| |
| |
| |
Ir. P. Kuperus
PyQuRus - het GéGUSARIUM-888
Ir. Kuperus in gesprek met Johanneke van Slooten
‘Wanneer je wilt weten hoe de menselijke geest werkt, hoe het mogelijk is dat je over je toeren raakt, je langzaam weg kan zakken of waardoor die geest dan weer 's nachts aan het hollen slaat, kom je vanzelf uit bij de taal. Maar wat is denken? Dat zit bij mij nogal ingewikkeld in elkaar. Ik zág dat er vier verschillende soorten van denken (= USun) zijn, en ieder van die denkgedaanten (= DAN'ys) heeft zijn eigen manier van met de taal omgaan.’
Ing. P. Kuperus, zichzelf noemend PyQuRus (58 j.), heeft in de loop van de laatste tien jaar vol enthousiasme een eigen logica ontwikkeld, de zgn. 4'US-logica ofwel het viervoudige-denksysteem. In een zelfgebouwde drukkerij multipliceert hij in eigen beheer zijn QrUSerij (van: Creatief USun). Zijn werk bestaat uit een omvangrijk boek, vele kleine boekjes en pamfletten. Vanuit zijn huis, het GéGUSARIUM (Arium = plaats, GéGUSARIUM = de goede plaats waar de GUSologie bedreven wordt) verspreidt hij vervolgens deze zogeheten PyQuR-lectuur.
Het GéGUSARIUM (Gé of G8 = goed) van Kuperus onderscheidt zich aan de buitenkant alleen van de andere huizen door een raamaffiche, waarmee aandacht gevraagd wordt voor het - tot nu toe nog alleen uit zijn eigen familie bestaande - HUMATHEUS Genootschap. Zijn GUSologische BeẄEGing zou een weg, een mogelijke gedachtengang moeten vormen, die tot een fundamenteler denken over de mens en zijn psychologische achtergronden zou leiden. De blik die de mens vanuit zijn denkraam (z'n kraam) op zijn omgeving werpt, moed (= mag) tot het HEELuAL of wel HEELAL ‘BOEL’ verruimd worden waarna hij zich realiseert slechts tot één der MénsdeeLTJES!§§! te behoren. Zijn voornaamste, lyvige boekwerk heet dan ook GR8PL v. G8-BeẄEGing (= een greppel van een goede bewegging van je leven). Dit boek is alleen toegankelijk voor de Ware GUSers en daardoor uitsluitend beschikbaar voor vertrouwelijk gebruik. Kuperus vertelt gekscherend dat hij
| |
| |
aanvankelijk zelfs een test ontworpen had om zich ervan te kunnen verzekeren dat zijn intiemste teksten alleen onder de ogen van bedreven GUSologen zouden komen - zij die zijn geschriften niet verkeerd zullen verstaan. Maar die test was volgens Kuperus te moeilijk voor woorden, want dit GUS-BOEK, waarin hij zich ‘helemaal heeft laten gaan’ en waarvan hij zegt dat het hem ‘niet kan schelen of “mén” het allemaal wel begrijpt’, is een letterlijke en figuurlijke weerspiegeling van zijn geest.
Doordat zijn BOEK, vanwege de uitgebreide symbolentaal en de impliciet erin verwerkte denksystemen, zeer moeilijk te lezen is, is het alleen toegankelijk voor ingewijden. Het ziet uit alsof hij een OpZETelijke verduistering toepast, om de mensen ertoe te dwingen heel erg hun best te doen om zijn taal te BeGRIJPen, alvorens het te kunnen verstaan. De teksten lijken ‘gestoord’ omdat hij als stoorzender manipulaties aanbrengt en de taal bewust verstoort, in die zin dat hij de inhoudelijke achtergronden van de woorden uiteenrafelt om ze daarna weer opnieuw te componeren. Daardoor wordt ook het geijkte snelle leespatroon verstoord en wordt de lezer gedwongen N̈AUW- en K̈EURig de woorden afzonderlijk te Be-SCHOUWen en hun inhoud te dóórzien. Het is niet een taal die je moet leren, maar een DENK-discipline die je je eigen moet maken.
| |
| |
Uit zijn vele boekjes, zoals b.v. de Pret-Uur-Gids, blijkt dat hij het heel belangrijk vindt dat de lezer, na-denker, veel plezier beleeft aan het bestuderen van zijn verTAALde gedachten en zich zijn grapjes goed zal laten ‘S’-MAKEN. Kuperus die oorspronkelijk alles alleen voor zijn eigen genoegen en uit behoefte aan zelfanalyse geschreven heeft, is nu zo'n 5 jaar bezig zijn PyQuR-lectuur op grote schaal te verspreiden door het op te sturen naar de pers en psychiatrische inrichtingen en met zijn werk te gaan staan op boekenbeurzen en psychiatrische congressen. Hoewel hij bang is ingelijfd te worden bij één of andere bestaande geestelijke stroming - en dat ook zeker zal weigeren - hoopt hij wel dat zijn GUSologie de basis zal gaan vormen voor de nieuwe GéBeẄEGing, waarvan hij als geestelijke vader de denksoorten (DENKySORs) ‘toont’. Daar hij speculeert op de zelfwerkzaamheid van de lezers, hoopt hij ook dat zij zijn gedachtenloop kunnen volgen en op creatieve wijze voort zullen zetten, NONge‘DISCIPL’d.
Kuperus vertelt, behendig manoeuvrerend met zijn grote zware ‘LYF’ in de overvolle, kleine huiskamer, over zijn ‘dóórgang’ naar het schrijverschap: ‘Mijn achtergrond is nog al zwervend. Ik behoor tot degenen die hun puberteit in de oorlog hebben doorgemaakt, ondergedoken geweest zijn en zo een paar jaar in spanning hebben gezeten. Doordat je dan heel veel tijd hebt om ontzettend geconcentreerd na te denken over allerlei problemen bereik je een soort geestelijke groei.
| |
| |
| |
| |
Na de H.T.S. kreeg mijn leven een zwervende wending van de ene baan en plaats naar de andere. Mijn grootste wens was leraar te worden en nadat ik bij een ingenieursbureau gewerkt had, heb ik inderdaad een tijdje voor de klas gestaan.’ Hij zegt nadenkend: ‘Het is zo'n mooi vak: Weg- en waterbouw, utiliteitsbouw, betonconstructies, rivier en water, polders, wegen... Maar ik was natuurlijk geen gewone leraar. Ik paste niet in het team en daarom moest ik weg. Daarna kwam ik bij Waterstaat, als ambtenaar in een klein hoekje weggeschoven. Daar werd ik hondsdol van. Je ergert je kapot, het vreet je op en uiteindelijk word je ziek. Je hebt het eerst niet in de gaten, maar je krijgt allerlei zenuwachtigheidsverschijnselen. Je geest raakt op hol, je voelt je vreselijk beroerd. De regulatie van kou en hitte is in de war; de nachten vallen je het zwaarst, en dan na verloop van tijd zak je geestelijk weg. Ambtshalve moest ik naar een psychiater en nadat ik op psychische gronden werd afgekeurd, had ik ineens niets meer te doen... en ging ik in het wilde weg leven.
Doordat ik lijfelijk met die psychische verschijnselen in aanraking kwam, wilde ik weten hoe de menselijke geest werkt. Wat is een psychose en welke elementen kun je herkennen in die warboel van psychiatrische termen. Dan kom je door die aan- “dacht” voor dat soort theoretische woorden uit de boeken vanzelf uit bij de taal, en ontdekte ik dat de woorden zoveel achterliggende geestelijke, gevoelsmatige en inhoudelijke betekenissen hebben.’
Kuperus vraagt zich af of de uitdrukkingen ‘te mooi om waar te zijn?’ en ‘Te gek om los te lopen’ impliceren dat de ‘huidige zieken “uit-eigen-schuld” ziek zijn!’ en schrijft: ‘Dit is een vraag van mij als een “beschadigde” exlijder aan'n “hyper-esthetisch-syndroom’... d.w.z. zo naamden wetenschappelijke “desken” (die er geen-“moer”-van-begrijpen) deze “storing” in de “HOGER-psychische FUNCTIES”.’
| |
| |
Na zijn ontslag bij Waterstaat heeft Kuperus de taal van de ambtenaren, van het traditionele onderwijs en van de ‘denken’ (= deskundigen) als het ware afgeschaft. Hij haakt er nog wel op in, maar heeft haar zodanig vervormd, dat er een nieuwe eigen taal uit is ontstaan. Het is alsof hij zich niet meer thuis voelt in de gewone, algemene omgangstaal en daarom een soort anarchistische vrijplaats heeft gecreëerd, waar hij alles op zijn eigen manier kan zeggen - zoals hij dat zelf wil.
Kuperus: ‘Nadat ik 5 jaar allerhande boeken had gelezen, was het alsof ik alleen gegeten had. Totdat het materiaal als na een spijsvertering terug kwam en ik op een moment van totale ontspanning - ik lag op een open plek in het bos - een denkbeeldig iemand begon toe te spreken en mijn verwerkte gedachten op ging schrijven.’ Om te lezen en te schrijven trekt Kuperus zich terug in het ‘diepste van het bos’. Op een kleine bestelauto heeft hij een soort plastic hut gebouwd, waarin een bed, een keukentje en een schrijftafeltje staan. Zo kan hij dagen, maar soms ook wekenlang met zijn boeken en schrijfmachine in de bossen bivakkeren om zijn VOEL/DENK systeem uit te werken en te completeren. ‘Ik heb mij tien jaar lang de winters doorgelezen. Sinds de laatste vijf jaar ga ik de zomers terug naar het bos, niet alleen meer om te lezen, maar om mijn ydeeën te BOEK te stellen - in totale vrijheid en eenzaamheid. Zo kreeg ik steeds meer de vrijmoedigheid, eigen woorden te bedenken die uitdrukten wat ik wou zeggen.’
| |
| |
Hoewel Kuperus van mening is dat er geen onderscheid gemaakt zou moeten worden tussen geschreven en gesproken taal, loopt hij regelmatig naar zijn uitgebreide boekenkast om datgene - op schrift - te tonen, waar hij met bezieling over spreekt: zijn 8RDIGE-‘WYtaal SPELing (WYtS). P. Kuperus: ‘In GUSland, in mijn taalwereld, hanteer ik eigen GUSologische letterijen. Dat zijn in de “mén”-taal onbestaanbare woorden die ik tot een specifiek bestaan heb gebracht, omdat ze voor mij noodWEZENluk (i.p.v. noodZAKElijk) zijn om duidelijk en kernachtig over het wezenlijke, het psychische te kunnen schrijven. In mijn WY-taal-land kan je met die hulpwoorden via kennis en inzicht groeien naar dóórzicht, zodat je de psyche doorziet - wat er achter zit - en je wijzer wordt, wijder van geest. De GUS’-stand bevordert een RUIMBEWUSTZIJN; je krijgt een ruime blik, wordt ruimdenkend, in tegenstelling tot zij die een te nauwe geest heb-ben. Zij zijn bang, ang, zijn beangst.
In de WYtS spreek je op een wij e manier over Essentiële dingen, WOORDspel-SPEELenderwijs kan je zeggen dat de Woorden die je daar zoekt afkomstig zijn uit het WEZEN-oord. Het is een geestelijke werking waardoor zo'n Es-oord je invalt. Die GUSW88RDen heten mijn ‘Be'VAL's’, die bevallen mij. Het zijn ver-stand-woorden, geen BeGRIPun, want de nieuw gevonden BEVALige woorden kun je niet construeren, het valt je in. Je zit er gewoon als het ware tegenaan te drukken, de aandacht gericht op wijder en dan vallen de W88RDen je toe.
Terwijl Kuperus de hand voor de ogen slaat zegt hij: ‘Dit is ook het
| |
| |
gebaar van intueren, als bij intuïtie ervaren: de onmiddellijke, niet op BEGRIPsDENKen en REDEnering berustende overtuiging van een waarheid. Het heeft de betekenis van het sluiten van de ogen, want je ziet het in... oh nee, dat woordje “ziet” gebruik je hier natuurlijk niet.’ Hij opent zijn hand en kijkt ver voor zich uit. ‘Want ineens zág ik het...!!! Eigenlijk is het: je ziet het niet maar je weet daarna dat je het gezien hebt, dus het was een zag. Je kan nooit over het zien praten, want dat is zo kort, het is altijd een zag. Zo heeft ieder mens een aantal zags, wat tesamen vormt: zijn gezag. Mensen met gezag, daar gaat wat van uit, die zeggen de dingen wélgevormd. Dan hoor je dat er wat in zit: hij kletst dat niet zomaar. Daarentegen, als we praten over het Openbaar Gezag, is er sprake van taalverfysing (verviezing), want dan gaat het over die dooie diender die helemaal niks wezenlijks gezien heeft en toch ook gezag heeft.
Onder het mom van: “de taal is leven”, wordt het ook mogelijk gemaakt de taal te verzieken, te verfysen. Ik zeg fys, want het is niet vies maar vulgair. De taalverfysing is zelfs zo sterk, dat het woord sofist, wat waarheidsliefhebber betekent, tot drogredenaar, leugenaar verworden is. Dat heet dan herwaarderen. Het is niet jezelf ziekmaken maar het ziekelijk gebruiken van woorden; het een fyse, oneigenlijke betekenis geven. Als er in een woord een y of een q zit, als ik dat erin schrijf, dan is het daarmee een typisch woord dat bij mij hoort. Zo'n woord van mij (zoals “LYF”) zal nooit in de schrijfwijze van de “mén”-taal overgenomen worden, want daar is het te absurd voor. Dus daarmee beveilig ik het als het ware voor mijzelf, want, ja, al die woorden gaan op een gegeven moment wat anders betekenen. Als je ziet hoe die lieden die zich met de reclame bezighouden, over het DINGelijke, het DUSige praten als over eerlijke stofzuigers of vertrouwelijke automobielen, terwijl die woorden eerlijk en trouw, die horen niet op dat geDINGte, vóelt u. Dat zijn de rabouwen van 4-US-land. Zo kan ik u openlijk een boek tonen waarin een psycholoog zegt dat we het woord psyche maar beter konden vervangen door gedrag, omdat ze zich geen raad weten met die typische GUSymBs (GUSsymbolen) (termen waarmee je over die psyche kan praten).’
| |
| |
‘Wanneer we werkelijk tot de kern, de psyche, of het wezen van het zijn willen doordringen, moet je beschikken over goede woorden.’
Met een heftig gebaar wijst Kuperus naar de deurpost: ‘Dáár stond ik, in de gang, toen ik ineens door kreeg dat er woorden te bedenken zijn en te benoemen, die precies zeggen wat of iets ís. Dat zijn DUID. ‘ẅOORdun. Daarmee kan je DUID(ge)lijk en WáárACHTig over psychische dingen spreken, over datgene wat er achter steekt. Als je zegt: ‘Ik zal u dat eens breed uiteenzetten, dat woord ‘breed’ wordt hier dan overdrachtelijk gebruikt en DUIDt op iets psychisch. Dat was voor mij de dóórGANG.
Zoals bijvoorbeeld het woord conversatie, wanneer je dat uit elkaar haalt in con = samen en ‘vers’ (van het Latijnse vertere). Het heeft te maken met ronddraaien, wenden, zich-ergens-Ophouden of met verus=ẅaar. Dan beweer ík dat converseren op-hetzelfde-slaat als het SGZ (SamenWAARzijn). In tegenstelling tot discussiëren, dat is de boel uiteengooien, uitéénslaan; en debatteren is terugslaan. Kijk, dan heb je drie woorden die volgens van Dale hetzelfde betekenen terwijl ze toch een wezenlijk verschil in communicatietoestand weergeven.
‘Vaak zijn mensen zich niet BeWIST van woorden waar ze mee omgaan. Ze zijn zo gruwelijk traditioneel en behoudend. Mensen durven niet on-gewoon te zijn. Ze blijven gewoontig met de taal omgaan en kunnen zich niet ontwikkelen. Ze schrijven volgens de gewoonte en zijn zich niet BeẄIST van de WARE betekenis achter de woorden. Je “staat-ver” steld hoe” pro-Minents” FIGUREN in hun betogen zich baseren op wat in de boeken van DESKun (deskundigen)mRt (met betrekking tot) de betekenis-van-een-woord is GEDRÜKT. (omdat éne-Ẍ dat wilde). Vroeger dacht ik als “iedereen”: spreek je MOEdeRstaal” maar alleen in mijn geËIGENde Taal kan ik zeggen wat ík wil.’
| |
| |
‘Voor mij is het woordje SgynGeZegd (SGZ) de sleutel tot een andere manier van denken en formuleren: van de GUSlogische taalSPELing. De Nederlandse taal kent zoveel woorden waar je even bij stil zou moeten staan. Ik gebruik SGZ als leesteken. Zo ben ik de lezer tot hulp om even na te denken. Het is een waarschuwing: ‘Let er even op - dit moet je niet letterlijk nemen’.
Alle GUSige woorden zijn SgynGeZegd, daar zit een schijn in. Als ik het heb over oorlog of wraak, zit daar iets in wat ik zég, maar toch ook niet kan zeggen. Sommige mensen hebben daar geen begrip voor. Die vinden dan dat als er dingen zijn die je niet kan zeggen: ‘Hou je dan stil’. VerSCHRIKkelyk, want dit zijn juist wezenlijke dingen waar je hele BeSPIEGELingen over kan houden. Het Ware zit er achter verscholen.
Degene die het zegt weet het WARE wel, maar kan het niet verwoorden, wel DUIDen. Je kan er alleen in je toegeëigende GUSige termen WáárACHTIG over spreken of schrijven.’
| |
| |
‘Je mag je eigen ẅOORDen gebruiken, daar hoef je geen vergunning van de minister voor aan te vragen. Het mag - je eigen spelling hanteren en de letters zo groot en klein maken als je wilt. Doordat ik steeds meer gebruik ben gaan maken van “nog-niet-bestaande” woorden kreeg ik inééns door dat-je-dan gewoon-maar-zelf... “klank-dingen” moet creëren... voor je “eigen” gebruik... Daarmee zeg ik niet dat het uitsluitend gevoels (= NUS)-klanken zijn die helemaal geen begripmatige, naammatige en overdrachtelijke betekenis hebben. Dieren brengen NUS-ige klanken voort. In zoverre is de mens een dier, dat hij kan NUSen en DUSen. DUSen is het waarnemen, het aanwijsbare. Dat is het leren van: dat ding heet potlood, dus die klanken potlood, staan voor dat ding, maar je kan het ook begonia noemen. Wanneer je een naam hebt die tevens ook iets zégt van het ding, dan is het al meer dan een naam, want dan ligt er al BeGRIP in besloten en wordt het een JUSsymB (= JUSsymbool) wat begrip vertegenwoordigt, zoals lengte, breedte, logaritme; het begripmatige dat bij afspraak, per definitie zijn begripsinhoud heeft. Een BeGRIP, iets beGRIJPelijks kan je precies, exact definiëren, in tegenstelling tot de WEZENlijke dingen als revolutie en evolutie die men ook wel BeGRIPun noemt, maar waar je alleen een DUIDing van kan geven, omdat het niet precies is, maar WáárACHTig. Je kan nooit ten volle DUIDen wat de WAARHEID is.
Taal heeft veel meer functies dan alléén informatie over te brengen via de bestaande woorden. Voor het zakelijke leven is de taal geNORMaliseerd en ik kwam tot de ontdekking dat de officiële taal alleen maar verplicht is bij het onderwijs en voor de ambtenaren. Ik keek toen nog enorm op tegen DICHTerS die allang die TaalVRIJheid hadden; die DICHTerlijke vrijheid. Maar het zijn niet alleen de DICHTerS die vrij zijn om hun woorden te kiezen. Ik mag ook leven met de taal en die heb ik met mijn WYtaal een nieuw, eigen leven gegeven. Het ís mijn leven.’
| |
| |
Zo langzamerhand is Kuperus in zijn eigen taal gegroeid. Hij is de taal geworden, in zoverre dat hij niet alleen de taal als onderwerp heeft, maar zelf het onderwerp van taalonderzoek is - de taal als subject. In zijn woordkeus en frasering gaat hij zonder omschakeling van schrijfin spreektaal over en of hij nu een gewone brief schrijft of een ingewikkelde verhandeling over zijn 4'US-(DENK)systeem houdt, dan nog maakt hij geen onderscheid in formulering. Hij leeft in de totaliteit van zijn taalgebruik. Het weergeven van de uitspraken van Kuperus in zijn termen levert zowel typografisch als inhoudelijk veel problemen op. Ik kan daar niet te consequent in zijn, te ver in meegaan, want dan zou deze tekst op het eerste gezicht even onbegrijpelijk zijn als die van PyQuRus, die je pas kunt lezen als je zijn taal verstaat en zijn denksysteem kan doorgronden. Vaak weet ik niet of hij de dingen wel zo bedoelt als ik ze opschrijf - hier levert het woord beDOELt al een probleem op omdat Kuperus niet DOEL-matig, DOEL-gericht (JUSig) denkt. Maar als ik zeg: ik weet niet of hij deze tekst wel aan- of na-kan voelen, bedenk ik dat hij een hekel heeft aan de zgn. VOEL-praters. Er is geen woord meer dat je onbevangen kunt gebruiken. Bij ieder woord dat je uitspreekt word je je bewust (= BeWIST) van de achterliggende betekenissen, de origine van de samenstellende delen die een woord tot een beGRIP maken, die je dan vervolgens weer zou moeten vervangen door een BeVAL. Bij ieder woord moed (moeD = mag) je erbij stilstaan of hij zich er wel mee zou kunnen vereenzelvigen, het er mee ÉÉNs zou zijn. Kuperus zegt: ‘Mijn taal is niet te vertalen. Vaak vragen mensen: “waarom zeg je het niet gewóón, maar dat kan nu juist niet - daarom heb ik mijn eigen taal gemaakt.”
| |
| |
Kuperus: “Er bestaat niet zoiets als een afgeronde taal. Zij is niet door de syntaxis bedacht, maar door het spreken ontstaat de taalbouw. Het is een levend organisme dat zich blijft ontwikkelen en mijn taal ís filosofie: het minnen van het Ware - de BeGEERte naar WYSheid. En mijn manier van taalgebruik is een instrument van die filosofie en een goed gereedschap is het halve werk.”
De in zijn taalwereld meest geslaagde formulering is zo particulier dat ze voor de buitenwereld, die niet tot zijn taalkring behoort, geen betekenisvolle mededeling meer oplevert. De woorden zijn voor hem tot visuele objecten geworden en komen los te staan van hun inhoud. Kuperus modelleert de NORM-taal, die voor hem niet primair een communicatiemiddel is, door deze als instrumentarium te gebruiken bij het verhalen over zijn wereldbeeld als geestesproduct. De machinerie van zijn taal dient daarbij wel als voertuig van zijn gedachten, maar deze constructie mag niet leiden tot een inhoudelijk juist (= JUSig) BeGRIP van de ZAAK. Alleen als zijn werkje WEZENlijk BeVALt, kun je op de HOOGte komen van zijn DENKtrant.
Kuperus verbouwt de taal, zo lijkt het, om de lezer voortdurend te ontregelen in zijn stereotype leesgedrag. Hij heeft niet veel waardering voor het vergaren van kennis door aanleren (het krijgen van KEN-weet, wat dan vervolgens WEN-weet wordt). Kuperus: ‘Een aangeleerde manier van denken leidt tot misverstanden, en de taal zit daar dan vast. WAARnemen vind ik ook een fout woord. Het is KEN-nemen, want
| |
| |
van feitelijke zaken neem je kennis en de WAARheid word je gewaar. Een BeGRIP neem je niet KEN - dat is BeGRIJP-weten. Door dit soort onderscheid te maken kun je tenminste praten over het verschil tussen het aanleren van DUS-weet, het begrijpen van JUS-weet en het verstaan van GUS-weet.
De WY-taal is een wetenschap, want het zijn WEETingen die geSCHAPEN zijn, en in mijn WEET-honger zoek ik naar nieuwe BEVALs en SymBOOLun (van samenballen, samengooien, samenvallen). Een symbool is een tussenvorm, een schrijfvorm om je yDEEun vast te leggen.’
‘De Nederlandse taal is nou eenmaal klein en daar kunnen veel meer nuances in zitten. Daar is nooit “dacht” aan besteed en daarom doe ik dat o.a. in Myn-SPELy. Omdat ik vind dat die taal uitgebouwd kan worden, heb ik mijn eigen SPELings-“techniek” en maak ik al die aanvullingen. Trouwens, iedere wetenschap heeft nieuwe woorden nodig. De Eskimo's hebben geloof ik 15 woorden voor sneeuw en wij maar één. En daarbij zit ik op dat psychische gebied, waar ik dan altijd weer uitdrukkingsvormen tekort kom. Maar soms kan ik terugvallen op oudere vondsten van woordcombinaties, woordopsplitsingen of vormen zoals “discussiëren, debatteren en converseren”. Er valt uit VREEMDeWoordenboeken m.i. imméns-veel te leren, en zo langzamerhand heb ik al snuffelend een enorme waardering gekregen voor het Latijn; daar kan ik eindeloos veel uit putten. Het Latijns woordenboek vind ik dan ook werkelijk een héérlijk boek.’
| |
| |
Volgens Kuperus beheerst zijn 4-voudige denksysteem en de daaraan gekoppelde taal zijn leven, omdat zijn levensfylosofie daarin letterlijk en figuurlijk weerspiegeld wordt. Om alle verschillende, persoonlijke lettertypen en leestekens op zijn manier te kunnen plaatsen, heeft hij zijn typemachine speciaal laten ombouwen zodat de typografie haast de waarde krijgt van een eigen handschrift.
Kuperus: ‘Drie jaar ben ik bezig geweest met het in het klad schrijven van mijn verhaal. Ik zag die berg losse vellen en dacht: “Ik kom er nooit meer uit”. Doordat ik alles wat in mij opborrelde wilde opschrijven en steeds weer veranderde, ben ik er nog twee jaar mee bezig geweest om het in het net te schrijven. En daar ligt dan uiteindelijk het BOEK, u kunt het pakken.’ Hoewel ik geen ingewijde GUSer ben, mag ik toch dit boek met zijn vele honderden, zeer dicht beschreven pagina's inzien. Op het eerste gezicht maken de in rode inkt dichtbedrukte bladzijden een barokke indruk. Er is praktisch geen millimeter ongemoeid gelaten en als er toch een kleine spatie zou dreigen te ontstaan, heeft Kuperus daar wel weer een een aan̈DACHT̈ opeisend leestekentje neergezet. Daardoor lijken de bladspiegels, door het optisch effect van de verschillende lettertypen, geheel bedekt te zijn met wriemelende rode mieren. De vele blokken zijn onderverdeeld in onregelmatig en verschillend omlijnde vakjes, die op hun beurt steeds weer anders opgebouwd en vormgegeven zijn, en zo is het alsof Kuperus vrij associërend van het éne (in het begin nog niet beVATtelijke) onderwerp naar het andere overspringt. Aanvankelijk is het niet duidelijk hoe de zinnen opgebouwd zijn en wat al die eigen-aardige woorden, de vele afkortingen, condenseringen en symbolen betekenen. Later blijkt dan ook, dat
| |
| |
er heel wat ‘KEN-weet’ en ‘GUS-weet’ nodig is om de tekst te kunnen lezen - laat staan te beGUSun.
Al zijn geschriften zijn in rood afgedrukt, want dit is de kleur van het bloed, en wanneer je zijn teksten aanraakt, vervloeit het rood van de inkt met de kleur van je handen. ‘Dan loop je, nadat je mijn boekjes gelezen hebt, niet dagenlang met rouwrandjes en met zwarte vingers, zoals dat met zwarte inkt het geval geweest zou zijn. Ik heb het voor mijn genoegen geschreven en hoop ook dat de mensen het S'MAAKelijk kunnen lezen.’
Kuperus: ‘Ik schrijf weliswaar voor mijzelf, maar uiteindelijk is het toch tegen iemand, een lezer, gericht en dan wil je als het ware schokkeren, of uitlokkend kunnen doen, dat je de aandacht vestigt op “hier is iets bijzonders aan de hand”. Dat kan je niet doen in de “Mén”-taal, want je moet gewoon-echt-stóten en dat doe ik door de dingen juist in segmenten te zeggen. In het algemeen zijn het de grote beGRIJPers en de grote beHOORders die zeggen: “je moet zo schrijven dat iemand dat makkelijk kan lezen”. Dan zeg ik “nee”, ik heb niks tegen gemak, maar ik vind dat je zó aanDACHTig moet lezen, dat je het goed kan vatten. Ik richt mij wel op het praktische, tong-&-tand-elijke spraak-gemáák (“gemak”) en dan krijg je die klemtoontjes, grote en kleine lettertypen, wegzakkende- of verhoogde lettertjes, spaties, allerhande leestekens en bepaalde vormen van smeer in de taal.
Ik gebruik vaak tongtandelijke smeerletters, zoals een tussengevoegd y-tje, u-tje, i-tje of e-tje. Door essentiële klemtonen aan te brengen, kun je de mooie dingen die je gevonden hebt ook echt klemmend tónen, en krijgen de woorden waar je anders overheen leest een echte eigen betekenis. Ik heb sommige van mijn oorspronkelijke losse blaadjes ook “QLEMys” (spreek uit: klemmie) genoemd, want het zijn klemmende dingen. Dan staan daar bepaalde woorden die in díe ZIN een klemtoon moeten hebben, wat ik dan bijvoorbeeld doe door hem omhoog te schrijven. “QLEMy” schrijf ik met een “q” omdat het een letter is die we wel hebben, maar nooit gebruiken en ik er daardoor iets particuliers mee kan DUIDen. Als ik bijvoorbeeld wil zeggen dat iemand een heel speciale, unieke kever is, zeg ik: hij is een “gever”. QLEMy spreek je uit als klemmie, want als ik een grote Medeklinker gebruik hoef ik hem niet te verdubbelen, en door dat gezellige smeer-y-tje te
| |
| |
verlagen, klein te maken, ligt het vanzelf zó in de mond. Maar met de “y” in DUID(e)lyk geef ik aan dat als je iets duidt, het SgynGeZegd is: wél, maar toch ook níet gelyk is. Zoals je nooit DUID(ge)lyk over politieke of sociale vraagstukken kan praten.
In GUSland ga je niet om met redenen en regels, maar je moeD wel WILen. Nu schrijf ik moet met een “D”. Dat is zachter en geeft aan dat het mág en niet dat het zo “BeHOORt” want dat is weer zo'n typische term die een ellendige maatschappelijke achtergrond heeft en je opgedrongen wordt. Naar mijn 'S-MAAK (met de S van essentieel) gaan de GUSige dingen van nature goed (= na't uur van conceptie) zoals ze “moge-“gelijk” zijn. Iedereen die GUSologisch bezig wil zijn heeft de vrijheid, naar mijn maatstaven, te schrijven wat hij/zij wil, naar wat hem/haar goed dunkt. Datgene wat hij/zij ziet of wil tonen, zodat het naar zijn/haar smaak het beste overkomt en hij/zij afhankelijk is van welk publiek, welke SPELings golfbeWEGing hij/zij wil gebruiken.’
Kuperus schrijft woorden op vele verschillende wijzen; afhankelijk van plaats, context, woordcombinatie, directe of indirecte betekenis, achtergrond of visuele factoren. Bijv. verWOORDun, SymBs, woordSymBOOLun, SgUID'woord (SgynGeZegd-DUID-woord) ẅOORDun, ver'WoordSPELun, QORDige-8ord's (beGUSbare woorden, NON.be-grijp-elijk, van de 4e, Quadr-ORDE.ig) WEZENweetGEWOORTE, ẅ88RDs, W88RDun, GUSymB=NONbegrijpelijk ‘verstaanbaar’ 8ord.
| |
| |
Kuperus: ‘Ik schrijf 8Ord (spreek uit Hord), want woorden leiden via hindernissen ergens naar toe. Het zijn reeksen letters als koorden van klanken die je moet Horen. Er zijn klankrijen zoals au of zoals b.v. NUSige woorden van een baby die onbewust uit het denken voortkomen. Bij zulke gevoelsmatige woorden als godverdomme of oh, verrukkelijk, houd ik mij in de SPELing ook aan zo'n uit-druk-ing en schrijf ik dat fonetisch achter elkaar - met verhogingen en verlagingen. In die golfbeweging leg ik al díe emoties.
Wanneer ik een woord met een oneindigheidsteken (‘8’) schrijf, is dat een soort joker, die kan allerlei mogelijke letterklanken hebben en daarmee wil ik aangeven dat dit woord wil zeggen: pás op, ‘Let Op’, dit is alleen voor mij, daar zit-‘ik’-in, daar moet je wel goed bij nadenken. Veel van de DENK-gedaanten worden met de joker-letter ‘8’ geschreven, zoals de Fy8AAM'S̈Öers, waartoe o.a. behoren de FIXeFYvas met hun NEByTEESun (= een wetenschapper, feiten fixerend met nevelige hypothesen).
Zowel de Umlaut ‘..’ als het ‘8’ teken geven een geestelijke bezigheid aan en Kuperus die de ‘..’ op de ‘slag Armen’ van zijn typemachine verḦÖÖG̈t heeft om de umlaut ook op de hoofdletters te kunnen plaatsen, zegt: ‘Ik schrijf 8ord (= woord) met een ‘8’ als het om verstá-woorden gaat. De goede verstaander néémt de dingen niet waar, maar wórdt de DUID-‘(e)lyke’ utTekenis geWAAR. Daarom noem ik de psychische dingen die je met DUID-woorden weergeeft ook ẄAARyẄOR's. Die moet je 's-nappen (es in de nap) of S'-maken. En smaken komt van gustare, proeven, dus vandaar dat ik op het woord GUSun (GU8un) ben gekomen voor essentiëel; dat is wezenlijk = GU8ig denken (USun). De gevoelswaarden van de woorden ga je voelen ende geestelijke waarden proeven.
Oorspronkelijk had ik voor GU8ig denken het woord WUSun van beWUSSTsein in het Duits, de verleden tijd van ich weiss is ich wusste, wat ‘ik WIST’ betekent. Daaraan pas ik mij aan en poneer in mijn GUSland, in mijn taalwereld, (die op het moment dat ik het schreef alléén van mij was) het woord BeWISTzijn. Als ik zeg ‘ik ben bewist’ is dat een weten dat ik weet - het typisch menselijke dat ons onderscheidt van het dier. Toen WUSun niet meer voldeed, kwam ik op GUSun, wat lekker in de mond ligt en ook nog iets betekent.
| |
| |
GUS8ords moet je niet begrijpen maar verstaan (verstehen) omdat je met je veŕ-stand de wereld op een afstand bekijkt (‘FER’STANelijk ge’zien), wijd in de ruimte. Geestelijk in een VERre-stand-staan is te preferen boven de dicht-bij-stand, NUSige Binnen Velse gevoelsstand of de JUSige ge-WIS setand, de zekere wiskundige stand, want het leven verloopt nou eenmaal niet zo logisch.’
De PretUurGids (= Pré'T Uur van ConCeptie, zoals de natuur zich na 't uur afspeelt) geeft PyQuRus een verhandeling over zijn 12 DENKgeDAANten, in de vorm van een dialoog tussen zichzelf en de PremySOFEN (= PréLEEForisch luistervolk... de ‘PROFEN’, maar de echte naam van deze ‘vóórmenselijke ietsen’, die vannietsweten en die hunkeren om te weten wat ze pas in hun Lééf-tijd nodig hebben, is ‘PremySOFEN van prae-emere-voornemen/kopen - denk aan ‘premie’ - en Gr. Sophia = wijsheid). Kuperus spreekt hier tot de mensen die noch een zaadje noch een eitje zijn, n.l. préZaadEi, waardoor niemand het zich persoonlijk hoeft aan te trekken. Hij schrijft ter inleiding in zijn PretUurGids: ‘Bij het zoeken naar een goed woord voor een “vóór”ZaadEi gedaante viel eerst de naam: “PréSEEMELtje”..., dat dra verbeterd werd tot: PreSEMOOF. Maar dát verbasterde tongtandelijk (gemak-eiijk) tot: “PreMISOOF”. Wat niets zegt, maar wel 'n “leuk” woord is en daarom leidde tot 't duidwoord: PremySOFEN = imaginaire verWYSingzoekers, welke ik een gedachtenrol laat meespelen.’
Kuperus vervolgt: ‘De idee-“vanger”, die a.h.w. weg is van alles-wat-wij-mensen mogen... wat bij/door ons moge-'gelijk’ is... (vandaar dat-'y-zich hier ‘MOOGy’ bij-naamt) kreeg de absurde gedachte dat óók-hij is ontstaan uit twee halve van-niets-wetende pré-mensjes.
‘Hij, MOOGy, alias PyQuRùs verdoet zijn tijd niet met een “Pré- | |
| |
ZaadEi-MOOGy” dialoog in die zin dat het een verknopen van vóóren nónvóórstelbare-“waarheden” zou inhouden. Zo-iets past niet in zijn kraam (= z'n Denk“raam”)...’
Kuperus voelt zich lyfelijk betrokken bij de taal. Terwijl hij spreekt, onderstreept, punctueert of spatiëert hij zijn woorden met tekenende gebaren. Omgekeerd laat hij de intonatie en timing, die hij in zijn geschreven tekst visueel tóónt door het leggen van accenten en het moduleren van zijn SGZ ‘Binnenvelse’ GUSige woorden, ook weer in zijn spreken tot uitdrukking komen. Hij heeft zich de Binnelyfse taal toegeëigend binnen zijn GUSige WYtaal. Het zijn woorden van hem ‘ZELF’, maar ook de gewone ‘NORM’-taal zit ingelyfd in GUSland - in zijn taalwereld. Hij heeft de ‘NORM’-woorden geïncorporeerd in zijn woorden (QORDige (van Corpus en Quadr-4'-ORDig) W88RDEN). De bestaande woorden zijn als het ware opgeslokt door het Corpus van het beGUSbare woordbeeld, van de oorspronkelijk gevonden betekenissen.
Volgens Kuperus is de wisselwerking tussen lichaam en geest zó direct, dat er geen sprake kan zijn van een splitsing. ‘Bovendien’, zo zegt hij,
| |
| |
‘Als je onze hersens of ons hart onder de microscoop legt, dan valt er helemaal geen onderscheid meer te maken tussen denken en voelen. We zíjn psychosomatisch, dat is één geheel. Daarom spel ik het mensenlyf - waarin gevoeld, benoemd, geanalyseerd wordt en waar gedachten ontwikkeld worden - als LYF. Ik wil met de “y” aangeven, dat de psyche en het lichaam twee onlosmakelijke elementen zijn, en met dat LYF heb ik ze beide in één ẅ88rd gevangen, dat van mij is.’ Hierbij maakt hij een opwaarts strijkend gebaar van de maag naar het hoofd. Steeds blijkt dat wanneer het onderwerp gevoel wordt aangeroerd, hij dit voelen tóch voornamelijk in de maagstreek situeert.
| |
| |
De schematische tekening die Kuperus heeft gemaakt van de ‘hoeGAANigheden’ van het menselijke wezen heet GUSologisch WEMySGEM (Wees-Een-Mens-Schema) toont niet de hoeDAANigheden van de mens, want je vraagt niet aan iemand: ‘hoe doé je het’, maar ‘hoe gáát het met je’. Hij wijst de verschillende symbolen in de tekening aan, terwijl hij zijn Vier-Voudige (of Vier Vouw- of 4'Us-)denksysteem met veel Wytaalkundige omzwervingen ‘ontvouwt’. Hij noemt het dan ook een ‘reis door de denksoorten’ (DENKySORs).
Kuperus: ‘Er zijn vier verschillende soorten van denken (= USun): het gevoelsmatige, zintuiglijke, begrijpelijke en het wezenlijke denken (NUSun, DUSun, JUSun en GUSun).
En ieder van die denk-gedaanten (DAN'ys) heeft zijn eigen, specifieke manier van met de taal omgaan.
Er wordt een heleboel in ons lichaam gedacht. Ons hartje klopt, de ingewanden werken, de zuurstof wisselt, dat gaat allemaal NUSig. Zoals hier bijvoorbeeld de zuurstofwisseling, de dood- en leefstof wisseling. Dat zijn de longen. En dit is de spijs en drank die erin en eruit gaat, wat ook invloed heeft op het denken. Die alcohol of iets anders werkt op de een of andere manier via het bloed door in de hypofyse. Dat is dat kleine aanhangseltje, onderaan je hersens, dat erwtje. Ik noem het MAG/WWW - het magische - dat is de Wissel Werking tussen je Ẅeg̈anen (de lichamelijke dingen, de materie en de geest. Je hebt organen, die gaan ORDelijk en je hebt ẅeganen, die gaan WEZENlijk. Kijk, normaal wordt er een onderscheid gemaakt tussen al die organen zoals je vingers, je hand, je lever, maar bloed is ook een orgaan - of is een ẅeg̈aan. Ik bedoel een lever gaat ook wezenlijk, die gaat ook niet wiskundig - logisch. Het is toch onbeGRIJP(e)lijk; je kan het je niet voorstellen en alles wat niet te vatten is, is wezenlijk. Ordelijk gaan alleen de dingen die van hout en staal, houten Klazig en mechanisch zijn, is mijn opvatting. Je NUSer is je VOEL-Ẅeg̈aan, daar voel je mee. NUSun komt van Nutrir-Nutricia-voeding-voedigdenken-opvoeden en voedsel. NUSig denken gaat onBeWIST. Als je slaapt denk je NUSig - dan wordt er overal in je lyf NUSig gedacht. Ik noem dat NUSig drenken. Het is heel die NUSige werking waar ik denken aan toevoeg. De driften zijn ook onbewust, zoals de zuchten - drankzucht - het zijn emotionele uitbewegende bewegingen. Alles wat iemand emotioneel doet, doet hij
| |
| |
NUSig; emotie van het Latijnse ex- en movere. De uitdrukking ‘hij zucht spontaan’ heeft daarentegen weer betrekking op een vrijwillige - en daardoor bewuste handeling. Die BeVALs - de GU8ymBs en de NUS- DUS- en JUSymbs lopen in de maatschappij door elkaar heen, die hebben in de ‘Mén’-taal dezelfde inhoudelijke betekenis. Zoals bijv. GEESTdrift - dat is je GUSer en je NUSer want de drift gaat met de geest gepaard.
Het Nederlandse-taal-onderwijs zou enorm uitgebreid moeten worden en er zou een volWAARDige TAAL moeten komen - een VierUs-taal, een Vier-Vouwig menselijke taal, want de mens is van nature Vier-Voudig, dat vind je overal in terug - in iedere goede filosofie.
De knutselaar PyQuRus bouwt niet alleen in gedachten en op schrift aan zijn DENK-bare Wereldbeeld. Om zijn 33 DENKgedaanten (DANy's) ergens onder te brengen heeft hij een perspex toren gemaakt, waarin zijn DANy's ‘geSTALD’ staan. Deze DANySTAL is een dóór-zichtige toren met 6 verdiepingen (vanwege-de 6ʺbewust-zijngra'den), zijvleugels en door schappen weer onderverdeelde DANy categorieën. Door middel van 33 etiketjes zijn de DANy's gerubriceerd en zijn hun eigenschappen en overheersende denkdisciplines van de toren af te lezen en kunnen er eindeloos veel combinaties gemaakt worden.
Kuperus schiet met zijn vinger razendsnel van het ene etiketje naar het andere en legt voortdurend andere verbanden in een geheimzinnige symbolen-taal. Hij noemt het dan ook zijn ‘geheimtaal’. Deze ingewikkelde onderscheidingen, beïnvloedingen, overlappingen of elkaar uitsluitende DENKsoorten (DENKySOR's) kunnen alleen nog met getallencombinaties, codes en afkortingen aangegeven worden. Hij geeft uitdrukkelijk geen menstypen weer, maar alleen hun denkwijzen. ‘Deze toren draagt de verzameling DANy's, de DAN-versammer heet dit ding in de wandeling.’ Kuperus fladdert met zijn handen over het DANySGEM (= denkgedaantenschema). Van Ma5 naar Ta4 via Schik 3-&-4 naar Ma 7-8-9, van La 3 en Da 9 naar Ra 5 en Ga 5.
Hij komt vervolgens van de NUSer op het DUSige denken = het aanzichtelijke denken, met de buitenkant van de dingen bezig zijn, het aanwijzen en benoemen. Het JUSige denken (dat komt van Juist lo- | |
| |
gisch denken), inzichtelijk denken, begrijpen wat er ín zit, constructieve, wiskundige manier van denken, dan kan je BeGRIJPelijk over de dingen spreken. Iemand die JUSig bezig is, doelbewust, wil met zijn Ego zijn doel bereiken en is Ego-istisch. En ten slotte het GUSige denken = het dóórzichtelijk denken. Je moet dóórzicht hebben in wat er achter zit. De goede verstaander (= GéGUSer) vindt door 's-MAAKdenken de WAARHEID en kan over het WEZENIyke spreken.
Kuperus zet de toren opzij: ‘Pas als je al je werktuigen, je zintuigen en je zijntuigen gebruikt, kan je 4'US-BeWIST worden. Één van de fynste GUSige termen vind ik het “SAMyTOEven”, dat is het samen beleven van het orgasme. Wanneer mensen geslachtsgemeenschap plegen, wordt het hele ẅeg̈anisme in gang gezet. De NUS8r-V̈LOE-ẅeg̈aan regelt alle BinnenLYFse GAANingen, maar dat kan alleen zijn gang gaan als het de RUIMte krijgt - als je GUS8r het wil. Een orgasme is niet iets wat je kan opwekken, maar wel kan tegenhouden door een JUSachtige verkramping van te véél willen. Daarom moeD je je volledig GUSig ontspannen, er rijp voor zijn om het te ontvangen. Iemand in een spanningstoestand belet een geZONd SAMyTOEFverkeer. Zo is de fanatikus niet direct in geluksland thuis. Die is geen EigenM̈AADsMAATige (= gelukkige) EigenLYF-YGENAAR (ELY). Als je moe en lusteloos bent of vervuld van haat en nijd komt het niet. Daarom is de ideale SAMyTOEF-houding de zuivere GUSige voel/ denk-gedaante, want het vertoeven is dan geen zinloos wachten maar een alert in vèr-wachting zijn, zodat je NON-spannen met je volle GUSver-stand en met GUSunWIL het NUSige over je laat komen.’
Kuperus legt zijn boek terug in de boekenkast, plaatst de DAN'ySTAL op het dressoir en slaat zijn WEMySGEM weer dicht: ‘“Mén” kan mijn werk natuurlijk op een literaire manier bekijken of aan een psychiatrische blik onderwerpen; in beide gevallen zal “Mén” mij een Byzarike man vinden, ook al zegt “Mén” dat ik crésie ben dan ráákt “mén” niet myn GEEST. De “GUS” zit in mijn bast en doordat ik in zoveel DENKsoorten over de waarheid kan denken en vanuit die DENKgedaanten kan zeggen wat ik GéWIL - geeft my dat de VRYHEID “gék” te doen - anders dan de anderen. En zachtjes aan is dat mijn tweede Natuur geworden.’
| |
| |
|
|