Tenny Frank
Over ‘De zittende man in de gang’
‘Ik zal deze tekst, de eerste versie, in het jaar hebben geschreven dat ik het scenario van Hiroshima mon amour schreef. De zin: “Je doodt me. Je geeft me het goede” komt voor de eerste keer in deze tekst voor. Ik heb hem voor iemand geschreven. Ik heb hem tien jaar later verkocht aan een Engelse uitgever voor het bedrag van zeshonderdduizend oude francs. Hij zal wel vertaald zijn en zonder mijn naam verschenen in Londen of New York, ik weet het niet, ik heb mij er nooit mee bezig gehouden. Herhaaldelijk heb ik geprobeerd hem te herschrijven zonder erin te slagen. Inderdaad, in deze eerste versie, begeleidde de natuur om het huis alleen maar de beschreven gebeurtenissen, het was een mediterrane natuur die het gebeuren omringde maar niet voortzette. Het huis en ook de mensen bleven in een isolement dat voor mij niet te verdragen was. Lange tijd wist ik niet hoe ik de ruimte zou uitbreiden en vooral hoe ik haar elders zou hernemen, ver weg, in iets anders. En pas de laatste tijd, na de Aurélia's, bedacht ik hoe ik dat op natuurlijke wijze kon doen. Ik heb eerst de eindeloze uitgestrektheid van het landschap bedacht. En toen de liefde. De liefde was afwezig in de eerste tekst. Daarna bedacht ik dat de minnaars niet geïsoleerd waren maar zonder twijfel door mij gezien, en dat dit zien moest worden vermeld, in het gebeuren opgenomen. En toen, dat het orgasme plaats vond terwijl dat niet het geval was in de eerste versie. Tenslotte is L'Homme assis dans le couloir in zijn geheel herschreven met uitzondering misschien van tien woorden die onveranderd zijn gebleven.’
Dit commentaar van Marguerite Duras verscheen in 980 in de Cahiers du Cinéma, kort nadat eind april de tekst in boekvorm uitkwam.
Het is merkwaardig dat zij niet vermeldt dat in het herfstnummer 1962 van L'Arc een korte tekst is verschenen onder de titel L'Homme assis dans le couloir; sterker nog, zij beweert van deze tekst niets af te weten als we Marcelle Marini mogen geloven die de auteur hierover heeft aangesproken. Toch lezen we in L'Arc dat L'Homme assis dans le couloir een fragment is van Le Vice-consul de France à Calcutta, een roman die pas in 1966 als Le Vice-consul zou verschijnen. De vergelijking van beide teksten levert boeiende stof op voor wie zich voor de literaire ontwikkeling van deze schrijfster interesseert. Anders dan deze versie uit 1962 hebben we te maken met een hermetische tekst, waarvan sommigen de nadruk op het erotische en zelfs pornografische hebben willen leggen (zijzelf suggereert dat een oerversie bestemd was voor de angelsaksische pornografische markt).
Ik zie in deze tekst vooral een pro-