| |
| |
| |
Lawrence Raab
De treurverhalen van de wind
Vertaling: J. Bernlef
Slaap is een toestand waarin ik weiger iets van doen te hebben met de buitenwereld en mijn belangstelling ervoor heb opgegeven... Onze verhouding tot de wereld, die wij zo onwillig hebben betreden, lijkt alleen met onderbreking vol te houden...
Het lijkt alsof wij niet helemaal tot de wereld behoren, maar slechts voor twee derde; een derde deel van ons is tot op heden nog in het geheel niet geboren.
Sigmund Freud
Vorlesungen zur Einführung in die Psychoanalyse.
Nog even slapen, nog even sluimeren, nog even liggen met gevouwen handen
daar komt uw armoede over u als een snelle loper en uw gebrek als een gewapend man.
Spreuken 6:10
| |
| |
| |
1
Opnieuw die dreigende huisraadgeluiden!
Het gehaakte kleedje dat naar de deur toe schuift.
Stoelen die zachtjes schurken tegen het buro.
Boeken die van hun plaats afglijden.
's Morgens zijn er nog twee schilderijen
Ik ontdek vage sporen: landschap met
koeien, een riviertje, een berg;
een oude man met een baard.
Buiten op het gazon beklaag ik mij bij de manager.
‘Het uitzicht is niet zoals beloofd.
Er is iets mis met deze boeken.
En waar is mijn kamer gebleven?’
‘Ja, ja,’ antwoordt hij, ‘voor alles
| |
| |
| |
2
het fotootje dat jij me gaf.
Iedere keer dat de zon het aanraakt
Mijn werk gaat slecht hier.
Steeds het spoor bijster. Iedere dag
dingen die verder terugwijken
en nu ontsnapt het onderwerp me zelfs.
Spiegels? Zonnevlekken? Of gewoon het weer van alledag?
terugkeren van een onwaarschijnlijke afstand,
onderbroken door de treurwind
of de huidige lijst met excuses, of door nog een stoel
kletterend door de eetzaalramen.
Dan begint alles hetzelfde te zijn.
| |
| |
| |
3
Meer dan ik verwachten kon
Zelfs de plastic geraniums zijn verdwenen,
ofschoon ik gewend geraakt was
aan hun pure, onveranderlijke kleuren.
Wat de stad betreft kan ik weinig
toevoegen aan de andere brieven.
alsof ik daar zaken te doen heb.
Adressen en afspraken duiken op
naast het servet aan het ontbijt,
maar als ik lang genoeg blijf dralen
worden ze weer weggehaald.
Heb ik je over de anderen verteld?
M., die de hele dag kaarten tekent,
en R., met revolver, die weigert
tegen mij te spreken. Noch kom ik er achter
Niemand gaat meer naar het strand.
De vrolijke paraplu's zijn verdwenen.
De oceaan wordt kouder en stiller.
Voor vannacht is er sneeuw voorspeld.
Wat kan ik je nog meer vertellen?
| |
| |
| |
4
‘Nee, niet dood, Dokter. Dat lichaam
heeft helemaal nooit geleefd!’
Kleine vlammen sprongen van de elektroden.
Wapperend met zijn handen riep hij:
‘Jouw monsterlijke experiment
bedreigt de hele scheppingsorde!’
‘Ja! Elektriciteit is leven!
Ik stel mij een heel mensenras voor
dat maar één ding wil, elektriciteit!’
Bliksem knalde door het mechanisme.
‘Als het nodig is, honderdduizend megavolt!’
Toen herinnerde ik mij het slot van het verhaal -
dorpelingen optrekkend door het bos met hun
fakkels en hooivorken, en het monster
strompelend door het moeras naar de molen,
of het drijfzand, of terug naar
de zwarte krochten onder het lab.
‘Maar in wiens duisternis, o Dokter, zullen wij samenkomen?’
Eén enkele traan latend, haalde hij de fatale hendel over.
| |
| |
| |
5
Moeilijk binnenkomen, moeilijk
Weken gaan voorbij, maanden,
zo lijkt het althans. Jaren.
hoor ik voetstappen op de trap,
naar boven, naar beneden.
Ik kies een beschrijving,
Het ingewikkelde mechanisme van de regen!
De slimme valstrikken der autochtonen!
De grillige, zwenkende vleermuizenvlucht!
En tenslotte een klop op de deur.
‘Ik zag licht, dus ben ik binnengekomen.’
Het doet er niet toe, antwoord ik.
Niets doet er toe behalve
dat je bent teruggekomen.
Maar van deze uitvinding, zo noteer ik,
Morgen zullen al deze bladzijden onbeschreven zijn.
| |
| |
| |
6
Ik bereken de resterende keuzes
nu alle voorbereidingen gevlogen zijn.
Ik blijf vergaren wat van pas kan komen,
maar dingen blijven niet meer op hun plaats.
M. vertelt mij, ‘Als de sneeuw komt speelt ze
maar niemand die het gelooft.’
Zelfs mijn eigen notities verbijsteren mij:
‘Ik moet de diamanten hebben. Of:
Overweeg: de treurverhalen van de wind.’
‘Toen het monster de eerste fakkel zag,’
zegt M., ‘peinsde het er niet over
tegen die prijs het leven te willen.
Het opgelapte hart pompt onafgebroken.
Maar een gedeelte van ons leven kwam nooit aan het licht.’
Toen ik je foto tevoorschijn haalde
was je bijkans verdwenen,
alsof je daar niet was geweest,
| |
| |
| |
7
Reusachtige sneeuwmannen doken in de parken op.
Afgelopen nacht zag ik mijzelf
door de sneeuwruïnes dwalen.
Het laboratorium had ik opgegeven,
de notitieboeken begraven.
Ofschoon er in ieder van hen wel iets
stond waar ik zeker van zijn kon.
Maar waar kon ik om vragen?
Ik heb hier nooit willen leven.
Kon ik maar een ander land verzinnen!
Kon ik maar aan niets denken
dan aan de perfekte levens van vreemden.
| |
| |
| |
8
Toen mijn eigen stem mij vond
had ze iets belangrijks zoekgemaakt.
had je 't voor het laatst? Denk na!
Maar ze wil het zich niet te binnen brengen.
Op mijn tafel: de vorm van een raam
met een blauwe kruik en één enkele wolk.
Zelfs het weer is meester over zijn grillen,
zoals de slaap over zijn kompartimenten en het
Je bent in de steek gelaten, altijd in de steek gelaten.
Aan het eind van mijn woorden
valt er voor jou niets meer te zeggen.
Ik had het moeten verwachten.
| |
| |
| |
9
de gewapende man die nooit iets zegt,
in dit hotel aan de waterkant,
waar wat wij ook vermogen te ontdekken
door wat het ons laat zien.
Samen wandelen wij de winter in.
Zijn licht richt zich op ons
met honderd scherpe richels.
| |
| |
| |
10
Onvertrouwd terrein spreidt zich uit naar alle kanten.
Wij passeren de sneeuwmannen met hun blinde, stukgeslagen smoelen.
Wij passeren de Dokter. ‘Wat betekent één leven,’
zegt hij, ‘in dienst van dergelijke mysteries?
Kijk naar het hart, het hart!’
Wij passeren de oude man met de baard.
Hij zegt dat hij je vader was.
Hij zegt, ‘Mij treft geen blaam. Laat mij door.’
De lange metgezel ontvouwt zijn kaarten
terwijl sneeuw ons probeert te omsingelen
met haar bleke warhoofderijen.
Maar dat is een oude truc
en ik weet het weerwoord.
Kijk, als ik mijn handen openvouw
vullen ze zich met gekompliceerde vermommingen,
alles dat ik heb weten te redden, alles
dat ik tot onze redding heb bedacht.
Deze kant op, antwoordt de treurwind.
De storm wijkt voor ons uiteen en
Deze kant op, deze kant op.
|
|