Deze triade van kristal, licht en water, al te vinden in de oudste mystiek, duikt ook geregeld op in de briefwisseling die enkele architecten en beeldende kunstenaars onderhielden (‘Die gläserne Kette’) op initiatief van de eerder genoemde Bruno Taut. Het resultaat was een verzameling tekeningen en teksten die zuiverheid van ontwerp paarden aan volstrekte onuitvoerbaarheid: imaginaire architectuur die de souvereiniteit van de verbeelding plaatste naast een praktijk van aan enge normen gebonden sociale woningbouw.
Inspiratie putte de ‘Gläserne Kette’ onder meer uit het boekje Glasarchitektur (1914) van de fantastische schrijver Paul Scheerbart, een vriend en stadgenoot van Taut. In tegenstelling tot de fantasieën van Tauts collega's heeft Scheerbarts ontwerp wél een utopisch karakter. Met distantie en zelfironie, kwaliteiten die men niet vaak tegenkomt in beschrijvingen van utopieën, geeft Scheerbart een visioen van een lichtende, doorschijnende wereld, waarvan het uiterlijk door wisselende lichtschijnsels en -weerkaatsingen gedurig in beweging is. De bewoners van die wereld zouden, naar Scheerbart dacht, navenant kalmer en uitgebalanceerder door het leven gaan. Scheerbarts architectuur, gezien ook de vele architectonische beschrijvingen in zijn romans en novellen kan men daarvan wel degelijk spreken, is er een van beweging, openheid en zichtbaarheid. Ze is het resultaat van in hoofdzaak esthetische overwegingen en vertoont de wonde plek van alle utopieën: alleen een mens die door de ‘nieuwe’ samenleving al gevormd is, kan er in functioneren.
Hoe zo'n toekomstige wereld bevolkt door twintigste-eeuwers er zou kunnen uitzien, schetst Eisenstein in zijn scenario-aantekeningen voor Glasshouse, een contra-utopie die geheel tegengestelde conclusies trekt uit het gegeven van een ‘glazen wereld’. Eisenstein toont een samenleving die niet gelouterd maar beschadigd is door haar leefomgeving.
Wie van de twee, Scheerbart of Eisenstein, het meest realistisch was, wordt duidelijk wanneer men de apotheose van de moderne glasarchitectuur in ogenschouw neemt, Ludwig Mies van der Rohes Seagram Building (1958). De immense glazen vliesgevel van het gebouw zou Scheerbart in verrukking hebben gebracht, maar het feit dat deze glazen wand door een spiegelende coating ondoorzichtig is gemaakt stelt Eisenstein in het gelijk. Met deze pervertering van het materiaal glas,