zelf onbeweeglijk in een foto wordt gevat, een lot vergelijkbaar met dat van de zakenman in Your Portrait en de verteller in de roman Beweegredenen van K. Schippers.
De metafysische strekking van Cortázar's verhaal is in Antonioni's film teruggebracht tot wat ik noemde ‘een simpele moord’. Het lijkt een grove vereenvoudiging (en de film zit vol modieuze scènes die oppervlakkig en aanstellerig aandoen) maar dat is het niet helemaal. Bij het lezen van het verhaal onderga je een sfeer van mysterie, van een langzame onthulling, van dreigend gevaar en meteen na het beëindigen van de laatste zin heb je de behoefte om het onmiddellijk nog eens te lezen omdat je het gevoel hebt dat je van alles is ontgaan, iets in de vorm dat je wel even opgevallen is maar waarvan de betekenis pas later is gaan mee spelen.
Dat gevoel dat er van alles door je vingers is geglipt, dat je getuige was van een mysterie dat zich nooit helemaal prijs geeft, dat brengt de film wel degelijk over, en na afloop twijfel je, net als de hoofdpersoon, en vraag je je af of je inderdaad wel dat lijk onder die boom hebt zien liggen en of op de tot de korrel uitvergrote foto eigenlijk wel iets te zien is geweest. Met het optreden van een levensechte duivel, attribuut uit de horrorfilm, was die broze sfeer van twijfel gemakkelijk tot iets huiveringwekkends of potsierlijks geworden. Toch was het experiment, zeker in dit geval, waarin het zo helder en ondubbelzinnig wordt aangegeven, de moeite van het proberen waard geweest.
Bijna tien jaar na de eerste kennismaking met zijn werk, leerde ik Cortázar persoonlijk kennen. Begin 1977 zocht ik hem op in zijn appartement aan de rue St. Honoré om hem te vragen of hij mee wilde werken aan een film over hemzelf en zijn schrijverschap. Ik had toen nog het idee dat de film vooral zou gaan over de rol van het toeval, wat ik met scènes uit zijn werk zou illustreren, maar in het latere voorstel beperkte ik me tot korte incidenten waarin simpele objecten zich ineens uit de werkelijkheid losmaken en een eigen leven gaan leiden.
De film is opgenomen in juni 1978.
Het grootste deel is gedraaid in het niet al te ruime appartement van Cortázar, hij onderwierp zich met een bewonderenswaardige kalmte aan de invasie van de filmploeg. Slechts één keer zag ik hem geïrriteerd, namelijk toen hij verzonken was in het beluisteren van een plaat van zijn geliefde tangozangeres Susana Rinaldi en ik hem bot daaruit trachtte los te rukken voor zoiets betrekkelijks als een filmopname.
De man die in de film op bezoek komt is Cortázar's vriend, collega en landgenoot Saúl Yurkievich. Hij is enige koppen kleiner dan Cortázar, maar maakt de indruk voortdurend met zijn hoofd in de wolken te lopen.
Wanneer hij in zijn gecompliceerde terminologie over Cortázar's werk spreekt lijkt het of hij ons mee wil voeren naar die hogere regionen, terwijl Cortázar zelf over het metafysische praat in simpele woorden, alsof het gaat om iets vanzelfsprekends dat overal om ons heen aanwezig is en zich ook op de begane grond manifes-