| |
| |
| |
Guillevic
Vijf gedichten
Vertaling: Eddy van Vliet
Een doos
Het is een doos van koper
Er is een bodem om je het zicht te belemmeren,
Die onder je blikken blijft zoals hij is,
Die ontstaan zou in die andere ruimte
| |
| |
| |
Laten wij ons inbeelden
De tijd die water nodig heeft om van je hand te lopen,
De tijd die de haan nodig heeft om de zon te roepen,
De tijd dat de spin de vlieg een beetje verslindt,
De tijd dat de windvlaag enkele pannen van het dak rukt,
De tijd om je knieën terug bij mij te brengen,
De tijd voor onze blikken om liefde te bekennen,
Laten wij ons inbeelden wat wij
Met al die tijd zouden doen.
| |
| |
| |
Metalen
Stilte had gebeeldhouwd in de omgeving van de nacht
Heeft me gezegd: ‘Ik ken je,
Al het ongeduld van de aarde
Is aanwezig in mijn weerspiegelingen.
Is slechts een vorm van haar waken.
| |
| |
Hebben elkaar willen vinden,
Jagen elkaar na, zijn ongeduldig,
Het kreeg er de tijd voor.
| |
| |
Je slaapt met één oog open,
Over het evenwicht tussen
Over de duurtijd van het vuur,
Over het gevaar voor brand.
Het is goed voor de metalen
Dat ook zij hun wijze hebben.
In mij komen de geluiden tot rust.
Worden zij schemerdonker.
(Uit: Avec, 1966)
| |
| |
| |
Cirkel
Wij kunnen elkaar verstaan.
(Uit: Euclidiennes, 1967)
| |
| |
| |
Rond
Dan bedoel je werkelijk rond,
Maar de bol waarmee gespeeld wordt
Maar indien, als je zegt: rond
En het vol is dat je bedoelt,
(Uit: Sphère, 1963)
|
|