Mijn leven (16.1.1970)
(...) Op mijn zestiende ging ik van school af. Ik kon bij niemand in de leer komen. Vervolgens studeerde ik muziek, speelde piano bij mevrouw Göschel, en speelde tot mijn twintigste. Mevrouw Göschel is een aardige vrouw. Ik voederde dit pluimvee van de grootmoeder. Daarna speelde ik weer piano. Dat was de mooiste tijd. Daarna voederde ik weer de kippen en de krielhaan met gezin. Dat was toen ik achttien was. Het negentiende en twintigste jaar van mijn leven was ik thuis. Afgevoerd. Dat ging zo door tot mijn vijfentwintigste. Ten slotte kwam ik in de psychiatriese inrichting, mijn ouders waren de schuld van alles. Deze vijfentwintig jaar zal ik nooit vergeten. In de inrichting kwam ik in de tuinderij, waar ik tot het vijftigste levensjaar verbleef. Hier vierde