plein opzocht dat natuurlijk geen spat leek op dat in mijn verbeelding. Op het moment zelf vergeleek ik niet, de uitwendige werkelijkheid drong met ellebogengeweld het bewustzijn binnen, de plaats die een boom inneemt laat geen ruimte voor iets anders, de autobus was gammel zoals Carlos had gezegd maar leek niet op de bus die ik zo duidelijk had gezien terwijl hij het er over had; gelukkig waren er vrije plaatsen, ik heb Kaap Soenion gezien, ik heb de handtekening van Byron gezocht op de tempel van Poseidon, ik heb op een verlaten stuk van het strand geluisterd naar het weke geluid van een inktvis die door een visser keer op keer tegen de rotsen werd geslagen.
Terug in Parijs, gebeurde dit: toen ik over mijn reis vertelde en het bezoek aan Kaap Soenion ter sprake bracht, zag ik tijdens mijn beschrijving van het vertrek het plein van Carlos en de bus van Carlos voor me. Eerst vond ik het vermakelijk, vervolgens verbaasde het me; toen ik weer alleen was en de gebeurtenissen nog eens rustig de revue kon laten passeren, deed ik ijverig mijn best de ware toedracht van dat banale vertrek te zien. Ik kon me flarden voor de geest halen, een boerenechtpaar dat op de bank naast mij reisde, maar de bus bleef die andere, die van Carlos, en toen ik mijn aankomst op het plein reconstrueerde en het wachten (Carlos had het gehad over pistacheverkopers en over hitte), was het enige dat ik moeiteloos kon zien, het enige echte ware, dat andere plein dat zich aan mij had voorgedaan in mijn huis in Parijs terwijl ik er Carlos over hoorde praten; en de bus op dat plein wachtte halverwege de huizenrij onder de bomen die hem beschermden tegen de brandende zon, en niet op een hoek zoals, naar ik nu wist, het geval was die ochtend toen ik hem nam om naar Kaap Soenion te gaan.
Er zijn tien jaren verstreken en de beelden van die snelle maand in Griekenland zijn allengs ijler geworden, worden steeds meer teruggebracht tot enkele momenten die mijn hart en de spin hebben verkozen. Het is de nacht in Delphi waarin ik het goddelijke heb gevoeld en niet kon sterven, dat wil zeggen geboren worden; het zijn de late uren in Mycene, de trappen van Phaistos, en de kleinigheden die de spin bewaart teneinde een figuur gestalte te geven die ons ontsnapt, het motief van een matig mozaïek-stuk in de Romeinse haven van Delos, de geur van een ijsje in een steeg van Placca. En verder is het de reis van Athene naar Kaap Soenion, en dat blijft het plein van Carlos en de bus van