hier geen touw aan vastknopen. Maar hij blijft het proberen, mét volledige inzet van zijn besprekersintellekt!
En terwijl hij zo piekert gaat het stuk onverschrokken door met verschralen, personages verdwijnen onverklaarbaar, verbanden vallen weg, zolang tot het laatste spoor van zinnigheid is zoekgeraakt, en er uiteindelijk van die hele uiteengerafelde toestand nog slechts één speler op het toneel overblijft, een zo verregaand ongedefinieerd personage dat je niet eens meer kunt onderscheiden of het een man is dan wel een vrouw. Vijf minuten of langer blijft het daar zo zitten, in het schijnsel van één naargeestige groene spot, zonder een woord te spreken en zo roerloos dat het op de duur nog een ding is, meer niet.
Dan valt eindelijk het doek. Zoals te verwachten: geen applaus. Wel een doodse stilte die, vreemd genoeg, als met gespannen verwachting geladen aandoet. En in die ademloze stilte klinken, vanuit de koelissen, de plechtige bonkgeluiden waarmee naar aloud teatraal gebruik het opgaan van het doek en het begin van het stuk worden aangekondigd.
Maar geen doek gaat op ditmaal, en de Bespreker begrijpt waarom. In een flits heeft hij alles door! De handeling van dit stuk heeft zich van achter naar voor afgespeeld! En dat verklaart alles, tot en met de bizarre titel. Wat de Bespreker hield voor een zg. open begin, was in feite niet meer dan een open einde, zij het van de verkeerde kant bekeken. Dat was dus helemaal géén vondst van Bolutsjenko, hoegenaamd geen vernieuwer inderdaad, hij deed niet eens alsof!
De hipoteze van de Bespreker - dat het schijnbare slot in werkelijkheid het begin was - wordt bevestigd: hij kijkt op zijn horloge en het is halfnegen savonds, uur waarop normaal in deze schouwburg de vertoning aanvangt. De lichten in de zaal gaan branden, de aanwezigen staan recht en schuifelen achterwaarts buiten. Kijk maar: teneinde niet te struikelen hebben ze ogen in hun achterhoofd.
Ik mag beslist niet vergeten - neemt de Bespreker zich voor - mijn bespreking van deze opvoering achterwaarts te laten afdrukken: dáàr zal de hoofdredakteur niet van terughebben!
O nee? Dan heeft de Bespreker, hij lang niet van de domsten al zegt ie het zelf, toch maar half nagedacht deze keer. Die bespreking van hem is immers al lang en breed verschenen. En die schreef hij pas nadat hij ze