Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1986 (nrs. 37-40)(1986)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 161] [p. 161] Maria van Daalen Vier gedichten Fresco Mijn gepleisterde god misvormt als ik de vinger van Adam uitsteek naar alles wat wijkt in de tijd en zich vastzet, alleen in het verse oppervlak, nat van tranen bij geboorte gewassen staat mijn Eva Niets is dieper dan een lijn in de tijd mindert zijn voortgang tot het verenigd zacht en hard in de vinger van een minnaar mij langzaam inwaarts ontbindt [pagina 162] [p. 162] Trompe-l'oeil In het zien is alles afwezig dat zich vastlegt, voortdurend als licht wordt ontkracht omdat het materie is waartoe alles ineenvalt voor de blikken die zoeken naar een bedrieglijke diepte Oog in oog staan is zich herkennen aan de lijnen van het gezicht totdat de regelmaat omslaat in een gat, zwart en zuigend achter netvlies dat loslaat [pagina 163] [p. 163] Miniatuur Wit is de veer in mijn hand waarmee ik het hart van Maria teken dat weigert, bijna eeuwig door de hoofdletter zichtbaar aan zichzelf onderworpen geheim is voortdurend in penwerk, ravezwart Elke lijn blijft verlopen langs de rand van verlangen heen en weer terug in zichzelf die mij inzet, beweging raakt in de raveveer los [pagina 164] [p. 164] Raveslag I Raaf wit, die mij het papier binnenkomt door verlangen, halfopen, ik zag van je veren alleen de schacht tot een draagvlak genegen. Met elke trilling mee boog zich het schrift in je richting. In deze beweging verloopt begrip: noemen alleen is genoeg. Raaf wit, veerkracht moet treffen waar de taal in het oog valt. [pagina 165] [p. 165] II Raaf wit, die mij een teken geeft in gekras, nu dit opklinkt, ik dacht je telkens verloren gevlogen van tussen mijn vingers. Wat ik opnam was niet je toon, herleid tot een hoogteverschil in de enkele lijn van je stem die zich voortspoedt, steeds binnen kaders, maar geen trilling dan deze staat mij meer naar het hart. [pagina 166] [p. 166] III Raaf wit, die van mij loskomt met de kleur van dit vel, telkens hoor ik je vleugelslag brekend tussen de regels. Ik weet het: er is geen god en geen muze ook. Niets dan dit en dit is genoeg. Dit blijft je wil om te zijn, verlangen. Raaf wit, als ik niet meer beweeg, kom dan en eet mijn lever. Vorige Volgende