| |
| |
| |
• Hans Tentije
• Na, naast elkaar
De golfslag bevroren, golven op 't moment
van vooroverslaan verstijfd - 't uitzicht hierop
zelfs door 't lekken van de vlammen heen te bewaren
slagschaduw van nooit meer spattend schuim
dat wat vastligt haast terugspoelt, laat zien
waar 't werkelijk om draait
maar onmerkbaar snel schokken de beelden verder
raast de branding als vuur door een mastbos
als in een ander, een ruller ogenblik, vertakt zich
de val van 't water, en daarachter, daar
aan voorbij rijst zinkwit de zee -
ijziger nog dan tevoren, een vroeger
| |
| |
Raakt zwarter en dieper glanzend
ingebrand naarmate 't zich in een steeds lichter
grijs dreigt te verliezen
in een zwart dat teert op verblinding -
met dichtgeknepen ogen een plaats van aankomst
te prikken, een zekerder uitgangspunt
korreliger uitvergroot, opnieuw te monteren
snijdt de weg die hiertussen ligt nauwelijks iets
duurzamers aan, wint aan scherpte
| |
| |
Kraaien vliegen op van een veraf kadaver -
door onverwacht dicht gebladerte overschaduwd
tegen 't zinderend uitzicht in te drinken
een enkele doornstruik, verschroeide
hellingen aan de overkant
trommelen rusteloos m'n vingers
‘...en woedend kapte hij de wijnranken
één voor één, verzette zich zo tegen de invoering
dat hij met blindheid werd geslagen
tenslotte inhakte op z'n enige zoon...’
een lichte bries, de geur van kamperfoelie
die zich mengt met die van opgediend eten
als plotseling langs de tafel een onthalsde
door eigen bloed besproete kip rent
die na nog geen dertig pas gegrepen wordt, een laars
op haar vleugels gezet dat de pennen kraken
't stollend vet, de van 't bord geschoven
botten, naar wat anders -
| |
| |
bij 't weggaan 't licht te zien
dat vanuit een openstaand keukenraam
valt op een helwit tussen twee bomen hangend laken
die maar niet wil verschijnen
of toch: - een schaduwspel van gedachten, in een flits
een hand die razendsnel veren plukt, een bungelende
kop recht houdt en de kam laat lillen
trekt daarachter ook maar aan de spier van een poot -
dichtgeklapt uitzicht, 't begin
van een steil en stenig pad
| |
| |
opgeschort ogenblik waarin ze in 't half-totaal
van zoiets totaal ongrijpbaars is klem gezet
valt ook aan 't kijken niet te ontkomen
strekt 't plein zich steen voor steen uit
en tegen de muur aangedrukt laat ze zich langzaam
onderuit zakken, schuift in plooien van tijd
haar zomerjurk tot aan haar middel op
angst overmant haar en in alle hitte
blijft 't beeld hardnekkig sneeuwen, vlekt
| |
| |
Vergeeld tot een volstrekter zwartwit
tot een eerder of later tijdstip, inmiddels een andere
vrouw die daar zit - schikt haar hoofddoek
heeft in haar wangen geknepen en wacht
met op haar schoot de bloemen uit de emmer
van de fotograaf, die instelt -
rechtop, haar adem ingehouden alsof 't werkelijk
om iets van eeuwigheid gaat
schampt 't op zoveel vluchtigs af dat na jaren
de achtergrond verreweg 't belangrijkste is geworden:
een geborduurd scherm, te idylliese voorstelling
(tussen al 't groen een pad dat naar een wit
kasteel leidt), twee bij twee meter hoogstens
onttrekt 't 't ingestorte huizenblok achter haar rug
gelukkig aan 't oog -dooiranden
die aan weerszijden heel goed zichtbaar zijn
vallen bij 't uitvergroten af
| |
| |
Nog geen dertig jaar later 's avonds te verdwalen in een buurt niet ver van de haven
But even if it had not fallen, even if it had never been
in een kafee lik ik de achterkant van de Caudillo
beschrijf de kleurrijk vertekende ansicht
't hoertje dat lachend over m'n schouder probeert mee te lezen
is amper twintig en mist een voortand
opgeruimd zijn de versperringen, opgeworpen
van straatstenen ooit, bagage uit spoorwegdepots
koffers met aarde en zand
‘...but even if it had not...’
geen passage, 't schip naar 't eiland vertrekt zonder ons
we kijken 't na, met een van de sjouwers; schor is hij tot op 't
stomme af, heeft een gaatje vlak boven z'n strottehoofd
een dun strookje verbandgaas erover, haast
hij spuugt vol verachting in 't water
| |
| |
‘Geflüchtet unter das dänische Strodach...’
schreef Brecht in '39 hier in Svendborg
en in de wasserette die hoort bij 't linkse kafee
draaien dan ook roodgeschilderde wasautomaten -
weg te varen - ‘Den Sund herunter
kommen die Fähren’ - steken op de kade de poten
van twee dode kalveren onder bruin dekzeil uit
maar na een uur sta ik midden op Aerø
een eiland groot genoeg voor wat ik weet en wil
vergeten - de rook die uit 't riet opkruipt
heeft dezelfde kleur als de lucht
zo'n plaats van verbanning
vanaf 't hoogste punt de zee aan drie kanten te zien
| |
| |
In haar pupillen verdubbelt zich verkleind
m'n verdwijnen, in haar lippen blijven de beten achter
zoals langzamerhand de rek uit 't elastiek
zal raken dat ik op haar buik liet terugspringen
worden ook de striemen minder en
nog zo tastbaar aanwezig nadat
wat aan gevoeligheid werd ontwikkeld te vroeg
is belicht, doodzwart is geworden
| |
| |
Van schots op schots, sommige treden
met drie of vier tegelijk, vanuit dit onhoudbare gezichtspunt
zwikken m'n enkels op keiharde kluiten
ontvelt 't gaan ieder schoeisel
staan in de voren dunne strepen ijs
wat er ligt tussen onthechting en afdruk
't profiel van een zool, de hardheid
aan voetstappen: na, naast elkaar
in een andere winter een lijster die z'n slakkehuis stukslaat
op de stenen, in een eendere windstilte
in steeds ruimere windingen 't ruisen van de zee -
vullen andere sporen deze op
|
|