dronkaard nauwelijks merkbaar handelingen kan verrichten terwijl hij zich toch elk van zijn gebaren bewust is.
Ik ben nooit buiten bewustzijn geraakt.
Dit is waarschijnlijk zeer onjuist; zoals ieder geef ik mij over aan ontelbare fantasieën, emoties en reacties waarin ik mijzelf volledig vergeet, maar toch treedt er veel te vaak een rimpeling op waardoor ik me herinner wie ik ben en mijn doen en laten nauwkeurig begin gade te slaan.
Het spoor van de woorden, helder als een mysterie. Vriendelijke verschijningen, elk een wereld op zichzelf, afkomstig uit het punt waar ze als vanzelfsprekend opwellen en wegsterven (...) zonder enig spoor of enige indruk achter te laten (...) een traan doet denken aan de onherroepelijke dood. Zonder enig spoor na te laten (...) dat mij de zekerheid zal verschaffen dat ik zelf niets anders ben dan één van Uw woorden, een schakel van een verwarde, onduidelijk uitgesproken boodschap, en dat ik, wanneer ik onvoldoende bij bewustzijn ben, zal ophouden te bestaan. Mijn God, wat spreekt U langzaam - sneller, opdat ik sterf op Uw lippen...
Mijn demon:
Manieren om hem op te roepen: gebrabbel, zinnen die niet worden afgemaakt, al wat een uiting is van ontroering, van een bekentenis, van een verklaring.
| |
| |
Met mijn ogen half open richt ik het hoofd op, ik spits de oren en ben één en al aandacht. Gespannen reik ik naar dat woord dat tot mij zal komen en waarschijnlijk voor mij bestemd zal zijn. Maar ik besta al niet meer, de demon heeft mijn plaats ingenomen - zelfs van mijn ijdelheid is geen spoor meer. Ik luister, zonder dat ik wezenlijk betrokken ben bij wat ik doe, zoals men leest of toevallig een bericht hoort op een onzuiver afgestelde radio. Ik laat geen emotie in mij toe. Ik ben zelfs niet meer in staat te antwoorden. Verlamd. In mij opnemen, oordelen, verwerken, geroerd worden, dat alles doe ik uitsluitend bewust, het bewustzijn is het abstracte en tevens meest gespannen middelpunt van mijn leven.
Maar wie zou er dan van mij willen houden?
Alles wat ik had, alles wat ik als mijn onontvreemdbaar goed beschouwde, alles waaraan ik mij vastklampte, alle tekenen die mij in staat stelden mij te onderscheiden van de anderen, het geluid van mijn lach, de manier waarop ik zei ‘Ja, nou, nee’, een schaamtevolle huivering bij het horen van mijn naam, mijn koppigheid, twee of drie verwachtingen waaruit ijzingwekkend veel zelfingenomendheid sprak, dat alles vervaagde, geleidelijk, pijnloos en langzaam, zonder dat het geheel uit mijn gezichtsveld verdween, eigenschappen die ik had gekoesterd en die nu even anoniem waren als een nagelrandje, een getrokken tand of een stropdas van een onbekend merk en zonder navel.
Die hersenschim werd nog nadrukkelijker toen ook op mijn lichaam de aanval werd geopend. Achtereenvolgens werden mijn tien vingers weggenomen, de duim die de goede wil in huis is, de wijsvinger die een breekijzer is, de middelvinger als gewone dwaasheid, de ringvinger als aangeboren, gewetensvolle elegantie en de verwrongen pink, die precies doet wat hij wil.
Ik was bij de ingreep aanwezig als een getuige die verdoofd, maar wel bij kennis was; een zin, die ik ooit eens gelezen had, kwam in mijn herinnering naar boven en kreeg ten volle betekenis: Hoe meer mijn bezit mij wordt ontnomen, hoe meer ik mijzelf bezit. Ik begreep dat het juist was dat dat alles werd weggenomen, iedere gemaaktheid, iedere verdraaiing was ver van mij, de zuiverheid was nabij.
Het niets omsloot mij even voelbaar als water zich naar het lichaam voegt. Ik gebruik dit woord, niets, dat in de woordenschat van ieder ander mens niet voorkomt, met enige tegenzin. Een vertrouwd niets,
| |
| |
trek Uw jasje uit, U bent hier thuis. Een niets dat alleen ik ken, een niets waarover alleen ik mag spreken.
Maar ik begrijp het al niet meer, ik nam er zo volstrekt geen deel aan, behalve dat ik het lijdzaam onderging...
Ik vermeld dit voorval eerlijksheidshalve, want als iets zich buiten mij om lijkt te hebben voltrokken, is het wel dat voorval.
Nu denk ik eraan als aan iets wat ik gezien, gehoord of gelezen heb, het is nog minder dan een persoonlijke herinnering, het is ten hoogste een herinnering aan een herinnering en toch ben ik niets vergeten en begin ik juist dáármee. Hoewel ik het onderging, voltrok het zich zozeer buiten mij om dat ik me afvraag of het geen stiekeme maar zekerder manier is om me te treffen (...)
|
|