Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1982 (nrs. 21-24)(1982)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 143] [p. 143] Willem Jan Otten Drie gedichten De overbuurman rijmt Zij is alleen, in een wijd bed, éen verdieping lager ligt zij naast de warme binnenplaats, zij slaat haar boek nu dicht en staart, zoldering, herinnering. Zij weet niet dat ik kijk. Wij wonen in hetzelfde blok. Ik kleed mij uit, ik leg mij neer, en klik mijn gêne uit. We leven rijmend, denken paart aan denken, schikt zich naar wat wij niet mochten zien. Pas als haar schuine spijlen op mijn muur zijn uitgeknipt ben ik alleen - een man alleen die net als zij te wachten ligt op een gedachte om in op te gaan. [pagina 144] [p. 144] Mevrouw de aandacht Het boek ligt open op haar schoot, een meeuw getekend door een kind. Waar is zij als zij leest? Het boek kijkt diep haar ogen in, zij is de bladzij die zij leest, zij strijkt een vinger langs haar lip en likt de bladzij om. Een man, vlak bij, zij ziet hem niet, hij wil er zijn, hij leest haar aandacht af, liefst kuste hij haar frons, krulde hij de accolade van haar bovenlip, deelde hij haar stilte zonder, pats, het sluiten van haar boek. [pagina 145] [p. 145] Een laatste mist De dag is grijs, het water gaaf, oogwit van een blinde, spiegelloos. Gedragen door de pont wordt hij een schim, oevers wissen uit, er staat een druppel op zijn frons. Komt nu voorbij het witte schip. Hij ziet het niet, het moet er zijn, de witte muur van ronde raampjes, figuren wuivend zonder afscheid, in een diepte turend, altijd passagier. Het moet er zijn, hij ziet het niet. Vorige Volgende