| |
| |
| |
Graa Boomsma
Kommunikatie of entropie?
Over Carpenter's Gothic van William Gaddis
William Gass schreef in de New York Times Book Review van 5 december 1976, dat de tweede roman van William Gaddis -JR- ‘misschien wel het beste meesterwerk van de akoestische kollage’ was in de Amerikaanse literatuur. Is hier sprake van overdrijving? Nee. JR is een adembenemend boek, letterlijk en figuurlijk, en een kakofonie van stemmen die allengs bekende kontoeren krijgen.
Waar gaat JR, in 't kort, over? De ii-jarige scholier J.R. Vansant leert na een bezoekje in schoolverband aan Wall Street met geld speculeren. Hij presteert het om, vooral telefonisch, een gigantisch bedrijf op poten te zetten en tegelijkertijd allerlei mensen voor zijn hebzuchtig karretje te spannen die vroeger of later falen (door zelfmoord, scheiding, ongeluk, overspel, ontucht) en niet in staat zijn een kunstwerk af te ronden. De macht van J.R.'s papieren handel (zelf blijft hij onzichtbaar en anoniem) is louter op autoriteit en erkenning gebaseerd. Zijn macht is niet meer dan een spelenderwijs uit de hand gelopen fictie, die echter griezelig veel lijkt op de echte wereld van Wall Street. JR is een papieren tijger, de scholier wil iedereen financieel gebruiken.
Gaddis' 726 pagina's lange roman is één aaneenschakeling van gesprekken, waarbij de verteller/auteur niet aangeeft wie aan het woord is en waar de gesprekken plaatsvinden. Gesprekken? Eerder is er sprake van externe monologen. Niemand luistert echt naar wat de ander zegt. De taal funktioneert niet meer als kommunikatiemiddel maar als instrument om de wanorde op school, op kantoor of elders te vergroten. Moedwillige of toevallige misverstanden versterken het gevoel van entropie. JR is de roman van de babylonische spraakverwarring. De kommunikatie is geminimaliseerd, de konversaties zijn louter lawaai, geproduceerd in ‘het lawaaierigste land dat ooit heeft bestaan’, zoals het personage Jack Gibbs - een eeuwig dronken kunstenaar/leraar - de Verenigde Staten omschrijft. Het is aan de lezer om, door middel van het herkennen van ideolekten, de chaos in orde om te zetten. Omdat de personages niet worden ingeleid, achtergrondinformatie afwezig is, er nauwelijks tijdsen plaatsaanduidingen zijn en nergens ‘zei X’ of ‘meldde Y’ staat vermeld, moet de lezer zich wel vanaf de eerste pagina afvragen: wie, wat, waar? Om greep op de tekst te krijgen en de entropie van die tekst tegen te gaan moet hij de spreekhandelingen met elkaar in verband proberen te
| |
| |
brengen, handelingen die door hun presentatie ertoe neigen te verbrokkelen, weg te zakken, te vervluchtigen, te krimpen of zelfs te verdwijnen. Het volgende fragment, een toespraakje dat de leraar Gibbs tegen zijn klas afsteekt, is als het ware een paradigma voor de roman: ‘Aangezien jullie hier niet zijn om iets te leren, maar om onderwezen te worden zodat jullie die proefwerken goed kunnen maken, moet kennis worden geordend zodat jullie die proefwerken goed kunnen maken, moet kennis worden geordend zodat die kan worden onderwezen, en die moet tot informatie worden teruggebracht zodat die kan worden geordend snappen jullie dat? Met andere woorden dat leidt ertoe te veronderstellen dat ordening een vaste eigenschap van de kennis zelf is, en dat wanorde en chaos gewoon onbelangrijke krachten zijn die van buitenaf bedreigend werken. In feite is het precies andersom. Orde is gewoon een broze, gevaarlijke toestand die we proberen op te leggen aan de fundamentele realiteit van wanorde...’ (p. 20 van de Knopf-pocketeditie, 1975)
JR is, behalve een roman over geld en kunst, de uitwerking van de stelling van kybernetikus Norbert Wiener, dat de entropie van een tekst groeit naarmate de boodschap ingewikkelder is: ‘read Wiener on communication, more complicated the message more God damned chance for errors, take a few years of marriage such a God damned complex of messages going both ways can't get a God damned thing across, God damned much entropy going on say good morning she's got a God damned headache thinks you just want to get laid, try that she says it's the only God damn thing you take seriously about her...’ (p. 403)
De toon van William Gaddis’ derde boek Carpenter's Gothic (in 1955 debuteerde hij met de monumentale roman The Recognitions; zie Raster 27/28) is met dit laatste citaat uit JR meteen aangegeven: monologen waarin veel gevloekt wordt en zinnen die elkaar verdringen, met een onderstroom van zwarte humor. Carpenter's Gothic gaat ondermeer over het huwelijksleven vol misverstanden en uitbuiting van de drankzuchtige Vietnamveteraan Paul Booth en Elizabeth Vorakers, dochter van een delfstoffenmagnaat die zelfmoord heeft gepleegd na verwikkeld te zijn geweest in een duister omkopingsschandaal. Paul heeft voor hem gewerkt en is nu ‘media-adviseur’. Zijn belangrijkste cliënt is dominee Elton Ude. Deze typisch Amerikaanse godsdienstfanaat leidt de beweging Christian Recovery for America's People en heeft een radiostation ergens in Afrika via welk medium hij het Evangelie volgens de letter van de Bijbel verkondigt. Paul, die in zijn vorige werkkring dankzij een ertsvondst van het concern van zijn schoonvader in Afrika (naast het missiecentrum van de ‘eerwaarde’ Ude) ‘thuis’ is op dat kontinent, probeert al vloekend en tierend en reizend en telefonerend geld en politieke steun voor Ude's kruistocht tegen het kwaad (humanisme, liberalisme, marxisme, wetenschap) bijeen te krijgen, en schuwt daarbij geen antisemitische, racisti- | |
| |
sche en seksistische middelen. Zijn wereld vormt een gesloten systeem. ‘Keep an open mind your brains will fall out...’ (p. 106, Viking Penguin Inc.-editie, 1985). Zijn vrouw wordt uiteindelijk het slachtoffer. Geld is weer leidraad voor (on)menselijk handelen. Bijna iedereen probeert munt uit anderen te slaan.
Interessanter dan het min of meer in extenso weergeven van de steeds ingewikkelder wordende inhoud (de chaos aan het eind van het boek is kompleet en neemt apokalyptische vormen aan) is de vormgeving van Gaddis’ roman. De vorm van de gesprekken en monologen die het leeuwedeel van het boek uitmaken is tegelijk de inhoud ervan, zoals dat ook het geval is met JR (of The Awkward Age van Henry James). De lezer die JR kent zal weer dezelfde leeshouding moeten aannemen: eerst rondtasten in het duister van de tekst, die nauwelijks herkennings- of aanknopingspunten verschaft (wie?, wat?, waar?), maar allengs doordringend in de en-tropische Gaddis-wereld dankzij herkenning van ‘stemmen’, stopwoordjes, verstopte informatie. Gaddis lezen betekent geduldig en tastend ordenen.
Misschien heeft de lezer het met Carpenter's Gothic gemakkelijker dan met JR. De roman is voor Gad-dis’ doen heel kort (264 pagina's) en speelt zich in één huis af. Dat huis is wel een open huis in vele opzichten. Het heeft veel ramen, de deur staat vaak open zodat iedereen binnen kan vallen, en de telefoon rinkelt bijna onophoudelijk (de lezer krijgt slechts de helft van de gesprekken te lezen, wat er aan de andere kant van de lijn wordt gezegd laat zich alleen raden door de direkte reakties en het verdere verhaalverloop; Gaddis past hetzelfde procédé in JR toe). De wereld dringt ook in het huis door via radio, tv en post.
Er is geen sprake van kommunikatie tussen Paul Booth en zijn vrouw. Hij luistert niet naar haar, onderbreekt haar, blaft haar af, telefoneert voortdurend of leest de krant voor. De post, de radio en de tv verschaffen nauwelijks informatie maar vergroten slechts de chaos. De personages worden met papier (kranten, rekeningen, folders) en beelden (tv) gebombardeerd en weten hun leven niet ordelijk in te delen. Ze houden zich op temidden van een wanordelijke papierwinkel.
In een telefoongesprek van Elizabeth met haar rijke hartsvriendin Edie krijgt de lezer de eerste konkrete informatie te lezen over de romanlokatie: ‘it's a beautiful old Victorian house right up on the Hudson with a tower, there's a tower on the corner it's all windows that's where I am now,...’ (p. 33) De mysterieuze geoloog McCandless, die ook al in zijn vroegere leven alles met Afrika te maken heeft gehad en de godsdienstmakelaar Ude kent, is eigenaar van het huis, dat hij aan de Booths heeft verhuurd (al zijn meubilair staat er nog in, enkele keren wordt de vergelijking met een museum gemaakt): ‘it's a classic piece of Hudson river carpenter gothic,...’ (p. 123) Honderd pagina's verder krijgt de lezer, die niets van architektuur afweet, de informatie die de titel van Gaddis'
| |
| |
roman verduidelijkt. Het huis is bijna honderd jaar geleden gebouwd om van de buitenkant te worden gezien. Dat was de stijl. De Amerikaanse landelijke architekten en timmerlieden lieten zich eind vorige eeuw inspireren door de grote Victoriaanse landhuizen en de Middeleeuwse Gotiek. Maar ze hadden nauwelijks stenen of smeedijzer tot hun beschikking. Ze moesten het met simpel hout, hamers en zagen doen. Op kleine schaal en met eigen kleine uitvindingen en nieuwigheden probeerden ze de door hen vereerde bouwmeesters na te doen. Het resultaat: ‘een lapwerk van invallen, ontleningen, bedrog, het interieur is een mengelmoes van goede bedoelingen zoiets als een laatste belachelijke poging om iets waardevols tot stand te brengen al is het maar op deze beperkte schaal,... (pp. 227-228).
De roman zelf kan ook als zodanig beschreven worden. Gaddis’ derde roman is een gothic novel à la Jane Eyre, kompleet met een afgesloten kamer in het spookachtige huis waarin McCandless allerlei geheimzinnige papieren die met Afrika te maken hebben (heeft hij daar vroeger een goudvindplaats ontdekt?) heeft opgeborgen. McCandless bezoekt zijn huis af en toe om een poging te wagen die chaotische papierwinkel op te ruimen. De film Jane Eyre, die uit 1943 met Orson Welles en Joan Fontaine, duikt niet toevallig ook even op als Elizabeth zich in haar kamer terugtrekt van het racistische geweld van haar echtgenoot (ze heeft dan nog niet de geheimzinnige McCandless - de Mr. Rochester van Carpenter's Gothic - ontmoet. Ze kijkt tv en ziet ‘Orson Welles envelopped in a riding cloak, fur collared, and steel clasped, with stern features and a heavy brow; his eyes and gathered eyebrows looked ireful and thwarted now demanding to know where's she'd come from, just below? do you mean that house with the battlements? pointing to Thornfield Hall, on which the moon cast a hoary gleam, bringing it out distinct and pale from the woods, that, by contrast with the western sky, now seemed one mass of shadow, demanding Whose house is it? Mister Rochester's. Do you know Mister Rochester? No, I have never seen him. Can you tell me where he is? I cannot...’ (p. 51)
Het spookachtige van de roman wordt versterkt doordat het ‘verhaal’ speelt rond Halloween (31 oktober), de avond die voorafgaat aan Allerheiligen (Alhallows) en die gevierd wordt met feestelijke maskerades. De personages in Carpenter's Gothic dragen bijna allemaal geheimzinnige, bedrieglijke maskers en spelen leugenachtige rollen.
Hoe meer de lezer denkt door te dringen tot het geheim van het labyrintische huis én van de roman, des te chaotischer, verwarder en gewelddadiger de verhaalontwikkeling wordt. Dingen raken zoek of gaan stuk, mensen stoten zich, morsen vaak, roken te veel of maken een fatale val. Ook straatovervallen en het neerschieten van een vliegtuig waarin een senator zit versterken de entropische sfeer, die de lezer juist wil tegengaan.
Geld is het enige dat Carpenter's Gothic nog enigszins bijeen houdt.
| |
| |
Het is de drijfveer achter het handelen van vooral Paul: ‘Work for money means you've got some respect for it,...’ (p. 18) Zelf maakt hij misbaar als de huishoudster voor haar eerlijke werk een eerlijke beloning verlangt, en steekt hij omkopingsgeld ($l0000) in eigen zak onder het mom dat het een voorschot is op een nog te schrijven boek. Elders in de roman zegt hij: ‘You don't leave the money to the kids you leave the kids to the money.’ (p. 98) Paul heeft zich ook aan het geld uitgeleverd. Alleen dat heeft waarde voor hem, de rest (andere waarden) is daaraan ondergeschikt. Hij leeft van een Vietnamveteranenpensioen en vooral van het geld van zijn vrouw.
Uiteindelijk is Carpenter's Gothic, net als Gaddis’ vorige romans, een boek over bedrog en oplichting op alle fronten (in de politiek, het onderwijs, de religie, de kunst).
Maar er is meer. Bijna elk personage koketteert met de gedachte een roman te schrijven (zie ook JR en The Recognitions), of is er vroeger al eens aan begonnen maar heeft niet doorgezet. Ze leven temidden van fikties. McCandless schijnt onder pseudoniem (gesuggereerd wordt Anatole France, maar dat is waarschijnlijk een mystifikatie) een roman afgescheiden te hebben. Een niet al te snugger uitgevallen personage, dat McCandless wil omkopen, levert kommentaar op dat boek, dat eindigt zoals Carpenter's Gothic eindigt: ‘Het eindigt niet het valt gewoon in stukken uiteen, het is gemeen en leeg zoals iedereen erin dat is heb je het daarom geschreven?’ (p. 139) Een ondubbelzinnig antwoord daarop hoeft de Gaddislezer niet te verwachten.
McCandless heeft, als geoloog, wel voor schoolencyclopedieën geschreven over de evolutieleer en Darwin. Maar wat gebeurde er? Zijn bijdragen werden zeer drastisch ingekort omdat veel scholen het Genesis-verhaal over het ontstaan van de aarde even belangrijk als leerstof vonden (en vinden!) als de wetenschappelijke kennis omtrent de geboorte van het zonnestelsel waarvan de aarde een onderdeeltje vormt. En Darwin is nog steeds dubieus (we stammen toch niet van de apen af?). McCandless houdt in Carpenter's Gothic een eigen kruistochtje tegen de (religieuze) domheid van de mensen en de wanorde in het onderwijs, tegen het analfabetisme in de Verenigde Staten, de georganiseerde stupiditeit die het van herhaling en geopenbaarde waarheden moet hebben. En het literaire analfabetisme? ‘Waarom lezen mensen romans? Om de binnenkant van het verhaal te kunnen binnendringen, de in het menselijke hart verborgen duistere passies op te sporen en hoe groter de penetratie van de privé-sfeer des te beter, daar win je prijzen mee (...) Daarmee wordt de Pulitzer Prize gewonnen het gaat niet over kunst, het gaat niet over literatuur, over iets dat blijft, het is de geest van de krant, wat er hier en nu is en waar je morgen de vis in verpakt,... (p. 221) Onmiskenbaar kritiek op de romanbrouwsels van de Irvings en de Hellers, die de toch al vluchtige aktualiteit in hun boeken tot oppervlakkig amusement vermalen.
| |
| |
Elizabeth Booth, vroeger aan een erotische roman begonnen maar die nooit afgemaakt, wordt geprest om weg te lopen van Paul, die haar afbekt en haar als sloof en telefoonbeantwoordster gebruikt. Waarom blijft ze, tot het einde, zijn pogingen projekten van de grond te krijgen gadeslaan? Tegen haar broer zegt ze: ‘Nee ik bedoel het is, er gebeurt niets tot hij binnenkomt, ik weet niet wat het is, zo lang iets nog niet voltooid is voel je je leven het is alsof, ik bedoel misschien is het gewoon de angst dat er niets zal gebeuren...’ (p. 89) In de boeken van Gaddis gebeurt van alles, en kan er nog van alles gebeuren. Het gevoel dat het onvoltooide nog allerlei mogelijkheden biedt (het open kunstwerk) stond centraal in The Recognitions.
Carpenter's Gothic probeert op een literaire manier de chaotische verstrengeling tussen religie, politiek en de Amerikaanse ideologie van het geld en het daarmee gepaard gaande bedrog te analyseren. Een moeilijk boek derhalve? Niet voor de aktieve lezer. Saai? Welnee. De (zwarte) humor van de roman zit vooral verscholen in de wijze waarop William Gaddis de ‘gesprekken’ weergeeft (het bruuske onderbreken, de stopwoordjes, de ontsporingen, het gestuntel en gestotter, de misverstanden, het systematische niet-luisteren en langs elkaar heen praten).
De derde roman van Gaddis vormt een uitstekende inleiding voor lezers die nog opzien tegen de encyclopedische werken The Recognitions en JR.
| |
Beknopte bibliografie
Romans:
The Recognitions. New York 1955, Harcourt, Brace & Co. |
Jr. New York 1975, Alfred A. Knopf |
Carpenter's Gothic. New York 1985, Viking Press Artikelen: |
‘Stop Player. Joke No. 4.’ Atlantic Monthly, juli 1951, pp. 92-93 |
‘In the Zone.’ New York Times, 13 maart 1978, p. 21 |
‘The Rush for Second Place.’ Harper's, april 1981, pp. 31-39 |
| |
Over William Gaddis:
Charles Leslie Banning, ‘William Gaddis's JR: The Organization of Chaos and the Chaos of Organization.’ In: Paunch, 42/43, december 1975, pp. 153-165 |
Susan Strehle Klemter, ‘For a Very Small Audience: The Fiction of William Gaddis.’ In: Critique, jrg. 19, nr. 3 (1978), pp. 61-73 |
Thomas LeClair, ‘William Gaddis, JR and the Art of Excess.’ In: Modern Fiction Studies, nr. 27, winter 1981-1982 |
Steven Moore, ‘Chronological Difficulties in the Novels of William Gaddis.’ In: Critique, jrg. 22, nr. 1 (1980), pp. 79-91 |
Johan Thielemans, ‘Gaddis and the Novel of Entropy.’ In: TREMA (Travaux et Recherches sur le Monde Anglophone), nr. 2 (1977), pp. 97-107 |
Steven Weisburger, ‘Contra Naturam?: Usury in William Gaddis's JR.’ In: Genre, 13 (lente 1980), pp. 93-109 (herdrukt in: Money Talks: Language and Lucre in American Fiction, (red.) Norman Roy R. male, University of Oklahoma Press, 1981, pp. 93-109 |
Paul Casparie, ‘Onstuitbare woordenstromen: JR van William Gaddis.’ In: De Gids, jrg. 147, nr. 4 (1984), pp. 287-290 |
(zie voor meer sekundaire bibliografische gegevens mijn essay over The Recognitions, Raster 27/28, p. 239) |
|
|